ECLI:NL:RBGEL:2025:225

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 januari 2025
Publicatiedatum
16 januari 2025
Zaaknummer
058495-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting van 29 personen door een vermeende kozijnenverkoper met een gevangenisstraf van 12 maanden en toewijzing van benadeelde partij vorderingen

Op 16 januari 2025 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich voordeed als eigenaar van een bonafide kozijnenbedrijf. De verdachte heeft in de periode van 1 oktober 2018 tot en met 2 mei 2021 aan 29 personen geldbedragen afgetroggeld door hen te bewegen tot het doen van aanbetalingen voor kozijnen en andere goederen, die nooit zijn geleverd. In totaal heeft de verdachte bijna € 200.000,00 aan aanbetalingen ontvangen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan oplichting en gewoontewitwassen. De verdachte incasseerde de aanbetalingen en gebruikte een deel van het geld voor persoonlijke uitgaven, waaronder gokken in een casino en investeringen in Roemenië. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, en wees 24 vorderingen van benadeelde partijen toe. De rechtbank oordeelde dat de verdachte met zijn handelen niet alleen de slachtoffers financieel heeft benadeeld, maar ook hun vertrouwen heeft geschaad. De rechtbank hield rekening met de impact van de oplichting op de slachtoffers en de overschrijding van de redelijke termijn in de strafprocedure.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05.058495-22
Datum uitspraak : 16 januari 2025
Tegenspraak (artikel 279 Sv)
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1967 in [geboorteplaats] ,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland.
Raadsman: mr. B.J. Schadd, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2018 tot en met
2 mei 2021 te Arnhem en/of te Babberich (gemeente Zevenaar) en/of te Doetinchem en/of te Duiven en/of te Gaanderen (gemeente Doetinchem) en/of te Hoogvliet Rotterdam (gemeente Rotterdam) en/of te Huissen (gemeente Lingewaard) en/of te Oosterbeek (gemeente Renkum) en/of te Pernis Rotterdam (gemeente Rotterdam) en/of te Rotterdam en/of te Spijkenisse (gemeente Nissewaard) en/of te Wageningen en/of te Westervoort en/of te Zuid-Beijerland
(gemeente Hoeksche Waard) en/of te Voorthuizen (gemeente Barneveld) en/of Achterveld (gemeente Leusden), althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
- [slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, te weten een geldbedrag van € 5500,- (zijnde een aanbetaling) en/of
- [slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, te weten een geldbedrag van € 3563,45 (zijnde een aanbetaling) en/of
- [slachtoffer 3] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, te weten een geldbedrag van € 2915,- (zijnde een aanbetaling) en/of
- [slachtoffer 4] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, te weten een geldbedrag van € 3400,- (zijnde een aanbetaling) en/of
- [slachtoffer 5] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, te weten een geldbedrag van € 1500,- (zijnde een aanbetaling) en/of
- [slachtoffer 6] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, te weten een geldbedrag van € 9585,- (zijnde een aanbetaling) en/of
- [slachtoffer 7] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, te weten een geldbedrag van € 1050,- (zijnde een aanbetaling) en/of
- [slachtoffer 8] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, te weten een geldbedrag van € 3500,- (zijnde een aanbetaling) en/of
- [slachtoffer 9] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, te weten een geldbedrag van € 18500,- (zijnde een aanbetaling) en/of
- [slachtoffer 10] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, te weten een geldbedrag van € 13502,50,- (zijnde een aanbetaling) en/of
- [slachtoffer 11] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, te weten een geldbedrag van € 3150,- (zijnde een aanbetaling) en/of
- [slachtoffer 12] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, te weten een geldbedrag van € 3400 (zijnde een aanbetaling) en/of
- [slachtoffer 13] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, te weten een geldbedrag van € 16992,- (zijnde een aanbetaling) en/of
- [slachtoffer 14] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, te weten een geldbedrag van € 1760,- (zijnde een aanbetaling) en/of
- [slachtoffer 15] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, te weten een geldbedrag van € 4000,- (zijnde een aanbetaling) en/of
- [slachtoffer 16] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, te weten een geldbedrag van € 13188,03 (zijnde een aanbetaling) en/of
- [slachtoffer 17] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, te weten een geldbedrag van € 3800,- (zijnde een aanbetaling) en/of
- [slachtoffer 18] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, te weten een geldbedrag van € 16640,- (zijnde een aanbetaling) en/of
- [slachtoffer 19] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, te weten een geldbedrag van € 11824,- (zijnde een aanbetaling) en/of
- [slachtoffer 20] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, te weten een geldbedrag van € 3250,- (zijnde een aanbetaling) en/of
- [slachtoffer 21] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, te weten een geldbedrag van € 750,- (zijnde een aanbetaling) en/of
- [slachtoffer 22] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, te weten een geldbedrag van € 750,- (zijnde een aanbetaling) en/of
- [slachtoffer 23] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, te weten een geldbedrag van € 4150,- (zijnde een aanbetaling) en/of
- [slachtoffer 24] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, te weten een geldbedrag van € 4069,44 (zijnde een aanbetaling) en/of
- [slachtoffer 25] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, te weten een geldbedrag van € 7157,50 (zijnde een aanbetaling) en/of
- [slachtoffer 26] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, te weten een geldbedrag van € 932,50 (zijnde een aanbetaling),
- [slachtoffer 27] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, te weten een geldbedrag van € 5000,- (zijnde een aanbetaling),
- [slachtoffer 28] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, te weten een geldbedrag van € 7750,- (zijnde een aanbetaling),
- [slachtoffer 29] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, te weten een geldbedrag van € 24882,77,- (zijnde een aanbetaling),
hebbende verdachte (telkens) met vorenomschreven oogmerk — zakelijk weergegeven — valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- zich tegenover voornoemde perso(o)n(en) voorgedaan als betrouwbare ondernemer en/of bonafide eigenaar van [bedrijf 1] / bonafide verkoper van kozijnen en/of
- met voornoemde perso(o)n(en) een afspraak gemaakt om een of meer kozijn(en) in te meten en/of aan de hand van die afspraak een op maat gemaakte offerte heeft opgemaakt en/of
- ( vervolgens) met voornoemde perso(o)n(en) een overeenkomst gesloten tot levering en/of plaatsing van een of meer kozijn(en) en/of (rol/plissé)gordijn(en) en/of dakkappel(len) en/of de isolatie van de vloer(en) en/of het plaatsen van rooster(s), althans het uitvoeren van bouwwerkzaamheden en/of daarbij als voorwaarde heeft gesteld dat voornoemde bedrag(en) diende(n) te worden overgemaakt en/of betaald alvorens met die werkzaamheden zou worden
begonnen en/of
- ( vervolgens) met voornoemde perso(o)n(en) een leverdatum ingepland en/of
- ( vervolgens) niet (binnen de afgesproken termijn) is overgegaan tot het monteren/plaatsen van een of meer kozijn(en) en/of (rol/plissé)gordijn(en) en/of dakkappel(len) en/of de isolatie van de vloer(en) en/of het plaatsen van rooster(s), althans het uitvoeren van overeengekomen werkzaamheden en/of waardoor voornoemde perso(o)n(en) (telkens) werd(en) bewogen tot
bovenomschreven afgifte;
2
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2018 tot en met 2 mei 2021 te Arnhem en/of te Babberich (gemeente Zevenaar) en/of te Doetinchem en/of te Duiven en/of te Gaanderen (gemeente Doetinchem) en/of te Hoogvliet Rotterdam (gemeente Rotterdam) en/of te Huissen (gemeente Lingewaard) en/of te Oosterbeek (gemeente Renkum) en/of te Pernis Rotterdam (gemeente Rotterdam) en/of te Rotterdam en/of te Spijkenisse (gemeente Nissewaard) en/of te Wageningen en/of te Westervoort en/of te Zuid-Beijerland
(gemeente Hoeksche Waard) en/of te Voorthuizen (gemeente Barneveld) en/of Achterveld (gemeente Leusden), althans in Nederland, (telkens) opzettelijk een of meer geldbedrag(en), te weten (in totaal ongeveer) €196462,19 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] en/of [slachtoffer 6] en/of [slachtoffer 7] en/of [slachtoffer 8] en/of [slachtoffer 9] en/of [slachtoffer 10] en/of [slachtoffer 11] en/of [slachtoffer 12] en/of [slachtoffer 13] en/of [slachtoffer 14] en/of [slachtoffer 15] en/of [slachtoffer 16] en/of [slachtoffer 17] en/of [slachtoffer 18]
en/of [slachtoffer 19] en/of [slachtoffer 20] en/of [slachtoffer 21] en/of [slachtoffer 22] en/of [slachtoffer 23] en/of [slachtoffer 24] en/of [slachtoffer 25] en/of [slachtoffer 26] en/of [slachtoffer 27] en/of [slachtoffer 28] en/of [slachtoffer 29] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk(e) geldbedrag(en) verdachte (telkens) anders dan door misdrijf, ten onrechte op de rekening van zijn bedrijf [bedrijf 1] had gestort gekregen en/of contact had ontvangen, te weten als aanbetaling voor het leveren en/of plaatsen van een of meer kozijn(en) en/of (rol/plissé)gordijn(en) en/of dakkappel(len) en/of de isolatie van de vloer(en) en/of het plaatsen van rooster(s), wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
3
hij op een of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 oktober 2018 tot en met 2 mei 2021 te Arnhem en/of te Babberich (gemeente Zevenaar) en/of te Doetinchem en/of te Duiven en/of te Gaanderen (gemeente Doetinchem) en/of te Hoogvliet Rotterdam (gemeente Rotterdam) en/of te Huissen (gemeente Lingewaard) en/of te Oosterbeek (gemeente Renkum) en/of te Pernis Rotterdam (gemeente Rotterdam) en/of te Rotterdam en/of te Spijkenisse (gemeente Nissewaard) en/of te Wageningen en/of te Westervoort en/of te Zuid-Beijerland
(gemeente Hoeksche Waard) en/of te Voorthuizen (gemeente Barneveld) en/of Achterveld (gemeente Leusden), althans in Nederland, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt, althans heeft witgewassen immers heeft/hebben verdachte en/of haar mededader(s) (een) voorwerp(en), te weten een of meer geldbedrag(en) (van in totaal ongeveer) € 196462,19 euro verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te
weten genoemd(e) geldbedrag(en) gebruik gemaakt, terwijl hij wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat bovenomschreven voorwerp(en) -onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig (eigen) misdrijf.

