Uitspraak
RECHTBANK GELDERLAND
1.[eiser sub 1] ,
2.
[eiser sub 2],
3.
[eiser sub 3],
4.
[eiser sub 4],
5.
[eiser sub 5],
6.
[eiser sub 6],
7.
[eiser sub 7],
8.
[eiser sub 8],
1.De procedure
2.De feiten
De huurovereenkomsten zijn mondeling tot stand gekomen en werden steeds voor de periode van een jaar aangegaan. Jaarlijks werd door ieder van hen een factuur ontvangen voor het stageld. De huurders hebben op hun gehuurde standplaats een eigen kampeermiddel, chalet of stacaravan geplaatst.
Op 18 juli 2022 is [naam 1] onder bewind gesteld, met benoeming van de gevolmachtigden tot bewindvoerders.
4 december 2023 heeft de kantonrechter [gedaagde] verboden tot 30 december 2023
‘het uitvoeren en/of het doen uitvoeren van elke vorm van sloop c.q. vernieling c.q. aantasting en verwijdering van de stacaravans en/of chalets c.a. althans van de roerende eigendommen/bezittingen van [naam 2] op het recreatieterrein [bedrijf 1] ”.
3.Het geschil
1. zal verklaren voor recht dat [gedaagde] jegens hen in strijd heeft gehandeld met de Europese consumentenrichtlijnen en onrechtmatig heeft gehandeld door de camping en eigendommen te ontmantelen en te slopen en tevens jegens hen toerekenbaar tekort is geschoten om rustig huurgenot te continueren,
2. de huurovereenkomsten zal vernietigen wegens strijd met Europees consumentenrecht, althans zal ontbinden wegens toerekenbare tekortkoming door [gedaagde] ,
3. [gedaagde] zal veroordelen tot betaling van € 1.500,00 aan iedere huurder en daarnaast
- € 9.000,- aan [eiser sub 1] ,
- € 12.000,- aan [eiser sub 2] ,
- € 9.500,- aan [eiser sub 3] ,
- € 7.500,- aan [eiser sub 4] ,
- € 5.000,- aan [eiser sub 5] ,
- € 7.000,- aan [eiser sub 6] ,
- € 15.000,- aan [eiser sub 8] ,
- € 10.000,- aan [eiser sub 7] ,
4. [gedaagde] zal veroordelen in de proceskosten.
[gedaagde] voert daarbij aan dat de huurovereenkomst al waren geëindigd toen zij eigenaar werd van het park. De huurders hebben voldoende gelegenheid gehad om hun eigendommen op te halen, maar niemand heeft contact opgenomen om toegang te vragen of op een andere manier kenbaar gemaakt dat nog belang werd gehecht aan de achtergebleven zaken. Ook niet na het kort geding vonnis. Er was en is geen verplichting meer om huurgenot te verschaffen. Er is geen reden voor toekenning van enige schadevergoeding. Subsidiair betwist [gedaagde] de omvang van de gevorderde bedragen.
4.De beoordeling
“Wellicht heeft u vernomen dat de camping op last van de gemeente [vestigingsplaats] is gesloten wegens gevaarlijke omstandigheden., Deze sluiting in combinatie met de gezondheid en (hoge) leeftijd van de eigenaar de heer [naam 1] , heeft [naam 1] doen besluiten de camping niet voort te zetten en te gaan verkopen. Dit proces zal de komende tijd in gang worden gezet. Voor u als campinggast betekent dit dat u niet terug kunt keren op de camping. Wellicht heeft u nog spullen op de camping staan die uw eigendom zijn en die u terug wilt. U kunt hiervoor contact opnemen met ondergetekende om een afspraak te maken (…)”.Er zijn door [gedaagde] ook brieven overgelegd van 1 juli 2022 van de gevolmachtigden van [naam 1] , gericht aan ieder van de huurders, waarin de verkoop van de camping wordt meegedeeld en de huurders worden opgeroepen hun roerende en onroerende spullen van het park te verwijderen vóór 16 juli 2022 en daarvoor een afspraak te maken met de gevolmachtigden om toegang tot het park te kunnen krijgen. Daarbij is aangekondigd dat alle zaken die achterblijven na de overdracht verwijderd zullen worden. Het stageld voor het seizoen 2022/2023 is terugbetaald aan de huurders die het al hadden voldaan.
De conclusie uit het voorgaande is, dat de huurovereenkomsten zijn geëindigd door ontbinding daarvan door de verhuurder per 6 mei 2022.
De door de huurders aangevoerde waarborgen uit het (Europees) consumentenrecht leiden niet tot een andere conclusie op dit onderdeel. Het al dan niet schriftelijk vastleggen van een huurovereenkomst of de op die overeenkomst toepasselijke algemene voorwaarden zijn immers niet van invloed op de ontbinding die hier aan de orde is.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat zij er van uit mocht gaan dat de eigenaren van de op de camping aanwezige spullen daar geen prijs meer op stelden en dat de zaken voor de eigenaren geen waarde meer hadden. Zij is er niet mee bekend of er aanwezige spullen van deze huurders waren op het moment dat zij eigenaar van de camping werd. Vóór en ná de procedure in kort geding is door geen van hen gevraagd om toegang tot de camping, terwijl de huurders ook door de bewindvoerders zijn gewaarschuwd dat de spullen gesloopt zouden worden. Zij hebben dus de beschadiging en verwijdering van eventuele eigendommen voor lief genomen en in elk geval niet schadebeperkend opgetreden, aldus [gedaagde] .
Maar ook als er van moet worden uitgegaan dat de huurders allemaal ten tijde van de overdracht van het park aan [gedaagde] nog een compleet ingericht kampeermiddel op het park hadden staan, is door de huurders onvoldoende onderbouwd dat het verloren gaan daarvan (uitsluitend) aan [gedaagde] te wijten is. De gestelde waarde van de kampeermiddelen (al dan niet met inboedel) ten tijde van de sluiting van het park is niet onderbouwd. De overgelegde ‘taxaties’ zijn daarvoor onvoldoende, omdat deze slechts gebaseerd zijn op enkele, ongedateerde foto van chalets en eigen opgaves. Van belang is verder het volgende.
Ook met de huurder [eiser sub 5] is in mei 2022 via de e-mail gecorrespondeerd door de gevolmachtigde van [naam 1] , naar aanleiding van de brief van 6 mei 2022. Zij heeft onder andere gevraagd
‘Bedoelt u dat alle mensen hun eventuele caravan moeten gaan verplaatsen?’. Het antwoord op deze vraag is niet in de stukken te vinden, maar de vraag geeft wel aan dat [eiser sub 5] er op bedacht had kunnen zijn dat zij tot actie zou moeten overgaan. Wat er vervolgens wel of niet gebeurd is en waarom, is door haar niet uiteengezet.