ECLI:NL:RBGEL:2025:2047
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toewijzing van een vordering tot betaling in een goederenkredietzaak met proceskostenveroordeling
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Gelderland, heeft DFM N.V., handelende onder de naam DutchFinance, een vordering ingesteld tegen een gedaagde partij die niet is verschenen. De procedure is gestart met een dagvaarding op 30 juli 2024. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vordering van DFM, die betrekking heeft op een goederenkrediet voor een motorrijtuig, niet onrechtmatig of ongegrond is. De vordering tot betaling van € 4.848,97 is toegewezen, waarbij DFM de kredietovereenkomst heeft ontbonden op basis van artikel 7:90 BW en het motorrijtuig heeft teruggekregen.
De kantonrechter heeft ook de vordering van DFM tot contractuele rente van 7,49% per jaar afgewezen, omdat hiervoor geen grondslag was. In plaats daarvan is de wettelijke rente van artikel 6:119 BW toegewezen. De gedaagde partij is grotendeels in het ongelijk gesteld en moet de proceskosten betalen, die zijn begroot op een totaal van € 1.039,39. Dit bedrag omvat de kosten van de dagvaarding, griffierecht, salaris van de gemachtigde en nakosten.
Het vonnis is op 12 maart 2025 uitgesproken door mr. D. Vergunst en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De gedaagde partij is veroordeeld om binnen veertien dagen na aanschrijving aan DFM te betalen, met de waarschuwing dat bij niet-naleving extra kosten voor betekening in rekening kunnen worden gebracht.