2.Geldigheid van de dagvaarding

Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de dagvaarding ten aanzien van de feiten 1 en 2 innerlijk tegenstrijdig en dus nietig is. De onder die feiten ten laste gelegde oplichting en verduistering zijn immers delicten die elkaar uitsluiten. Het is voor de verdediging door deze tegenstrijdigheid onvoldoende duidelijk waartegen zij zich moet verweren.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich niet uitgelaten over het standpunt van de verdediging.
De beoordeling van de rechtbank
De rechtbank verwerpt het verweer. Het is op zichzelf juist dat feiten als deze – oplichting en verduistering – doorgaans in een ‘primair/subsidiair’ variant ten laste worden gelegd, onder één feit, hetgeen in deze zaak abusievelijk niet is gebeurd, zo heeft de officier van justitie ter terechtzitting in haar requisitoir naar voren gebracht. Dit leidt naar het oordeel van de rechtbank echter niet tot (partiële) nietigheid van de dagvaarding, nu uit het arrest van de Hoge Raad van 10 april 2012 (ECLI:NL:HR:2012:BV5575) kan worden afgeleid dat oplichting en verduistering in concrete omstandigheden ook naast elkaar kunnen bestaan. Daarnaast geldt in dit specifieke geval het volgende (zie ook rechtbank Gelderland 22 februari 2018, ECLI:NL:RBGEL:2018:
806). Onder de feiten 1 en 2 is een groot aantal personen genoemd van wie verdachte, zo heeft hij zelf verklaard, gelden heeft ontvangen. De vraag is of verdachte zich ten aanzien van het verkrijgen van deze gelden schuldig heeft gemaakt aan enig strafbaar feit. De rechtbank zal die vraag beantwoorden en zal, op basis van de tenlastelegging, eerst beoordelen of er bij die ontvangsten sprake is van oplichting. Indien de rechtbank tot het oordeel komt dat dit in een, meer of alle gevallen niet het geval is, zal zij beoordelen of verdachte zich dan wellicht schuldig heeft gemaakt aan verduistering. Het is dus mogelijk dat de feiten 1 en 2 naast elkaar bewezen kunnen worden verklaard ten aanzien van verschillende personen. Dit geldt temeer nu ten aanzien van sommige personen in de tenlastelegging de vraag aan de orde kan komen op welke titel verdachte geldbedragen van hen heeft ontvangen. Van innerlijke tegenstrijdigheid van de dagvaarding is naar het oordeel van de rechtbank derhalve geen sprake.
3. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten, met dien verstande dat ten aanzien van feit 1 geen sprake is van medeplegen. Van feit 2 dient verdachte te worden vrijgesproken.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. Dit omdat het in de tenlastelegging genoemde oogmerk ontbreekt ten aanzien van de feiten en 1 en 2 en er bij feit 3 geen sprake is van een eigen misdrijf en daarmee ook niet van witwassen.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Oplichting als bedoeld in artikel 326, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is het door aanwending van een oplichtingsmiddel (door het aannemen van een valse naam of van een valse hoedanigheid, door listige kunstgrepen of door een samenweefsel van verdichtsels) een ander bewegen tot bepaalde gedragingen, te weten de afgifte van een goed, het verlenen van een dienst, het beschikbaar stellen van gegevens, het aangaan van een schuld of het tenietdoen van een inschuld. Degene die zich aan oplichting schuldig maakt, handelt met het oogmerk om zichzelf of een ander wederrechtelijk te bevoordelen en bedient zich daartoe ten minste van één van de hiervoor genoemde oplichtingsmiddelen. Voor een bewezenverklaring van oplichting is blijkens genoemd artikel vereist dat iemand door een oplichtingsmiddel wordt ‘bewogen’ tot de in die bepaling bedoelde handelingen. Van het in het bestanddeel ‘bewegen’ tot uitdrukking gebrachte causaal verband is sprake als voldoende aannemelijk is dat het slachtoffer mede onder invloed van de door het desbetreffende oplichtingsmiddel in het leven geroepen onjuiste voorstelling van zaken is overgegaan tot een van de hiervoor genoemde gedragingen.
Het antwoord op de vraag of in een concreet geval het slachtoffer door een oplichtingsmiddel dat door de verdachte is gebezigd, is bewogen tot de in artikel 326, eerste lid, Sr bedoelde handeling, is afhankelijk van alle omstandigheden van het geval. Tot die omstandigheden behoren onder meer de vertrouwenwekkende aard, het aantal en de indringendheid van de (geheel of gedeeltelijk) onware mededelingen in hun onderlinge samenhang, de mate waarin de in het algemeen in het maatschappelijk verkeer vereiste omzichtigheid degene tot wie de mededelingen zijn gericht aanleiding had moeten geven de onwaarheid te onderkennen of zich daardoor niet te laten bedriegen en de persoonlijkheid van het slachtoffer.
De rechtbank stelt aan de hand van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
Door 29 personen is aangifte gedaan van oplichting in de periode oktober 2018 tot en met mei 2021. Zij wonen verspreid over Nederland. De volgende personen hebben een hierna te noemen geldbedrag aan verdachte (aan)betaald in ruil voor het leveren van de volgende goederen:
- [slachtoffer 1] heeft € 5.500,00 betaald voor kozijnen en deuren [2] ,
- [slachtoffer 2] heeft € 3.563,45 betaald voor kozijnen en een schuifpui [3] ,
- [slachtoffer 3] heeft € 2.915,00 betaald voor kozijnen [4] ,
- [slachtoffer 4] heeft € 3.400,00 betaald voor kozijnen [5] ,
- [slachtoffer 5] heeft € 1.500,00 betaald voor kozijnen [6] ,
- [slachtoffer 6] heeft € 9.585,00 betaald voor kozijnen [7] ,
- [slachtoffer 7] heeft € 1.050,00 betaald voor kozijnen [8] ,
- [slachtoffer 8] heeft € 3.500,00 betaald voor kozijnen [9] ,
- [slachtoffer 9] heeft € 18.500,00 betaald voor kozijnen [10] ,
- [slachtoffer 10] heeft € 13.250,00 betaald voor kozijnen [11] ,
- [slachtoffer 11] heeft € 3.150,00 betaald voor kozijnen [12] ,
- [slachtoffer 12] heeft € 3.400,00 betaald voor kozijnen [13] ,
- [slachtoffer 13] heeft € 16.992,00 betaald voor kozijnen [14] ,
- [slachtoffer 14] heeft € 1.760,00 betaald voor een achterdeur en een kozijn [15] ,
- [slachtoffer 15] heeft € 4.000,00 betaald voor kozijnen [16] ,
- [slachtoffer 16] heeft € 13.188,03 betaald voor kozijnen [17] ,
- [slachtoffer 17] heeft € 3.800,00 betaald voor kozijnen [18] ,
- [slachtoffer 18] heeft € 16.640,00 betaald voor kozijnen [19] ,
- [slachtoffer 19] heeft € 10.624,00 betaald voor kozijnen en een voordeur [20] ,
- [slachtoffer 20] heeft € 3.250,00 betaald voor kozijnen [21] ,
- [slachtoffer 21] heeft € 750,00 betaald voor kozijnen [22] ,
- [slachtoffer 22] heeft € 750,00 betaald voor kozijnen [23] ,
- [slachtoffer 23] heeft € 4.150,00 betaald voor kozijnen [24] ,
- [slachtoffer 24] heeft € 4.069,44 betaald voor kozijnen [25] ,
- [slachtoffer 25] heeft € 7.157,50 betaald voor een schuifpui en een kozijn [26]
- [slachtoffer 26] heeft € 932,50 betaald voor een kozijn [27] ,
- [slachtoffer 27] heeft € 5.000,00 betaald voor kozijnen en een plissé(rol)gordijn [28] ,
- [slachtoffer 28] heeft € 6.750,00 betaald voor kozijnen [29] , en
- [slachtoffer 29] heeft € 24.882,77 betaald voor kozijnen [30] .
