ECLI:NL:RBGEL:2025:2150

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 maart 2025
Publicatiedatum
19 maart 2025
Zaaknummer
05-288151-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot schorsing executie van politierechtervonnis en ontvankelijkheid hoger beroep

In deze zaak heeft verzoekster, geboren in 2001 en gedetineerd in de PI, een verzoek ingediend tot schorsing van de executie van een vonnis van de politierechter. Dit vonnis, uitgesproken op 25 november 2024, veroordeelde haar tot een gevangenisstraf van 14 weken, waarvan 4 weken voorwaardelijk. Verzoekster heeft op 30 december 2024 hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis, maar het openbaar ministerie stelt dat dit te laat is gebeurd, waardoor het vonnis onherroepelijk is geworden. De rechtbank heeft op 12 maart 2025 het verzoek behandeld in openbare raadkamer, waarbij verzoekster, haar advocaat mr. B.P.J. van Riel, en de officier van justitie aanwezig waren. De rechtbank oordeelt dat de termijn voor het instellen van hoger beroep is gestart op 25 november 2024 en dat verzoekster deze termijn heeft overschreden. De rechtbank concludeert dat er geen dringende redenen zijn om aan te nemen dat het gerechtshof zal oordelen dat het hoger beroep tijdig is ingesteld. Daarom wordt het verzoek tot schorsing van de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
parketnummer : 05-288151-24
raadkamernummer : 25-006042
datum : 12 maart 2025
beslissing van de voorzieningenrechter op het verzoek op grond van artikel 6:1:16 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:

[verzoekster] ,

geboren op [geboortedag] 2001 te [geboorteplaats] ,
wonende op het adres [adres] , [postcode] [woonplaats] ,
verblijvend in de PI [verblijfplaats] te [plaats] ,
hierna te noemen: verzoekster.
Advocaat: mr. B.P.J. van Riel, advocaat te Ede.

Feiten

Verzoekster is bij vonnis van 25 november 2024 bij verstek door de politierechter veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 weken met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht waarvan 4 weken voorwaardelijk en een proeftijd van 3 jaren. Tegen dat vonnis heeft verzoekster op 30 december 2024 hoger beroep ingesteld
.De tenuitvoerlegging van het vonnis is gestart op 10 maart 2025; verzoekster heeft zich gemeld bij PI [verblijfplaats] en is sindsdien gedetineerd.

Procedure

Het verzoek is op 6 maart 2025 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
De rechtbank heeft op 12 maart 2025 het verzoek in openbare raadkamer behandeld.
De rechtbank heeft verzoekster, de advocaat en de officier van justitie op zitting gehoord.

Verzoek

Op grond van artikel 6:1:16 Sv mag geen beslissing ten uitvoer worden gelegd zolang daartegen enig rechtsmiddel openstaat en, zo dit is aangewend, daarop is beslist. Door hoger beroep of beroep in cassatie wordt de tenuitvoerlegging van de opgelegde straf geschorst of opgeschort. Dat is niet het geval als naar het oordeel van het openbaar ministerie vaststaat dat het rechtsmiddel na het verstrijken van de daarvoor gestelde termijn is aangewend, tenzij op verzoek van degene die het middel heeft aangewend, en na zijn verhoor, indien hij dit bij het verzoek heeft gevraagd, de voorzieningenrechter van het gerechtshof of de rechtbank anders bepaalt.
Het verzoek houdt in dat de rechtbank zal bepalen dat de executie van de opgelegde gevangenisstraf wordt opgeschort, totdat onherroepelijk op het door verzoekster aangewende rechtsmiddel is beslist.
Namens verzoekster is aangevoerd dat zij bezwaar heeft ingediend tegen de beslissing om zich op 10 maart 2025 te melden bij de PI [verblijfplaats] . Verzoekster meent dat het standpunt van het openbaar ministerie dat het hoger beroep te laat is ingesteld en dus het vonnis van 25 november 2024 onherroepelijk is geworden, onjuist is. De ontvankelijkheidsvraag dient door het gerechtshof te worden beantwoord en niet door het openbaar ministerie.

Standpunt van het openbaar ministerie

De officier van justitie concludeert tot afwijzing van het verzoek.

Beoordeling

Verzoekster is gedagvaard voor de terechtzitting van de politierechter van 24 november 2024. Op dezelfde dag heeft de politierechter bij verstek vonnis gewezen. Uit de akte van uitreiking blijkt dat de dagvaarding voor deze zitting op 9 september 2024 op het politiebureau aan verzoekster in persoon is uitgereikt na afloop van het verhoor. Ingevolge artikel 366 Sv hoeft het veroordelend vonnis dan niet afzonderlijk te worden betekend. In dat geval wordt immers verondersteld dat betrokkene op de hoogte is van datum en tijdstip van de terechtzitting.
De termijn voor het instellen van hoger beroep is daarom gestart de dag na het uitspreken van het vonnis, dus op 25 november 2024. Deze termijn bedraagt twee weken. Bij gebreke van het tijdig instellen van hoger beroep, is op 10 december 2024 het vonnis onherroepelijk geworden. Het hoger beroep is op 30 december 2024, ruim twee weken na de termijn en dus te laat, ingesteld. Dat verzoekster, zoals zij stelt, pas op 27 december 2024 op de hoogte is geraakt van de uitspraak, doet daar niet aan af, In iedere geval is niet toen pas de appèltermijn gaan lopen.
Het gerechtshof bepaalt uiteindelijk of het hoger beroep op tijd is ingesteld, zoals de raadsman terecht betoogt. Maar als de regeling en de feiten duidelijk zijn, zoals hier het geval is, kan de rechtbank niet zomaar de executie van de opgelegde straf schorsen . De rechtbank zal op basis van de thans voorliggende stukken moeten beoordelen of er dringende redenen zijn om te veronderstellen dat het gerechtshof te zijner tijd zal beslissen dat het hoger beroep wel op tijd is ingesteld. Die dringende redenen ziet de rechtbank niet. Het verzoek tot schorsing van de executie wordt daarom afgewezen.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek tot schorsing van de tenuitvoerlegging af.
Deze beslissing is gegeven door mr. F.J.H. Hovens, rechter, in tegenwoordigheid van G.C.F.J. Derkx, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2025.