ECLI:NL:RBGEL:2025:2047

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
12 maart 2025
Publicatiedatum
18 maart 2025
Zaaknummer
11254681
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een vordering tot betaling in een goederenkredietzaak met proceskostenveroordeling

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland, heeft DFM N.V., handelende onder de naam DutchFinance, een vordering ingesteld tegen een gedaagde partij die niet is verschenen. De procedure is gestart met een dagvaarding op 30 juli 2024. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vordering van DFM, die betrekking heeft op een goederenkrediet voor een motorrijtuig, niet onrechtmatig of ongegrond is. De vordering tot betaling van € 4.848,97 is toegewezen, waarbij DFM de kredietovereenkomst heeft ontbonden op basis van artikel 7:90 BW en het motorrijtuig heeft teruggekregen.

De kantonrechter heeft ook de vordering van DFM tot contractuele rente van 7,49% per jaar afgewezen, omdat hiervoor geen grondslag was. In plaats daarvan is de wettelijke rente van artikel 6:119 BW toegewezen. De gedaagde partij is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten betalen, die zijn begroot op een totaal van € 1.039,39. Dit bedrag omvat de kosten van de dagvaarding, griffierecht, salaris van de gemachtigde en nakosten.

Het vonnis is op 12 maart 2025 uitgesproken door mr. D. Vergunst en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De gedaagde partij is veroordeeld om binnen veertien dagen na aanschrijving aan DFM te betalen, met de waarschuwing dat bij niet-naleving extra kosten voor betekening in rekening kunnen worden gebracht.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: 11254681 \ CV EXPL 24-6416
Vonnis van 12 maart 2025
in de zaak van
DFM N.V., handelende onder de naam DutchFinance,
te Amersfoort,
eisende partij,
hierna te noemen: DFM,
gemachtigde: Jongejan Wisseborn Gerechtsdeurwaarders,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de dagvaarding van 30 juli 2024.
1.2.
Daarna is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
DFM heeft gevorderd zoals is vermeld in de dagvaarding waarmee deze procedure is ingeleid. Een kopie van de dagvaarding is aan dit vonnis gehecht.
2.2.
Omdat de voorgeschreven termijnen en formaliteiten in acht zijn genomen, wordt tegen [gedaagde] verstek verleend.
2.3.
Aan de hand van het gestelde in de dagvaarding is de vordering getoetst aan de dwingende bepalingen van het Europees consumentenrecht. De vordering tot betaling van € 4.848,97 komt niet onrechtmatig of ongegrond voor en wordt daarom toegewezen. DFM heeft de kredietovereenkomst (goederenkrediet motorrijtuig) ontbonden op grond van art. 7:90 BW en het motorrijtuig is aan haar teruggegeven, dus de vordering van DFM tot schadevergoeding kan worden toegewezen.
2.4.
DFM vordert contractuele rente van 7,49% per jaar over € 4.773,75. Deze wordt afgewezen, omdat daar geen grondslag voor is. Over de verbintenis tot schadevergoeding, kan enkel de wettelijke rente van artikel 6:119 BW worden toegewezen. Die zal daarom worden toegewezen.
2.5.
[gedaagde] is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van DFM worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
137,39
- griffierecht
496,00
- salaris gemachtigde
271,00
(1 punt × € 271,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
totaal
1.039,39

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan DFM te betalen een bedrag van € 4.848,97, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over een bedrag van € 4.773,75, met ingang van 20 juli 2024, tot de dag van volledige betaling,
3.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.039,39, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Vergunst en in het openbaar uitgesproken op 12 maart 2025.
676 / 40141