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat verdachte hem vertelde dat hij voor zichzelf ging beginnen en dat hij iemand zocht die de boel kon inmeten en kozijnen kon plaatsen. Er is toen een vast bedrag per uur afgesproken, ongeveer veertig euro exclusief btw. Zij zijn bij alle metingen samen bij de klanten thuis geweest. Op een gegeven moment had [getuige 1] ongeveer vijftien adressen ingemeten. Hij wilde graag een factuur sturen en verdachte stelde voor om de factuur per opdracht in te leveren, na de plaatsing van de kozijnen. Toen de eerste bestellingen van de kozijnen geleverd zouden moeten worden, kwam corona. Verdachte kwam toen met de eerste smoesjes, dat de fabrieken dicht waren en de bestellingen later geleverd zouden worden. [getuige 1] geloofde dit toen nog. Vervolgens deed hij nog wat inmetingen. Een tijd later begon het te knagen en stuurde [getuige 1] in overleg met verdachte een factuur voor een bedrag van ongeveer tweeduizend euro. Na meerdere herinneringen en aanmaningen stuurde verdachte [getuige 1] een foto over de app met een mooi uitzicht. Verdachte gaf aan dat [getuige 1] naar zijn centen kon fluiten.
Als verdachte een opdracht had ontvangen van [website 1] , nam hij contact op met de klant en vertelde dan dat hij iemand liet komen die het in kwam meten. Omdat verdachte vrij groot en vrij dik is, deed hij het inmeten en het plaatsen van de kozijnen niet zelf. Hij vond het professioneler staan dat hij iemand had die voor hem werkte en dit werk deed. [31]
Verdachte werkte gedurende ongeveer anderhalf jaar tot juni 2019 bij [bedrijf 2] in Duitsland. [32] Daarna was verdachte bestuurder en enig aandeelhouder van [bedrijf 1] Hij heeft deze vennootschap opgericht op 3 oktober 2019. [33] Verdachte had een eigen website, ‘ [website 2] ’, en ook een abonnement bij het bedrijf [bedrijf 3] .
Vanaf de website ‘ [website 1] ’ kreeg hij zogenaamde leads binnen op zijn e-mailadres van klanten die geïnteresseerd waren in kozijnen, maar ook in een dakkapel of rolgordijnen. Aan de hand van deze leads maakte hij afspraken met klanten. Hij belde de klanten op en vertelde zijn verhaal. Het e-mailadres dat hij gebruikte voor het contact was [e-mailadres] . [getuige 1] had hij ingehuurd om de kozijnen in te meten en te monteren. De offertes maakte hijzelf. Hij stuurde een prijsaanbieding op via de mail en soms per post. De betalingen verliepen via de bank en kwamen binnen op naam van [bedrijf 1] De afspraken met betrekking tot aanbetalingen door klanten waren standaard 50% aanbetaling, 30% voor levering en 20% na levering of gedurende de levering.
Met de van klanten op zijn rekening ontvangen gelden heeft verdachte betalingen gedaan voor opdrachten en voor de beautysalon in Roemenië. Ook zijn daarvan eigen kosten gedekt en heeft hij privébetalingen gedaan. Een bedrag van bijna vijfendertigduizend euro is door verdachte uitgegeven bij het casino Big Apple in Zevenaar. Ook heeft hij aan een derde vijfduizend euro contant betaald en ging tweeëntwintigduizend euro naar de salarissen van de mensen van de beautysalon. Dat was in juni tot en met september 2020. Verder maakte verdachte twee keer een bedrag van vijftienhonderd euro over naar [getuige 3] . [34]
De rechtbank constateert op grond van deze bewijsmiddelen dat sprake is geweest van een steeds terugkerende modus operandi van verdachte. Hij maakte een afspraak met een geïnteresseerde klant nadat deze via de website van verdachte, na verwijzing door de website ‘ [website 1] ’ of een buurtgenoot waar verdachte al een afspraak mee had gemaakt, contact met hem had gezocht voor het plaatsen van nieuwe kunststof kozijnen en soms ook voor het plaatsen van een schuifpui, deur of rolgordijn. Verdachte ging vervolgens samen met [getuige 1] langs bij de klant om een en ander in te meten. Op basis van de verkregen gegevens stelde verdachte een offerte/factuur op en diende de klant een aanbetaling te doen. De levertijd van de producten zou in de meeste gevallen circa twaalf weken, soms acht tot tien weken zijn. Nadat de klant een of meer aanbetalingen had gedaan, sprak verdachte met hem een leverings- en plaatsingsdatum af. Op het moment dat deze datum niet werd gehaald of dat de overeengekomen levertijd was verstreken en de klant bij verdachte reclameerde, werd de klant door verdachte met allerlei excuses aan het lijntje gehouden. Zo werd er niet geleverd vanwege corona ( [slachtoffer 10] , [slachtoffer 21] , [slachtoffer 22] ) of de bouwvak ( [slachtoffer 21] en [slachtoffer 22] ) of omdat de kozijnen waren beschadigd ( [slachtoffer 21] , [slachtoffer 22] , [slachtoffer 16] , [slachtoffer 23] ), onderdelen ontbraken en materialen niet compleet waren ( [slachtoffer 1] ), sprake was van een productiefout ( [slachtoffer 15] , [slachtoffer 13] ), de chauffeur ziek was ( [slachtoffer 14] ), verdachte op vakantie was in Roemenië ( [slachtoffer 2] ), verdachte in het ziekenhuis lag in Roemenië ( [slachtoffer 24] ), een surpriseweekend was georganiseerd voor verdachtes verjaardag ( [slachtoffer 9] ), verdachtes moeder plotseling was opgenomen in het ziekenhuis ( [slachtoffer 13] ) en omdat medewerkers van het montagebedrijf ziek waren ( [slachtoffer 13] ). Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij maar wat verzon, omdat hij niet meer wist wat hij tegen de klanten moest zeggen. Het was allemaal gelogen. In al deze gevallen heeft hij daarna niets meer van zich laten horen. [35] Geen van de bestelde producten is uiteindelijk geleverd, behalve in geval van aangever [slachtoffer 27] . Van de vier bestelde rolgordijnen is één rolgordijn niet geleverd en van de vijf bestelde plisségordijnen is één plisségordijn in de verkeerde maat geleverd. De door [slachtoffer 27] bestelde kozijnen zijn niet geleverd. [36]
Verdachte heeft enkele aangevers een op 2 mei 2020 gedateerde brief gestuurd met als titel ‘niet geleverde kozijnen door [bedrijf 1] ’ Hierin geeft verdachte onder meer aan dat hij is bedonderd door zijn ex-vriendin [getuige 3] , dat deze [getuige 3] de bedoelde gelden in haar eigen zak heeft gestoken en totaal niet heeft gebruikt voor de aanschaf van kozijnen zoals schriftelijk en contractueel overeengekomen en dat hij heeft besloten de betalingen voor de niet geleverde kozijnen terug te betalen. [37] Daargelaten of dit feitelijk juist is (de rechtbank komt daar hierna nog op terug), wist verdachte dus begin mei 2020 al dat hij niet geleverd kreeg. Desondanks ging hij door met het sluiten van nieuwe overeenkomsten met betrekking tot het leveren van kozijnen, met het ontvangen van de aanbetalingen daarvoor en met het uitgeven daarvan. In ieder geval voor de aangevers [slachtoffer 2] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] , [slachtoffer 8] , [slachtoffer 9] , [slachtoffer 13] , [slachtoffer 14] , [slachtoffer 15] , [slachtoffer 16] , [slachtoffer 20] , [slachtoffer 23] , [slachtoffer 24] , [slachtoffer 25] , [slachtoffer 26] , [slachtoffer 28] en [slachtoffer 29] geldt dat zij na 2 mei 2020 van verdachte een eerste offerte/factuur hebben ontvangen.
Daar komt bij dat verdachte, die ervaring heeft in de kozijnenbranche, geen enkele keer (ook niet voor mei 2020) de gemaakte afspraken ter zake de levering van kozijnen is nagekomen. Bovendien is niet gebleken dat verdachte met de van aangevers ontvangen aanbetalingen enige uitgave heeft gedaan ten behoeve van de levering van kozijnen, terwijl verdachte daarmee wel allerlei andere uitgaven heeft gedaan, waaronder uitgaven in een casino, uitgaven voor privédoeleinden en salarisbetalingen aan personeel van de beautysalon van zijn (toenmalige) partner in Roemenië. [38]
De rechtbank stelt op basis van deze gang van zaken vast dat verdachte in al deze gevallen van meet af aan niet van plan is geweest om kozijnen en andere goederen zoals een schuifpui en een deur te leveren en te monteren en dat hij daarover bij herhaling heeft gelogen tegenover de aangevers. Naar het oordeel van de rechtbank volgt uit het voorgaande dat verdachte handelde met het oogmerk om zichzelf en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen.
De verdediging heeft een alternatief scenario geschetst, inhoudende dat verdachte de intentie had normaal zaken te doen, maar dat hij zelf is opgelicht door zijn ex-partner [getuige 3] . Verdachte sloot een overeenkomst met [getuige 3] omdat zij goede contacten had in Roemenië, waar de kozijnen bovendien een stuk goedkoper waren. Hij maakte vervolgens geld over naar Roemenië en [getuige 3] zou zorgdragen voor de levering van de bestelde kozijnen. Dat heeft zij echter niet gedaan. Verdachte was ten tijde van de gewraakte transacties telkens te goeder trouw.
Een beroep op een alternatief scenario heeft enkel kans van slagen indien het voldoende concreet en verifieerbaar is en op het eerste oog niet ongeloofwaardig overkomt.
