ECLI:NL:RBGEL:2025:2041

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 maart 2025
Publicatiedatum
18 maart 2025
Zaaknummer
05.026352.23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitlokking van brandstichting van voertuig met gevaar voor goederen en uitlokking van vernieling

Op 18 maart 2025 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het uitlokken van brandstichting en vernieling. De zaak betreft een incident dat plaatsvond tussen 16 en 22 november 2022, waarbij de verdachte medeverdachten heeft aangezet tot het opzettelijk in brand steken van een bedrijfsbus, wat gevaar voor goederen met zich meebracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, die in detentie zat, zijn (stief)dochter en haar vriend heeft gevraagd om de brand te stichten, met de belofte van een financiële beloning. De brand heeft geleid tot aanzienlijke schade aan de bus en heeft ook angst en onveiligheid veroorzaakt bij de omwonenden. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan het uitlokken van brandstichting en vernieling, maar heeft vrijspraak uitgesproken voor het levensgevaar dat mogelijk voor de bewoners van de nabijgelegen woning zou zijn ontstaan. De rechtbank heeft een voorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden opgelegd, met bijzondere voorwaarden, en een taakstraf van 240 uur. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij, [slachtoffer 1], voor de materiële schade die door de brand is veroorzaakt.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.026352.23
Datum uitspraak : 18 maart 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1972 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] [woonplaats] .
Raadsvrouw: mr. J.L. Vermeer, advocaat in Rhenen
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 22 november 2022 te [plaats] ,
in elk geval in Nederland,
opzettelijk brand heeft/hebben gesticht
in een bij een woning aan de [adres 2] geparkeerde bedrijfsbus, Peugeot Expert (kleur wit en gekentekend [kenteken 1] ),
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , althans aan een ander dan aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] ,
door een raam van die bedrijfsbus te verbreken en (vervolgens) een fles met daarin een doek en/of papier en een brandbare vloeistof (vermoedelijk benzine) in aanraking te brengen met open vuur en/of (daarna) voornoemde brandende fles door het verbroken raam in die bedrijfsbus te gooien,
ten gevolge waarvan genoemde bedrijfsbus geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor de naastgelegen woning (waarin de bewoners op dat moment aanwezig waren) en/of de zich daarin bevindende inboedel en/of de houten schutting en/of een naast voornoemde bedrijfsbus geparkeerde personenauto (Volkswagen Golf), in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was en/of
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in voornoemde woning aanwezige bewoners, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was,
welk strafbaar feit hij, verdachte, in of omstreeks de periode tussen 16 november 2022 en 22 november 2022, te Grave, in elk geval in Nederland,
door giften, beloften en/of het verschaffen van inlichtingen opzettelijk heeft uitgelokt,
immers heeft hij, verdachte
die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] medegedeeld welk voertuig het betrof en/of op welk adres dat voertuig zich bevond en/of dat er op die locatie ‘oogjes’(camera’s) hangen en/of dat de eigenaar van dat voertuig nu in Abu Dhabi en/of Dubai is en/of
die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] , al dan niet door tussenkomst van een medegedetineerde [medeverdachte 3] , een geldbedrag van tussen 200 en 500 EURO, althans een geldbedrag in het vooruitzicht gesteld als het feit gepleegd zou worden;
subsidiair
hij op of omstreeks 22 november 2022 te [plaats] , in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk brand heeft gesticht
in een bij een woning aan de [adres 2] geparkeerde bedrijfsbus, Peugeot Expert (kleur wit en gekentekend [kenteken 1] ),
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , althans aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
door een raam van die bedrijfsbus te verbreken en (vervolgens) een fles met daarin een doek en/of papier en een brandbare vloeistof (vermoedelijk benzine) in aanraking te brengen met open vuur en/of (daarna) voornoemde brandende fles door het verbroken raam in die bedrijfsbus te gooien,
ten gevolge waarvan genoemde bedrijfsbus geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor de naastgelegen woning (waarin de bewoners op dat moment aanwezig waren) en/of de zich daarin bevindende inboedel en/of de houten schutting en/of de schuur/garage en/of een naast voornoemde bedrijfsbus geparkeerde personenauto (Volkswagen Golf), in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was en/of
