Op 12 maart 2025 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van een verzoeker die zich gedwongen voelde tot het indienen van dit verzoek vanwege vermeende vooringenomenheid van de behandelend rechter. De verzoeker had in juni 2024 een verzoek ingediend om het bewind en mentorschap op te heffen, maar er was tot het indienen van het wrakingsverzoek op 15 februari 2025 geen uitspraak gedaan. De wrakingskamer heeft vastgesteld dat het wrakingsverzoek en de einduitspraak in de hoofdzaak elkaar hebben gekruist, waardoor het doel van het wrakingsverzoek, namelijk de vervanging van de rechter, achterhaald is. De wrakingskamer heeft geoordeeld dat het verzoek kennelijk ongegrond is, omdat in een reeds geëindigde hoofdzaak geen wraking kan worden uitgesproken. De verzoeker heeft niet gereageerd op de vraag of hij zijn verzoek wilde handhaven na de einduitspraak. De wrakingskamer heeft daarom besloten om zonder mondelinge behandeling het verzoek af te wijzen. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.