Getuige [getuige 1] heeft verklaard dat er voor zover hij weet geen zakelijk verband bestond tussen verdachte en [getuige 3] . Verdachte heeft het nooit gehad over het bestellen van kozijnen in Roemenië. Ook heeft verdachte nooit iets gezegd over betrokkenheid van zijn vriendin bij zijn handel in kozijnen. [39]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij met verdachte in maart/april 2021 in Roemenië was en dat verdachte hem in een hotel vroeg om rekeningnummers en namen van klanten in Nederland te selecteren. Dat ging om de levering van kozijnen. Zijn boekhouding bleek zeer slecht en incompleet. Verdachte maakte een aantal rekeningen achteraf op, omdat hij voorzag dat hij die tijdens het verhoor met de politie zou moeten overleggen. Ook vulde hij ontbrekende informatie op de rekeningen aan en printte die later uit. Verdachte liet [getuige 2] ook een contract zien dat hijzelf had opgemaakt. Dat was een contract in de Engelse taal tussen [getuige 3] en verdachte en zou verdachte buiten alle strafbaarheid stellen en alle schuld naar [getuige 3] schuiven. Verder maakte verdachte een contract op van een persoonlijke lening van dertigduizend euro. Dat geld zou [getuige 3] aan hem verschuldigd zijn. Verdachte had ergens een handtekening van [getuige 3] . Hij trok toen die handtekening op het raam van het hotel over op beide contracten. [40]
Getuige [getuige 3] heeft via een videoverbinding met Roemenië bij de rechter-commissaris verklaard dat zij van verdachte een schoonheidssalon moest openen, [beautysalon] . Ook vroeg hij om nog een zaak te openen, [bedrijf 4] . Het bedrijf [bedrijf 5] & [bedrijf 6] functioneerde voor de schoonheidssalon. Dat had niets met kozijnen te maken. Verdachte heeft [getuige 3] nooit geld geleend. Hij heeft ook nooit gezegd dat hij haar geld zou lenen. Verdachte stortte geld naar haar rekening om de schoonheidssalon te openen. Zij functioneerde als een soort werkneemster. [getuige 3] kende niemand die een fabriek voor kozijnen had en kozijnen maakte. Zij heeft überhaupt niets met verdachte gedaan met betrekking tot kozijnen. [getuige 3] wist er niets van dat verdachte geld overmaakte naar haar om daarvan kozijnen te laten maken en inkopen. Dat was zijn business. Het bedrag van vierendertigduizend euro dat in 2020 is overgemaakt was bedoeld voor de beautysalon. Verdachte wilde investeren in Roemenië. Omdat hij Nederlands staatsburger is, vroeg hij [getuige 3] de salon te openen. Het geld werd uitgegeven aan huur en inventaris en verdachte gaf haar geld om zichzelf te onderhouden. De personeelsleden werden daar ook van betaald. [getuige 3] wist dat dat verdachte haar de firma [bedrijf 4] liet openen, zodat hij bezig kon gaan met de ramen. Hij heeft haar nooit opdracht gegeven om kozijnen te kopen. Zij heeft geen dertigduizend euro geleend voor het openen van de salon. Zij weet ook helemaal niets af van documenten of andere contracten. Toen zij uit elkaar gingen, toonde verdachte haar allerlei documenten waarvan zij het bestaan niet wist. Hij had toegang tot haar paspoort en gelegaliseerde handtekening. Zij heeft niets ondertekend wat afkomstig is van verdachte. [41]
Voorts volgt uit het dossier dat verdachte in juli en september 2020 in Boekarest in Roemenië is geweest, maar uit niets blijkt dat hij toen ook de fabriek heeft bezocht waar de kozijnen werden gemaakt, terwijl verdachte - getuige zijn brief van 2 mei 2020 - naar eigen zegge toen al wist dat hij werd opgelicht door [getuige 3] . Tijdens de bezoeken aan Roemenië heeft verdachte wel allerlei dure privé-uitgaven gedaan vanaf de zakelijke rekening, zoals € 1.663,00 bij Dsquared, € 545,00 bij Shades Originates, € 608,00 en
€ 445,00 bij het Hilton Hotel Boekarest en € 1.612,00 bij Burberry. [42] Daarnaast bevat het dossier geen enkel app-verkeer tussen verdachte en [getuige 3] aangaande bestellingen en/of leveringen van kozijnen en is het bedrag van ruim zestigduizend euro, dat in de periode oktober 2019 tot en met december 2020 vanaf de (zakelijke) rekeningen van verdachte naar de rekening(en) van [getuige 3] is overgemaakt niet aan een concrete bestelling of aanbetaling van een van de aangevers te linken.
Ten slotte is verdachte degene die bekend is in de kozijnenbranche, terwijl [getuige 3] een prostitutieverleden heeft en geen enkele ervaring heeft in die branche.
Op grond van het voorgaande is het door verdachte geschetste alternatieve scenario naar het oordeel van de rechtbank volstrekt ongeloofwaardig. Van een begin van aannemelijkheid is geen sprake. De rechtbank concludeert dan ook dat verdachte door het aannemen van een valse hoedanigheid, door listige kunstgrepen en/of een samenweefsel van verdichtsels bij alle in de tenlastelegging opgenomen aangevers een onjuiste voorstelling van zaken in het leven heeft geroepen waardoor deze zijn bewogen tot de afgifte van geldbedragen. De rechtbank komt daarmee tot een bewezenverklaring van het onder 1 ten laste gelegde feit.
Daarbij geldt nog het volgende. De rechtbank acht ten aanzien van [slachtoffer 10] niet alleen bewezen een bedrag van € 13.250,00 ter zake van kozijnen (in de tenlastelegging staat
€ 13.502,50, maar de rechtbank ziet dit als een kennelijke verschrijving), maar ook een bedrag van € 7.000,00 ter zake van een dakkapel. Weliswaar bevat het dossier geen betalingsbewijs van dit bedrag, maar uit de aangifte volgt dat [slachtoffer 10] ten behoeve van de dakkapel nog een bedrag aan verdachte heeft betaald en verdachte heeft bij de politie erkend dat er een tweede bedrag is aanbetaald, terwijl bovendien de levering en/of plaatsing van een of meer een dakkapellen in de tenlastelegging is opgenomen.
Ten aanzien van [slachtoffer 19] acht de rechtbank een bedrag van € 1.200,00 niet bewezen en ten aanzien van [slachtoffer 28] acht de rechtbank een bedrag van € 1.000,00 niet bewezen. Beide bedragen zijn volgens de aangiften contant aan verdachte betaald, maar het dossier bevat onvoldoende bewijs voor die betalingen.
Ten slotte blijkt uit het dossier niet dat verdachte de oplichting samen met een of meer anderen heeft gepleegd. Verdachte zal daarom van het medeplegen worden vrijgesproken.
Feit 2
Hiervoor heeft de rechtbank ten aanzien van feit 1 overwogen dat verdachte handelde met het oogmerk om zichzelf of een ander wederrechtelijk te bevoordelen en dat bewezen is dat verdachte alle in de tenlastelegging opgenomen aangevers heeft opgelicht. Daarmee heeft verdachte alle ontvangen aanbetalingen verkregen door enig door hem begaan misdrijf, hetgeen impliceert dat niet kan worden bewezen dat hij deze geldbedragen heeft verduisterd, nu daarvoor onder meer is vereist dat hij enig goed
anders dan door misdrijfonder zich heeft. Verdachte zal daarom worden vrijgesproken van de onder feit 2 ten laste gelegde verduistering.
Feit 3
De in de tenlastelegging onder feit 1 genoemde geldbedragen betreffen de aanbetalingen die de aangevers hebben gedaan voor de levering en plaatsing van kozijnen en/of andere goederen, in totaal een bedrag van € 193.998,69. Hiervoor is overwogen dat deze gelden afkomstig zijn uit oplichting en dat verdachte dat ook wist. Dit betekent dat sprake is van geld dat onmiddellijk uit eigen misdrijf afkomstig is.
Indien aannemelijk is dat een voorwerp onmiddellijk afkomstig is uit eigen misdrijf, moet sprake zijn van gedragingen die zijn gericht op het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het voorwerp. De rechtbank overweegt in dit verband het volgende.
Uit onderzoek naar de rekening waarop door de aangevers het geld (de aanbetaling) werd gestort, zijnde bankrekeningnummer [rekeningnummer 1] ten name van [bedrijf 1] , blijkt onder meer dat ongeveer € 30.000,00 contant is opgenomen, dat een bedrag van bijna
€ 23.000,00 is uitgegeven in het casino en een bedrag van bijna € 28.000,00 is uitgegeven aan luxe goederen en horeca. Verder is een bedrag van ruim € 37.000,00 overgemaakt naar de privérekening van verdachte, zijnde rekeningnummer [rekeningnummer 2] , een bedrag van ruim € 34.000,00 naar de rekening van [getuige 3] , een bedrag van bijna € 14.000,00 naar [bedrijf 4] in Roemenië en een bedrag van € 12.000,00 naar [bedrijf 7] in Roemenië. [43]
Op rekeningnummer [rekeningnummer 1] is te zien dat er in de periode van 18 december 2019 tot en met 4 december 2020 in totaal een bedrag van € 24.410,00 is overgemaakt naar de [bedrijf 8] in Zevenaar. Op rekeningnummer [rekeningnummer 2] is te zien dat er in de periode van 2 oktober 2019 tot en met 4 september 2020 in totaal een bedrag van
€ 11.580,00 is overgemaakt naar de [bedrijf 8] in Zevenaar. Dit bedrag moet zijn opgenomen dan wel betaald bij casino Big Apple Zevenaar. Daarnaast is er op beide rekeningen te zien dat in dezelfde periode in totaal € 25.530,00 is gepind bij ING Bank aan de Grietsestraat 150 te Zevenaar. Deze ING Bank ligt op 9 meter (één minuut lopen) afstand van casino Big Apple. Hier zijn bedragen gepind tussen de € 20,00 en € 1.500,00. Vaak is er meerdere keren per dag, kort achter elkaar gepind. Ten slotte is er in totaal € 59.580,00 overgemaakt naar een rekeningnummer in Roemenië op naam van [getuige 3] . [44]
Zoals hiervoor reeds is weergegeven heeft verdachte bij de politie het een en ander verklaard over wat hij met de ontvangen betalingen van klanten heeft gedaan.
