ECLI:NL:RBGEL:2025:22
Rechtbank Gelderland
- Verstek
- Rechtspraak.nl
Verstekvonnis inzake geldlening met niet verschenen gedaagde
In deze zaak, behandeld door de Kantonrechter van de Rechtbank Gelderland, is op 8 januari 2025 een verstekvonnis gewezen in een civiele procedure. De eisende partijen, [eiser sub 1] en [eiser sub 2], hebben een geldlening van in totaal € 4.000,00 gevorderd van de niet verschenen gedaagde. De procedure is gestart met een dagvaarding, waarbij de wettelijke formaliteiten zijn nageleefd, wat heeft geleid tot het verlenen van verstek tegen de gedaagde. Tijdens de mondelinge behandeling op 17 december 2024 zijn de eisers verschenen, bijgestaan door hun gemachtigde, mr. S.S. van Gijn, terwijl de gedaagde niet aanwezig was. De bewindvoerder van de gedaagde is wel verschenen, maar de vorderingen tegen deze bewindvoerder zijn door de eisers ingetrokken.
De Kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde een mondelinge overeenkomst van geldlening met [eiser sub 1] is aangegaan, waarbij de gedaagde zich had verplicht om het geleende bedrag voor 15 oktober 2022 terug te betalen. Aangezien de gedaagde in gebreke is gebleven, heeft [eiser sub 1] een ingebrekestelling verstuurd en het openstaande saldo opgeëist. De Kantonrechter heeft geoordeeld dat de vordering van [eiser sub 1] niet onrechtmatig of ongegrond is, en heeft de gevorderde hoofdsom, wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten toegewezen. De proceskosten zijn eveneens aan de gedaagde opgelegd, die in het ongelijk is gesteld. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
De Kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van € 4.635,25 aan hoofdsom en buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 12 augustus 2024, en tot betaling van de proceskosten van € 774,49. Het vonnis is openbaar uitgesproken op 8 januari 2025.