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in voornoemde woning aanwezige bewoners, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
meer subsidiair
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 22 november 2022 te [plaats] ,
in elk geval in Nederland,
opzettelijk brand heeft/hebben gesticht
in een bij een woning aan de [adres 2] geparkeerde bedrijfsbus, Peugeot Expert (kleur wit en gekentekend [kenteken 1] ),
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , althans aan een ander dan aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] ,
door een raam van die bedrijfsbus te verbreken en (vervolgens) een fles met daarin een doek en/of papier en een brandbare vloeistof (vermoedelijk benzine) inaanraking te brengen met open vuur en/of (daarna) voornoemde brandende fles door het verbroken raam in die bedrijfsbus te gooien,
ten gevolge waarvan genoemde bedrijfsbus geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor de naastgelegen woning (waarin de bewoners op dat moment aanwezig waren) en/of de zich daarin bevindende inboedel en/of de houten schutting en/of een naast voornoemde bedrijfsbus geparkeerde personenauto (Volkswagen Golf), in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was en/of
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in voornoemde woning aanwezige bewoners, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was,
tot het plegen van welk misdrijf verdachte in of omstreeks de periode tussen 16 november 2022
en 22 november 2022, te Grave, in elk geval in Nederland,
opzettelijk de gelegenheid, middelen of inlichten heeft verschaft door die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] mede te delen welk voertuig het betrof en/of op welk adres dat voertuig zich bevond en/of dat er op die locatie ‘oogjes’(camera’s) hangen en/of
dat de eigenaar van dat voertuig nu in Abu Dhabi en/of Dubai is en/of al dan niet door tussenkomst van een medegedetineerde [medeverdachte 3] , een geldbedrag van tussen 200 en 500 EURO, althans een geldbedrag in het vooruitzicht te stellen als het feit gepleegd zou worden;
2.
[medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2] op of omstreeks 11 november 2022 te Arnhem,
in elk geval in Nederland,
opzettelijk en wederrechtelijk vier (4), althans één of meerdere banden van een personenauto (Opel Corsa, kleur grijs en gekentekend [kenteken 2] ) heeft/hebben lek gestoken, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n),
heeft/hebben vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt,
welk strafbaar feit hij, verdachte, in of omstreeks de periode van 5 november 2022 tot en met
11 november 2022 te Grave, in elk geval in Nederland,
door giften, beloften en/of het verschaffen van inlichtingen opzettelijk heeft uitgelokt,
immers heeft hij, verdachte
opzettelijk die [medeverdachte 1] en/of die [medeverdachte 2] medegedeeld welk voertuig het betrof en/of waar dat voertuig stond geparkeerd en/of welk tijdstip daarvoor het meest geschikt was (na 01:00 uur);
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 1 primair en feit 2, waarbij zij voor de brandstichting onder feit 1 alleen gevaar voor goederen bewezen acht.
Het standpunt van de verdediging
Voor feit 1 heeft de raadsvrouw vrijspraak bepleit voor het onderdeel (levens)gevaar voor een ander. Voor het overige heeft de raadsvrouw zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
feit 1 primair
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen:
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 maart 2025;
- het proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 1] p. 319;
- het proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 2] p. 294;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 29-30.
Partiële vrijspraak
De rechtbank vindt bewezen dat door de brand gevaar voor de naast de bus geparkeerde auto (Volkswagen Golf) is ontstaan. Op de foto’s is namelijk te zien dat deze auto vlak naast de bus stond. [2]
De rechtbank constateert verder dat in het dossier een rapportage ontbreekt van de brandweer over de gevaarzetting van de brand. Ook ontbreken duidelijke overzichtsfoto’s bij daglicht. Naar het oordeel van de rechtbank kan daarom niet worden bewezen dat naar algemene ervaringsregels voorzienbaar was dat door de brandstichting in de bestelbus gevaar bestond voor de naast de bus gelegen woning, de inboedel van de woning en de schutting bij de woning. Daarvoor stond de bus te ver weg.
Ook acht de rechtbank om die reden niet bewezen dat door de brand levensgevaar voor de in de woning aanwezige bewoners dan wel zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was. De rechtbank zal verdachte daarom hiervan vrijspreken.