Gelet op het voorgaande is naar het oordeel van de rechtbank in deze zaak niet alleen sprake van het verwerven en voorhanden hebben van een bedrag van € 193.998,69, maar ook van het overgedragen en omzetten van deze geldbedragen. Uit de genoemde feiten en omstandigheden blijkt namelijk dat er grote geldbedragen zijn overgeboekt naar verschillende privé- en zakelijke bankrekeningen in Roemenië, dat er grote geldbedragen zijn uitgegeven in het casino, aan luxe goederen en horeca en dat er geldbedragen zijn aangewend voor investeringen in Roemenië. Dit zijn onmiskenbaar gedragingen die zijn gericht op het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het voorwerp. Door deze gedragingen verdwijnt immers de werkelijke herkomst van het geld uit beeld. Naar het oordeel van de rechtbank is dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het witwassen van een bedrag van
€ 193.998,69.
Het witwassen heeft gedurende ruim twee jaar frequent plaatsgevonden, waarbij sprake is geweest van een aanzienlijk aantal slachtoffers/benadeelden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat bewezen kan worden dat verdachte van het witwassen een gewoonte heeft gemaakt.
Ten slotte blijkt uit het dossier niet dat verdachte het (gewoonte)witwassen samen met een of meer anderen heeft gepleegd. Verdachte zal daarom van het medeplegen worden vrijgesproken.

4.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de navolgende ten laste gelegde feiten heeft begaan, te weten dat:
1
hij op
een of meerderetijdstippen in
of omstreeksde periode van 1 oktober 2018 tot en met
2 mei 2021 te Arnhem en
/of teBabberich (gemeente Zevenaar) en
/of teDoetinchem en
/of teDuiven en
/of teGaanderen (gemeente Doetinchem) en
/of teHoogvliet Rotterdam (gemeente Rotterdam) en
/of teHuissen (gemeente Lingewaard) en
/of teOosterbeek (gemeente Renkum) en
/of tePernis Rotterdam (gemeente Rotterdam) en
/of teRotterdam en
/of teSpijkenisse (gemeente Nissewaard) en
/of teWageningen en
/of teWestervoort en
/of teZuid-Beijerland
(gemeente Hoeksche Waard) en
/of teVoorthuizen (gemeente Barneveld) en
/ofAchterveld (gemeente Leusden), althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van
een valse naam en/of vaneen valse hoedanigheid en
/ofdoor listige kunstgrepen en
/of dooreen samenweefsel van verdichtsels,
- [slachtoffer 1] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, te weten een geldbedrag van € 5500,- (zijnde een aanbetaling) en
/of
- [slachtoffer 2] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, te weten een geldbedrag van € 3563,45 (zijnde een aanbetaling) en
/of
- [slachtoffer 3] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, te weten een geldbedrag van € 2915,- (zijnde een aanbetaling) en
/of|
- [slachtoffer 4] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, te weten een geldbedrag van € 3400,- (zijnde een aanbetaling) en
/of
- [slachtoffer 5] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, te weten een geldbedrag van € 1500,- (zijnde een aanbetaling) en
/of
- [slachtoffer 6] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, te weten een geldbedrag van € 9585,- (zijnde een aanbetaling) en
/of
- [slachtoffer 7] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, te weten een geldbedrag van € 1050,- (zijnde een aanbetaling) en
/of
- [slachtoffer 8] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, te weten een geldbedrag van € 3500,- (zijnde een aanbetaling) en
/of
- [slachtoffer 9] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, te weten een geldbedrag van € 18500,- (zijnde een aanbetaling) en
/of
- [slachtoffer 10] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, te weten een geldbedrag van
€ 13502,50,-€ 13250,00(zijnde een aanbetaling) en
/of
- [slachtoffer 11] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, te weten een geldbedrag van € 3150,- (zijnde een aanbetaling) en
/of
- [slachtoffer 12] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, te weten een geldbedrag van € 3400,- (zijnde een aanbetaling) en
/of
- [slachtoffer 13] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, te weten een geldbedrag van € 16992,- (zijnde een aanbetaling) en
/of
- [slachtoffer 14] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, te weten een geldbedrag van € 1760,- (zijnde een aanbetaling) en
/of
- [slachtoffer 15] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, te weten een geldbedrag van € 4000,- (zijnde een aanbetaling) en
/of
- [slachtoffer 16] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, te weten een geldbedrag van € 13188,03 (zijnde een aanbetaling) en
/of
- [slachtoffer 17] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, te weten een geldbedrag van € 3800,- (zijnde een aanbetaling) en
/of
- [slachtoffer 18] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, te weten een geldbedrag van € 16640,- (zijnde een aanbetaling) en
/of
- [slachtoffer 19] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, te weten een geldbedrag van
€ 11824,-€ 10624,00(zijnde een aanbetaling) en
/of
- [slachtoffer 20] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, te weten een geldbedrag van € 3250,- (zijnde een aanbetaling) en
/of
- [slachtoffer 21] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, te weten een geldbedrag van € 750,- (zijnde een aanbetaling) en
/of
- [slachtoffer 22] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, te weten een geldbedrag van € 750,- (zijnde een aanbetaling) en
/of
- [slachtoffer 23] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, te weten een geldbedrag van € 4150,- (zijnde een aanbetaling) en
/of
- [slachtoffer 24] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, te weten een geldbedrag van € 4069,44 (zijnde een aanbetaling) en
/of
- [slachtoffer 25] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, te weten een geldbedrag van € 7157,50 (zijnde een aanbetaling) en
/of
- [slachtoffer 26] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, te weten een geldbedrag van € 932,50 (zijnde een aanbetaling),
en
- [slachtoffer 27] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, te weten een geldbedrag van € 5000,- (zijnde een aanbetaling),
en
- [slachtoffer 28] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, te weten een geldbedrag van
€ 7750,-€ 6.750,00(zijnde een aanbetaling),
en
- [slachtoffer 29] heeft bewogen tot de afgifte van een of meer geldbedragen, te weten een geldbedrag van € 24871,77,- (zijnde een aanbetaling),
hebbende verdachte
(telkens
)met vorenomschreven oogmerk — zakelijk weergegeven — valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid:
- zich tegenover voornoemde perso
(o)n
(en
)voorgedaan als betrouwbare ondernemer en/of
bonafide eigenaar van [bedrijf 1] /bonafide verkoper van kozijnen en
/of
- met voornoemde perso
(o)n
(en
)een afspraak gemaakt om een of meer kozijn(en) in te meten en
/ofaan de hand van die afspraak een op maat gemaakte offerte heeft opgemaakt en
/of
- ( vervolgens) met voornoemde perso
(o)n
(en
)een overeenkomst gesloten tot levering en/of plaatsing van een of meer kozijn(en) en/of (rol/plissé)gordijn(en) en/of dakkappel(len)
en/of de isolatie van de vloer(en)en/of het plaatsen van rooster(s), althans het uitvoeren van bouwwerkzaamheden en
/ofdaarbij als voorwaarde heeft gesteld dat voornoemde bedrag
(en
)diende
(n
)te worden overgemaakt en/of betaald alvorens met die werkzaamheden zou worden
begonnen en
/of
- ( vervolgens) met voornoemde perso
(o)n
(en
)een leverdatum ingepland en
/of
- ( vervolgens) niet (binnen de afgesproken termijn) is overgegaan tot het monteren/plaatsen van een of meer kozijn(en) en/of (rol/plissé)gordijn(en) en/of dakkappel(len)
en/of de isolatie van de vloer(en)en/of het plaatsen van rooster(s), althans het uitvoeren van overeengekomen werkzaamheden en
/ofwaardoor voornoemde perso
(o)n
(en
) (telkens
)werd
(en
)bewogen tot
bovenomschreven afgifte;
3
hij op
een of meerderetijdstippen in
of omstreeksde periode van 1 oktober 2018 tot en met 2 mei 2021 te Arnhem en
/of teBabberich (gemeente Zevenaar) en
/of teDoetinchem en
/of teDuiven en
/of teGaanderen (gemeente Doetinchem) en
/of teHoogvliet Rotterdam (gemeente Rotterdam) en
/of teHuissen (gemeente Lingewaard) en
/of teOosterbeek (gemeente Renkum) en
/of tePernis Rotterdam (gemeente Rotterdam) en
/of teRotterdam en
/of teSpijkenisse (gemeente Nissewaard) en
/of teWageningen en
/of teWestervoort en
/of teZuid-Beijerland
(gemeente Hoeksche Waard) en
/of teVoorthuizen (gemeente Barneveld) en
/ofAchterveld (gemeente Leusden), althans in Nederland, van het plegen van witwassen een gewoonte heeft gemaakt,
althans heeft witgewassenimmers heeft
/hebbenverdachte
en/of haar mededader(s) (een)voorwerp
(en
), te weten
een of meergeldbedrag
(en
)van in totaal € 193.998,69
euroverworven, voorhanden gehad, overgedragen en
/ofomgezet,
althans van een voorwerp, te
weten genoemd(e) geldbedrag(en) gebruik gemaakt,terwijl hij wist
of redelijkerwijs had moeten vermoedendat bovenomschreven voorwerp
(en
)-onmiddellijk
of middellijk- afkomstig
was/waren uit
enig (eigen
)misdrijf.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
Oplichting, meermalen gepleegd,
feit 3:
Van het plegen van witwassen een gewoonte maken.

6.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
8. De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee jaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een integrale vrijspraak bepleit. Hij heeft zich niet uitgelaten over de afdoening van de zaak wanneer de rechtbank wel tot een veroordeling mocht komen, anders dan dat hij de eis buitensporig vindt.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan oplichting van 29 personen. Verdachte deed zich voor als (eigenaar van) een bonafide kozijnenbedrijf, incasseerde aanbetalingen en leverde en plaatste vervolgens geen kozijnen en/of andere goederen. In plaats van het nakomen van zijn overeenkomsten vergokte verdachte een deel van de aanbetalingen in een casino, boekte hij een deel daarvan over naar verschillende privé- en zakelijke bankrekeningen in Roemenië, deed hij investeringen in Roemenië (zijn toenmalige partner opende met een deel van de aanbetalingen een beautysalon) en gaf hij een deel uit aan luxe goederen en horeca. Telkens als de slachtoffers verdachte om opheldering vroegen, koos hij ervoor om de slachtoffers met uiteenlopende smoezen aan het lijntje te houden. Zo gaf hij bijvoorbeeld aan dat er onderdelen ontbraken en materialen niet compleet waren, dat de chauffeur ziek was of dat zijn moeder plotseling was opgenomen in het ziekenhuis. In dit laatste geval stuurde verdachte zelfs een foto van een ambulance bij een woning met zijn bericht mee. Intussen hielden de slachtoffers lange tijd de hoop dat hun kozijnen en/of andere goederen alsnog zouden worden geleverd en/of geplaatst. Steeds wanneer verdachte zei dat er geleverd zou worden, namen de slachtoffers verlof op of regelden zij andere praktische zaken, om vervolgens weer teleurgesteld te worden. De oplichting was van grote omvang – de totale schade bedraagt bijna € 200.000,00 – en heeft een enorme impact (gehad) op de slachtoffers, hun partners en hun gezinsleden. Dit blijkt ook uit de vorderingen tot schadevergoeding die ter terechtzitting door enkele slachtoffers zijn toegelicht. Het vertrouwen dat de slachtoffers hadden in verdachte is door hem keer op keer geschaad. Dit alles rekent de rechtbank verdachte zwaar aan.
Uit het uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 6 november 2024 volgt dat hij niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
De rechtbank constateert verder dat sprake is van een forse overschrijding van de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM. Het uitgangspunt is dat de behandeling van een zaak ter terechtzitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaren nadat de op zijn redelijkheid te beoordelen termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, zoals de ingewikkeldheid van de zaak, de invloed van verdachte op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld. Als aanvang van de redelijke termijn geldt in deze zaak de dag waarop verdachte is aangehouden en in verzekering gesteld, te weten 26 april 2021. Verdachte kon op basis van deze omstandigheden in redelijkheid verwachten dat tegen hem een strafvervolging zou worden ingesteld. Dit betekent dat sprake is van schending van de redelijke termijn van ruim twintig maanden. Daarbij geldt wel dat in die periode op verzoek van de verdediging op 26 februari 2024 een getuige in Roemenië is gehoord via de rechter-commissaris en dat het hier een omvangrijke zaak betreft, hetgeen ook voor enige vertraging heeft gezorgd. De rechtbank zal met de forse termijnoverschrijding in strafmatigende zin rekening houden in haar strafmaat.
Vanwege de ernst van de feiten kan niet worden volstaan met oplegging van een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting (LOVS) ten aanzien van fraude. Bij een benadelingsbedrag tussen € 125.000,00 en € 250.000,00 is het oriëntatiepunt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van negen tot twaalf maanden. De rechtbank acht in dit geval in beginsel een gevangenisstraf van twaalf maanden passend en geboden.
Gelet op het feit dat verdachte een blanco strafblad heeft, dat hij kennelijk weer/nog steeds werkzaam is in dezelfde branche en dus moet worden voorkomen dat hij in de toekomst opnieuw in de fout gaat, en gelet op de overschrijding van de redelijke termijn, ziet de rechtbank reden om een gedeelte van de gevangenisstraf, te weten drie maanden, voorwaardelijk op te leggen met een proeftijd van drie jaren. De tijd die verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht zal op het onvoorwaardelijke deel in mindering worden gebracht.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.De beoordeling van de civiele vorderingen

Vierentwintig benadeelde partijen hebben in verband met de feiten een vordering tot schadevergoeding ingediend. De opgevoerde schadeposten betreffen materiële en/of immateriële schade. Zij vorderen nader te noemen bedragen, telkens vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht. Enkele benadeelde partijen hebben ook een vergoeding voor proceskosten gevorderd.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle vorderingen van de benadeelde partijen kunnen worden toegewezen zoals zij zijn gevorderd, met uitzondering van de vordering van [slachtoffer 6] . Van het door deze benadeelde partij gevorderde bedrag van € 10.085,00 aan materiële schade is een bedrag van € 9.585,00 toewijsbaar. Voor een bedrag van € 500,00 dient deze benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in de vordering.
Alle vorderingen kunnen wat de officier van justitie betreft worden toegewezen met toekenning van de wettelijke rente en zij vordert telkens oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in de vordering moeten worden verklaard nu vrijspraak is bepleit. Inhoudelijk heeft de verdediging geen verweer gevoerd.
Overwegingen van de rechtbank
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partijen als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreekse schade hebben geleden. Dit geldt voor de aanbetalingen die de benadeelde partijen hebben gedaan voor het leveren en plaatsen van kozijnen en/of andere goederen. De hiervoor benoemde schadeposten zijn voldoende onderbouwd, komen redelijk voor en zijn inhoudelijk niet betwist. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk en deze zal de rechtbank dan ook telkens toewijzen.
Voor eventuele overige gevorderde schadeposten zal de rechtbank hieronder per benadeelde partij een nadere overweging opnemen.
Benadeelde partij [slachtoffer 4]
De benadeelde partij [slachtoffer 4] heeft naast het gevorderde bedrag van de aanbetaling voor de kozijnen van € 3.400,00 ook verzocht om vergoeding van een bedrag van € 465,00 ter zake van ‘verhoging kosten DAS’ en om een bedrag van € 1.280,97 aan proceskosten, executiekosten, gerechtelijke kosten en nasalaris.
Het gevorderde bedrag van € 465,00 ter zake van verhoging kosten DAS is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd, omdat niet kan worden vastgesteld dat die kosten daadwerkelijk door de benadeelde partij zijn gemaakt. Ten aanzien van deze kosten zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu nadere bewijsvoering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
De rechtbank begrijpt dat de overige gevorderde kosten bedoeld zijn als proceskosten. Deze kosten zullen hierna apart bij de proceskosten worden besproken.
Ten aanzien van deze kosten in het kader van de materiële schade zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
De benadeelde partij kan de vordering, voor zover deze niet-ontvankelijk is verklaard, nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.
De rechtbank zal de vordering dus tot een hoogte van € 3.400,00 toewijzen.
Benadeelde partij [slachtoffer 10]
De benadeelde partij [slachtoffer 10] heeft een bedrag van € 20.250,00 gevorderd. Hiervan ziet een bedrag van € 13.250,00 op de aanbetaling voor kozijnen. De rechtbank zal dit bedrag toewijzen. Daarnaast heeft de benadeelde partij een bedrag van € 7.000,00 gevorderd ter zake van een contante betaling voor een dakkapel. Hiervoor heeft de rechtbank reeds overwogen dat zij ook dit onderdeel bewezen acht, nu ondanks het ontbreken van een betalingsbewijs uit de aangifte blijkt dat er nog een bedrag aan verdachte is betaald en verdachte bij de politie, nadat hem is voorgehouden dat er een tweede bedrag in die orde van grootte is betaald, heeft verklaard dat dat juist is, terwijl de levering en/of plaatsing van een of meer een dakkapellen in de tenlastelegging is opgenomen. Bovendien is tegen dit bedrag geen specifiek verweer gevoerd. De rechtbank zal dus de totale vordering van € 20.250,00 toewijzen.