feit 2 primair
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen:
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 maart 2025;
- tapgesprekken p. 138-139;
- het proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte 2] p. 301;
- het proces-verbaal van aangifte p. 345.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1. primair
[medeverdachte 1] en
/of[medeverdachte 2] op
of omstreeks22 november 2022 te [plaats] ,
in elk geval in Nederland,
opzettelijk brand
heeft/hebben gesticht
in een bij een woning aan de [adres 2] geparkeerde bedrijfsbus, Peugeot Expert (kleur wit en gekentekend [kenteken 1] ),
geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 1] ,
althans aan een ander dan aan die [medeverdachte 1] en/of [medeverdachte 2],
door een raam van die bedrijfsbus te verbreken en (vervolgens) een fles met daarin
een doek en/ofpapier en een brandbare vloeistof (
vermoedelijkbenzine) in aanraking te brengen met open vuur en
/of(daarna) voornoemde brandende fles door het verbroken raam in die bedrijfsbus te gooien,
ten gevolge waarvan genoemde bedrijfsbus geheel
of gedeeltelijkis verbrand,
in elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor
de naastgelegen woning (waarin de bewoners op dat moment aanwezig waren) en/of de zich daarin bevindende inboedel en/of de houten schutting en/ofeen naast voornoemde bedrijfsbus geparkeerde personenauto (Volkswagen Golf),
in elk geval gemeen gevaar voor goederente duchten was
en/of
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in voornoemde woning aanwezige bewoners, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was,
welk strafbaar feit hij, verdachte, in
of omstreeksde periode tussen 16 november 2022 en
22 november 2022, te Grave,
in elk geval in Nederland,
door
giften,beloften en/of het verschaffen van inlichtingen opzettelijk heeft uitgelokt,
immers heeft hij, verdachte
die [medeverdachte 1] en/ofdie [medeverdachte 2] medegedeeld welk voertuig het betrof en
/ofop welk adres dat voertuig zich bevond en
/ofdat er op die locatie ‘oogjes’(camera’s) hangen en
/ofdat de eigenaar van dat voertuig nu in Abu Dhabi
en/of Dubaiis en
/of
die [medeverdachte 1] en
/ofdie [medeverdachte 2] ,
al dan nietdoor tussenkomst van een medegedetineerde [medeverdachte 3] , een geldbedrag van tussen 200 en 500 EURO,
althans een geldbedragin het vooruitzicht gesteld als het feit gepleegd zou worden;
2.
[medeverdachte 1] en
/of[medeverdachte 2]
op ofomstreeks 11 november 2022 te Arnhem,
in elk geval in Nederland,
opzettelijk en wederrechtelijk
vier (4), althans één of meerderebanden van een personenauto (Opel Corsa, kleur grijs en gekentekend [kenteken 2] )
heeft/hebben lek gestoken,
in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan [slachtoffer 2] ,
in elk geval aan een andertoebehoorde
(n
),
heeft/en die zij hebben vernield
, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt,
welk strafbaar feit hij, verdachte, in
of omstreeksde periode van 5 november 2022 tot en met
11 november 2022 te Grave,
in elk geval in Nederland,
door
giften, beloften en/ofhet verschaffen van inlichtingen opzettelijk heeft uitgelokt,
immers heeft hij, verdachte
opzettelijk
die [medeverdachte 1] en/ofdie [medeverdachte 2] medegedeeld welk voertuig het betrof en
/ofwaar dat voertuig stond geparkeerd en
/ofwelk tijdstip daarvoor het meest geschikt was (na 01:00 uur);
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 primair:
Door beloften en door het verschaffen van inlichtingen opzettelijk uitlokken van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is;
feit 2:
Door het verschaffen van inlichtingen opzettelijk uitlokken van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, omdat geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden en een proeftijd van 3 jaar. Daarnaast heeft zij een taakstraf geëist voor de duur van 240 uur.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf met daarnaast een taakstraf voor ten hoogste 180 uur.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich tijdens detentie schuldig gemaakt aan uitlokking van brandstichting van
een bestelbus. De opdracht hiervoor was afkomstig van een medegedetineerde, die met de
brandstichting wraak wilde nemen op de eigenaar van de bus. Verdachte heeft zijn (stief)-
dochter en haar vriend voor de klus gevraagd, die de brand vervolgens samen hebben
gesticht. Verdachte had hen hiervoor een financiële beloning beloofd en inlichtingen
verschaft. De brand heeft een enorme impact gehad op de eigenaar van de bus en zijn vrouw.
Zij werden laat op de avond wakker van geklop op de rolluiken bij hun woning en zagen een
vlammenzee uit de bus komen. De bus stond op de oprit bij hun woning en is volledig
verwoest. Naast forse materiële schade heeft de brand niet alleen bij hen maar ook bij
omwonenden hevige gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt.
Enkele weken daarvoor heeft verdachte zijn (stief)dochter met resultaat aangezet
autobanden te vernielen als wraakactie van hem tegen de eigenaresse van de auto. Hij heeft
ook hiermee voor schade en overlast gezorgd.
Verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan ernstige strafbare feiten. Daarbij heeft hij
misbruik gemaakt van de psychische kwetsbaarheid van zijn (stief)dochter. Strafverzwarend
acht de rechtbank dat verdachte de feiten heeft begaan tijdens zijn detentie na veroordeling in
een andere strafzaak. Kennelijk heeft hij niet geleerd van zijn strafrechtelijk verleden. In het
voordeel van verdachte spreekt dat hij ter zitting verantwoordelijkheid heeft genomen voor
zijn handelen.
Persoon van de verdachte
De reclassering heeft in een rapport over verdachte van 9 december 2024 beschreven dat
sprake is van instabiliteit op nagenoeg alle belangrijke leefgebieden. Niet duidelijk is of het
delictgedrag in deze zaak voorkomt uit een gebrekkig inzicht vanwege beperkte cognitieve
vaardigheden en/of langdurig cocaïnegebruik. Verdachte staat in een andere strafzaak
waarin bijzondere voorwaarden zijn opgelegd onder toezicht van de reclassering.
Ten tijde van het opstellen van het rapport was het hulpverleningstraject daarvoor net
opgestart. Uit een voortgangsverslag van de reclassering van 28 februari 2025 blijkt dat
verdachte sinds januari 2025 begeleid woont op een locatie van het Leger des Heils, dat
het verblijf goed verloopt en dat hij zich begeleidbaar opstelt.
Om het recidiverisico zoveel mogelijk te beperken, adviseert de reclassering in aanvulling op
de huidige interventies die lopen tot 2027, de volgende bijzondere voorwaarden: een
meldplicht, middelencontrole - en indien nodig - verplichte deelname aan de
gedragstraining Leefstijl 24/7 voor meer grip op het middelengebruik, ambulante
behandeling door IrisZorg Verslavingszorg en medicatie-inname als de zorgverlener dat
nodig vindt met daarnaast de mogelijkheid tot kortdurende klinische opname voor maximaal
7 weken na hiertoe strekkend rechterlijk bevel, alsmede verblijf in een beschermd- of
begeleid wonen voorziening waarbij verdachte zich zal houden aan het (dag)programma.
Straf
De rechtbank overweegt dat voor uitlokken van brandstichting van een voertuig met gevaar
voor goederen en met forse schade, begaan vanuit detentie in beginsel een onvoorwaardelijke
gevangenisstraf van aanzienlijke duur is aangewezen. De rechtbank acht deze straf in deze
zaak echter niet passend. De rechtbank acht hiervoor van belang dat inmiddels ruim twee jaar
is verstreken sinds verdachte de feiten heeft gepleegd en niet eerder is veroordeeld voor
een soortgelijk feit. Ook weegt de rechtbank mee dat verdachte sinds zijn laatste detentie die
in februari 2024 afliep, niet meer met politie in aanraking is gekomen en de afgelopen
periode met hulp van de reclassering belangrijke stappen heeft gezet op zijn leven op de rit te
krijgen, waaronder begeleid wonen. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige duur
zal deze ingezette positieve lijn doorkruisen wat de rechtbank vanuit het oogpunt van
preventie niet wenselijk acht. Wel acht de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf
voor de duur van 12 maanden met een proeftijd van 3 jaar op zijn plaats met daarnaast een
maximale taakstraf van 240 uren met aftrek van voorarrest. Een lagere taakstraf zoals bepleit
door de raadsvrouw doet naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende recht aan de ernst
van het bewezenverklaarde. Daarbij heeft de rechtbank betrokken dat verdachte in 2023 is
veroordeeld tot een gevangenisstraf zodat de situatie als bedoeld in artikel 63 van het
Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Om de kans op herhaling zoveel mogelijk te beperken, zal de rechtbank ook de door de
reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden opleggen, zoals hierboven opgenomen.
Ter zitting heeft verdachte zich bereid verklaard aan deze voorwaarden mee te werken.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in verband met feit 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert van verdachte en de medeverdachten hoofdelijk € 4.512,09 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. De schade ziet op gereedschap dat in de bus lag en door de brand onbruikbaar is geworden. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
Onder verwijzing naar het veroordelend vonnis in de zaak van medeverdachte [medeverdachte 3] , heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk kan worden toegewezen tot een bedrag van € 3.942,83, met toekenning van de wettelijke rente. Ook is oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard. Aangevoerd is dat de benadeelde niet eerder melding heeft gemaakt van de gevorderde schade en dat onvoldoende onderbouwd is dat de schade is ontstaan door de brand.