Benadeelde partij [slachtoffer 17]
De benadeelde partij [slachtoffer 17] heeft naast het gevorderde bedrag van de aanbetaling voor de kozijnen van € 3.800,00 ook verzocht om een bedrag van € 100,00 ter zake van ‘eigen risico DAS rechtsbijstand’, een bedrag van € 8,80 ter zake van ‘aangetekende brief ingebrekestelling’ en een bedrag van € 175,32 aan wettelijke rente. De bedragen van
€ 100,00 en € 8,80 zijn aan te merken als redelijke kosten ter verkrijging van voldoening buiten rechte op grond van artikel 6:96, tweede lid, onder c, van het Burgerlijk Wetboek en betreffen daarom rechtstreekse materiële schade. Deze kosten zijn dan ook toewijsbaar. Het gevorderde bedrag van € 175,32 aan wettelijke rente zal worden afgewezen, nu de wettelijke rente apart door de rechtbank zelf wordt berekend en vastgesteld. De rechtbank zal de vordering dus tot een hoogte van € 3.908,80 toewijzen.
Benadeelde partij [slachtoffer 19]
De benadeelde partij [slachtoffer 19] heeft een bedrag van € 11.824,00 gevorderd. De rechtbank zal hiervan een bedrag van € 10.624,00 toewijzen, zijnde de twee aanbetalingen voor de kozijnen. Ten aanzien van de contante betaling van € 1.200,00 is hiervoor overwogen dat oplichting daarvan niet kan worden bewezen, omdat het dossier onvoldoende bewijs bevat voor die betaling. De rechtbank zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in dit deel van de vordering nu nadere bewijsvoering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.
Benadeelde partij [slachtoffer 6]
De benadeelde partij [slachtoffer 6] heeft naast het gevorderde bedrag van de aanbetaling voor de kozijnen van € 9.585,00 ook verzocht om een bedrag van € 500,00 ter zake van ‘vakantie opgenomen voor verbouwing’. Deze schadepost is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd. Ten aanzien van deze kosten zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering nu nadere bewijsvoering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering nog aan de burgerlijke rechter voorleggen. De rechtbank zal de vordering dus tot een hoogte van € 9.585,00 toewijzen.
Conclusie materiële schade
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 17] gedeeltelijk toewijzen zoals hiervoor overwogen en voor het overige afwijzen.
De rechtbank zal de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 4] , [slachtoffer 19] en [slachtoffer 6] gedeeltelijk toewijzen zoals hiervoor overwogen en deze benadeelde partijen voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
De rechtbank zal alle overige vorderingen van de benadeelden partijen ten aanzien van de gevorderde aanbetalingen die zij hebben gedaan voor het leveren en plaatsen van kozijnen en/of andere goederen toewijzen. Het gaat dan om de vorderingen van [slachtoffer 25] , [slachtoffer 13] , [slachtoffer 22] , [slachtoffer 8] , [slachtoffer 10] , [slachtoffer 3] , [slachtoffer 26] , [slachtoffer 27] , [slachtoffer 9] , [slachtoffer 24] , [slachtoffer 12] , [slachtoffer 14] , [slachtoffer 11] , [slachtoffer 18] , [slachtoffer 23] , [slachtoffer 7] , [slachtoffer 21] , [slachtoffer 15] , [slachtoffer 16] en [slachtoffer 29] .
Immateriële schade
De benadeelde partijen [slachtoffer 6] en [slachtoffer 18] hebben naast een bedrag aan materiële schade ook een bedrag aan immateriële schade gevorderd. [slachtoffer 6] vordert € 500,00 vanwege niet genoten vakantie en emotionele stress en druk en [slachtoffer 18] vordert € 2.500,00 vanwege stress, het feit dat hij en zijn gezin circa drie maanden achter een houten plaat hebben moeten leven en vanwege de ontdekking dat er nog veel meer mensen zijn opgelicht, hetgeen tot nog meer verdriet en woede heeft geleid.
De rechtbank neemt zonder meer aan dat het handelen van verdachte (grote) impact heeft (gehad) op het welzijn van de benadeelde partijen. Naar het oordeel van de rechtbank kan echter niet worden gezegd dat daarmee sprake is van een aantasting in de persoon op andere wijze als bedoeld in artikel 6:106 lid 1 BW. Er zijn geen concrete gegevens aangevoerd waaruit volgt dat door het strafbare handelen van verdachte psychische schade is ontstaan. Evenmin is met concrete gegevens onderbouwd dat de aard en de ernst van de normschending en de gevolgen daarvan meebrengen dat van een aantasting in de persoon sprake is. De aard en de ernst van de onderhavige normschending brengen ook niet mee dat de relevante nadelige gevolgen daarvan zo voor de hand liggen dat een aantasting in de persoon zonder meer kan worden aangenomen. De rechtbank zal de benadeelde partijen [slachtoffer 6] en [slachtoffer 18] niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot immateriële schade nu nadere bewijsvoering ter zake van de immateriële schade een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht de aan de benadeelde partijen toegewezen bedragen aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen. De rechtbank zal daarbij telkens bepalen dat bij niet betalen gijzeling kan worden toegepast.
Proceskosten
Drie benadeelde partijen vorderen ook vergoeding van proceskosten. Het gaat hierbij om de volgende kosten:
- [slachtoffer 4] vordert € 1.280,97, bestaande uit € 586,47 aan proceskosten, € 99,92 aan betekeningskosten, € 474,58 aan executiekosten en € 120,00 aan nasalaris;
- [slachtoffer 17] vordert € 872,56, bestaande uit € 610,91 aan proceskosten, € 131,54 aan betekeningskosten, € 6,11 aan executiekosten en € 124,00 aan nasalaris;
- [slachtoffer 6] vordert € 1.514,25, bestaande uit € 854,25 aan buitengerechtelijke incassokosten conform BIK en € 660,00 aan proceskosten conform liquidatietarief.
Kosten van rechtsbijstand komen in aanmerking voor vergoeding op grond van artikel 532 van het Wetboek van Strafvordering als de benadeelde partij zich in de voegingsprocedure heeft laten bijstaan door een advocaat of een andere betaalde rechtsbijstandverlener. Uit de ingevulde voegingsformulieren van de benadeelde partijen [slachtoffer 4] en [slachtoffer 17] blijkt niet dat deze zijn ingevuld door een advocaat of een andere betaalde rechtsbijstandverlener. Evenmin is een advocaat of andere betaalde rechtsbijstandverlener namens die benadeelde partijen ter terechtzitting verschenen. Hieruit leidt de rechtbank af dat zij zich
in deze strafprocedureniet hebben laten bijstaan. Dat deze benadeelde partijen wel bijstand hebben gehad in civiele procedures maakt dat niet anders. Gelet hierop zal de rechtbank aan genoemde benadeelde partijen geen vergoeding voor proceskosten toekennen.
Uit het ingevulde voegingsformulier van de benadeelde partij [slachtoffer 6] blijkt dat deze wel is ingevuld door een advocaat. Hieruit volgt dus dat deze benadeelde partij zich
in deze strafprocedureheeft laten bijstaan.
Het gevorderde bedrag van € 854,25 aan buitengerechtelijke incassokosten is naar het oordeel van de rechtbank evenwel onvoldoende onderbouwd, omdat niet kan worden vastgesteld – bijvoorbeeld aan de hand van een factuur – welke werkzaamheden precies zijn verricht. Deze kosten komen daarom niet voor vergoeding in aanmerking.
Ten aanzien van het gevorderde bedrag van € 660,00 aan proceskosten zal de rechtbank aansluiting zoeken bij het in Nederlandse civiele procedures voor kosten van rechtsbijstand gebruikelijke liquidatietarief. Voor vorderingen tot en met € 25.000,00 wordt het liquidatietarief kanton gehanteerd. Bij het bepalen van het toepasselijke tarief in strafzaken wordt uitgegaan van de hoogte van het toegewezen bedrag. Dit betekent dat de rechtbank de proceskosten zal bepalen naar de maatstaf van het liquidatietarief kanton, nu er een bedrag van € 9.585,00 zal worden toegewezen. Er zal één punt à € 330,00 worden toegekend, te weten één punt voor het opstellen en indienen van de vordering. De advocaat is niet ter terechtzitting verschenen en ook overigens kan niet worden vastgesteld dat door hem in deze strafprocedure meer of andere proceshandelingen zijn verricht. De rechtbank zal ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 6] dus een bedrag van € 330,00 toekennen ter zake van proceskosten.
Conclusie
De rechtbank is van oordeel dat de vorderingen voor zover zij in onderstaand schema zijn weergegeven onder het kopje ‘Toegewezen’ kunnen worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum zoals in onderstaand schema is genoemd. Dit betreft telkens de datum van de laatste (aan)betaling aan verdachte, met uitzondering van de benadeelde partij [slachtoffer 10] , nu in dat geval niet is komen vast te staan wanneer de laatste betaling exact heeft plaatsgevonden. De rechtbank veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partijen in deze strafprocedure hebben gemaakt en de kosten die de benadeelde partijen mogelijk nog moeten maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nihil en in geval van de benadeelde partij [slachtoffer 6] begroot op € 330,00.
Benadeelde partij Gevorderd Toegewezen
Schade Procesk. Schade Rente per Procesk.
[slachtoffer 25] € 7.157,50 - € 7.157,50 7 januari 2021 nihil
[slachtoffer 13] € 16.992,00 - € 16.992,00 28 oktober 2020 nihil
[slachtoffer 22] € 750,00 - € 750,00 4 april 2020 nihil
[slachtoffer 4] € 5.145,97 - € 3.400,00 14 juni 2020 nihil
[slachtoffer 8] € 3.500,00 - € 3.500,00 8 mei 2020 nihil
[slachtoffer 10] € 20.250,00 - € 20.250,00 2 maart 2020 nihil
[slachtoffer 3] € 2.910,00 - € 2.910,00 8 juli 2020 nihil
[slachtoffer 17] € 4.084,12 € 872,56 € 3.908,80 28 februari 2020 nihil
[slachtoffer 26] € 932,50 - € 932,50 25 juli 2020 nihil
[slachtoffer 27] € 3.800,00 - € 3.800,00 26 oktober 2018 nihil
[slachtoffer 9] € 18.500,00 - € 18.500,00 11 september 2020 nihil
[slachtoffer 24] € 4.000,00 - € 4.000,00 5 augustus 2020 nihil
[slachtoffer 12] € 3.400,00 - € 3.400,00 26 februari 2020 nihil
[slachtoffer 14] € 1.760,00 - € 1.760,00 16 mei 2020 nihil
[slachtoffer 19] € 11.824,00 - € 10.624,00 13 juli 2020 nihil
[slachtoffer 6] € 10.585,00 € 1.514,25 € 9.585,00 25 april 2020 € 330,00
[slachtoffer 11] € 3.150,00 - € 3.150,00 29 januari 2020 nihil
[slachtoffer 18] € 19.140,00 - € 16.640,00 22 september 2020 nihil
[slachtoffer 23] € 4.150,00 - € 4.150,00 24 juni 2020 nihil
[slachtoffer 7] € 1.050,00 - € 1.050,00 24 april 2020 nihil
[slachtoffer 21] € 750,00 - € 750,00 1 april 2020 nihil
[slachtoffer 15] € 4.000,00 - € 4.000,00 27 juni 2020 nihil
[slachtoffer 16] € 13.188,03 - € 13.188,03 16 september 2020 nihil
[slachtoffer 29] € 24.882,77 - € 24.882,77 17 augustus 2020 nihil

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 326, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder 2 ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van twaalf (12) maanden;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
drie (3) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • veroordeelt verdachte in verband met de feiten 1 en 3 tot betaling van schadevergoeding aan de hierna opgesomde benadeelde partijen van de navolgende bedragen aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de genoemde datum tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de hieronder opgesomde benadeelde partijen (genummerd 1 tot en met 15 en 17 tot en met 24) in deze procedure hebben gemaakt en de kosten die de benadeelde partijen mogelijk nog moeten maken om de te noemen bedragen betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nihil;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de hieronder opgesomde benadeelde partij [slachtoffer 6] (genummerd 16) in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op
€ 330,00;
Benadeelde partij Bedrag Wettelijke rente vanaf
1. [slachtoffer 25] € 7.157,50 7 januari 2021
2. [slachtoffer 13] € 16.992,00 28 oktober 2020
3. [slachtoffer 22] € 750,00 4 april 2020
4. [slachtoffer 4] € 3.400,00 14 juni 2020
5. [slachtoffer 8] € 3.500,00 8 mei 2020
6. [slachtoffer 10] € 20.250,00 2 maart 2020
7. [slachtoffer 3] € 2.910,00 8 juli 2020
8. [slachtoffer 17] € 3.908,80 28 februari 2020
9. [slachtoffer 26] € 932,50 25 juli 2020
10. [slachtoffer 27] € 3.800,00 26 oktober 2018
11. [slachtoffer 9] € 18.500,00 11 september 2020
12. [slachtoffer 24] € 4.000,00 5 augustus 2020
13. [slachtoffer 12] € 3.400,00 26 februari 2020
14. [slachtoffer 14] € 1.760,00 16 mei 2020
15. [slachtoffer 19] € 10.624,00 13 juli 2020
16. [slachtoffer 6] € 9.585,00 25 april 2020
17. [slachtoffer 11] € 3.150,00 29 januari 2020
18. [slachtoffer 18] € 16.640,00 22 september 2020
19. [slachtoffer 23] € 4.150,00 24 juni 2020
20. [slachtoffer 7] € 1.050,00 24 april 2020
21. [slachtoffer 21] € 750,00 1 april 2020
22. [slachtoffer 15] € 4.000,00 27 juni 2020
23. [slachtoffer 16] € 13.188,03 16 september 2020
24. [slachtoffer 29] € 24.882,77 17 augustus 2020
 wijst de vordering van de volgende benadeelde partij tot materiële schade voor het overige af:
- [slachtoffer 17] ;
 verklaart de volgende benadeelde partijen voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot (im)materiële schade:
- [slachtoffer 4] ;
- [slachtoffer 19] ;
- [slachtoffer 6] ;
- [slachtoffer 18] ;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat te betalen, ten behoeve van de volgende benadeelde partijen de hierna te noemen bedragen aan materiële schade. Deze worden vermeerderd met de hiervoor omschreven wettelijke rente tot aan de dag dat de hele bedragen zijn betaald. Als de bedragen niet worden betaald, kunnen de hierna te noemen aantal dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt:
Benadeelde partij Bedrag Gijzeling
1. [slachtoffer 25] € 7.157,50 70 dagen
2. [slachtoffer 13] € 16.992,00 119 dagen
3. [slachtoffer 22] € 750,00 15 dagen
4. [slachtoffer 4] € 3.400,00 44 dagen
5. [slachtoffer 8] € 3.500,00 45 dagen
6. [slachtoffer 10] € 20.250,00 136 dagen
7. [slachtoffer 3] € 2.910,00 39 dagen
8. [slachtoffer 17] € 3.908,80 49 dagen
9. [slachtoffer 26] € 932,50 18 dagen
10. [slachtoffer 27] € 3.800,00 48 dagen
11. [slachtoffer 9] € 18.500,00 127 dagen
12. [slachtoffer 24] € 4.000,00 50 dagen
13. [slachtoffer 12] € 3.400,00 44 dagen
14. [slachtoffer 14] € 1.760,00 27 dagen
15. [slachtoffer 19] € 10.624,00 88 dagen
16. [slachtoffer 6] € 9.585,00 82 dagen
17. [slachtoffer 11] € 3.150,00 41 dagen
18. [slachtoffer 18] € 16.640,00 118 dagen
19. [slachtoffer 23] € 4.150,00 51 dagen
20. [slachtoffer 7] € 1.050,00 20 dagen
21. [slachtoffer 21] € 750,00 15 dagen
22. [slachtoffer 15] € 4.000,00 50 dagen
23. [slachtoffer 16] € 13.188,03 100 dagen
24. [slachtoffer 29] € 24.882,77 159 dagen
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partijen in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.C. Leemreize (voorzitter), mr. M.W.R. Koch en mr. P. Verkroost, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M. van Gameren, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 16 januari 2025.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van de politie Eenheid Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2020574683, gesloten op 30 maart 2022 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 103-104, 115.
3.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 2] , p. 186-187, 195-196.
4.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 3] , p. 197-198; Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 990.
5.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 4] , p. 211-212, 214.
6.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 5] , p. 224-225, 232.
7.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 6] , p. 236-238, 259.
8.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 7] , p. 265, 267.
9.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 8] , p. 310-311, 317.
10.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 9] , p. 321-323, 340.
11.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 10] , p. 348-349; Verzoek tot schadevergoeding [slachtoffer 10] van 20 maart 2023, bijlage Nationaal Energiebespaarfonds.
12.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 11] , p. 353-354, 360, 364.
13.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 12] , p. 367-370, 372-373.
14.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 13] , p. 393, 422-424.
15.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 14] , p. 435-435a, 437.
16.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 15] , p. 446-447, 449.
17.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 16] , p. 463-465, 488.
18.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 17] , p. 489-491, 509.
19.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 18] , p. 510-514, 539.
20.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 19] , p. 559-561, 582.
21.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 20] , p. 584-586, 598.
22.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 21] , p. 604-605, 608.
23.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 22] , p. 610-611, 619.
24.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 23] , p. 625-626, 635.
25.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 24] , p. 638-639, 642.
26.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 25] , p. 648-649; Verzoek tot schadevergoeding [slachtoffer 25] van 20 maart 2023, bijlagen 1-3.
27.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 26] , p. 665-667, 680.
28.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 27] , p. 684-685, 687-638.
29.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 28] , p. 703-704, 711.
30.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 29] , p. 713-714; Aanvullend proces-verbaal 05-058495-22 van 15 december 2022, p. 1, 2 en 7 (Bijlage III).
31.Proces-verbaal van verhoor getuige P.P. [getuige 1] , p. 926-928.
32.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 968.
33.Uittreksel Kamer van Koophandel [bedrijf 1] , p. 897-898.
34.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 974-977.
35.Proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 974-977, 979-980, 983-984, 986-989, 991, 993-995.
36.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 27] , p. 684-685.
37.Brief 2 mei 2020, p. 261-262, p.706.
38.Proces-verbaal bevindingen zakelijke rekening [bedrijf 1] p. 749.
39.Proces-verbaal van verhoor getuige P.P. [getuige 1] , p. 944.
40.Proces-verbaal van verhoor getuige E. [getuige 2] , p. 947.
41.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] bij de rechter-commissaris d.d. 26 februari 2024.
42.Proces-verbaal bevindingen zakelijke rekening [bedrijf 1] , p. 749, 753, 755, en proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 1163.
43.Proces-verbaal van bevindingen, p. 718-719.
44.Proces-verbaal van bevindingen, p. 890.