Overweging van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden waarvoor hij naar burgerlijk recht aansprakelijk is. Ter ondersteuning van de vordering heeft de benadeelde ter zitting foto’s getoond van de schade aan zijn gereedschap. Daarop is onder meer een hoge druk slang te zien, die zwart geblakerd is. Dat er gereedschap in de bedrijfsbus lag ten tijde van de brand vindt bevestiging in het proces-verbaal beeldverslag pagina 54. Voorts is door de politie beschreven dat de bus volledig is uitgebrand. De rechtbank acht hiermee voldoende aannemelijk geworden dat gereedschap in de bus zodanig blootgesteld is geweest aan hoge temperaturen en bluswater dat deze goederen niet meer bruikbaar zijn.
Ten aanzien van het opgevoerde bedrag voor het verlengsnoer overweegt de rechtbank dat dit bedrag niet volgt uit de overgelegde stukken. Het verlengsnoer staat weliswaar genoemd op een van de facturen maar zonder vermelding van een bedrag. De vordering is op dit punt onvoldoende onderbouwd zodat dit onderdeel niet toewijsbaar is. De overige schadeposten acht de rechtbank voldoende gestaafd en komen haar niet onredelijk voor. De aan benadeelde in rekening gebrachte BTW daarentegen komt niet voor vergoeding in aanmerking omdat uit de overgelegde facturen blijkt dat de goederen zakelijk zijn gekocht en niet is gesteld en onderbouwd dat de benadeelde de BTW niet kan verrekenen.
De rechtbank zal de vordering aldus toewijzen tot € 3.942,83 (€ 807,22 voor de aquabar,
€ 393,99 voor de ladder en € 2.741.62 voor de trolley, voegenhamer, persluchtslang en beitels). De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering nog aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Verdachte is vanaf 22 november 2022 wettelijke rente verschuldigd over het toegewezen bedrag. Verdachte en de medeverdachten kunnen ieder voor het gehele toegewezen schadebedrag (hoofdelijk) worden aangesproken.
De rechtbank acht het wenselijk dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. De rechtbank zal daarom aan verdachte hoofdelijk de maatregel tot schadevergoeding opleggen tot voornoemd bedrag van € 3.942,83, te vermeerderen met de wettelijke rente op de wijze zoals hiervoor is vermeld. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij ingegrepen. De rechtbank zal daarbij bepalen dat dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 49 dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt. Toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 14a, 14b, 14c, 36f, 47, 57, 63, 157 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden;
  • bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- verdachte zich gedurende de proeftijd meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering bepaalt op welke dagen en tijdstippen deze afspraken zijn. Voor de eerste afspraak meldt verdachte zich telefonisch binnen 3 dagen nadat de proeftijd is ingegaan bij Reclassering IrisZorg op het adres Nieuwe Oeverstraat 65 in Arnhem. Hij dient zich te houden aan de afspraken en aanwijzingen van Reclassering IrisZorg, ook als dat inhoudt dat hij zijn medewerking moet verlenen aan de uitvoering van huisbezoeken, de SCIL, de methodiek ‘Stap voor Stap’ en/of urinecontroles;
- verdachte gedurende de proeftijd deelneemt aan de gedragstraining Leefstijl 24/7 om meer grip te krijgen op zijn middelengebruik, indien de reclassering dat nodig acht. De training vindt in principe plaats in groepsverband, individueel maatwerk is mogelijk. De training bestaat uit drie modules, in totaal maximaal 15 bijeenkomsten van circa 2 uur;
- indien de reclassering dat nodig acht, verdachte zich gedurende de proeftijd ambulant laat behandelen voor zijn (verslavings)problematiek door IrisZorg verslavingszorg of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek van verdachte kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Indien er sprake is van een terugval in middelengebruik/bij overmatig middelengebruik en/of een zodanige verslechtering van de psychische toestand van verdachte dat een kortdurende klinische opname voor detoxificatie/stabilisatie/ observatie/diagnostiek/crisisbehandeling noodzakelijk is, kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een dergelijke kortdurende klinische opname voor de duur van maximaal 7 weken. Indien de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, nadat dit door de rechter is bevolen, laat verdachte zich opnemen in een zorginstelling te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing;
- indien de reclassering dit nodig acht, verdachte gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt, verblijft in een beschermd of begeleid wonen voorziening van het Leger des Heils of een soortgelijke instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering opstelt;
- verdachte gedurende de proeftijd meewerkt aan controles om het gebruik te leren beheersen van alcohol en verdovende middelen. Deze controles kunnen bestaan uit urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest). De reclassering bepaalt hoe vaak en met welk controlemiddel wordt gecontroleerd.
 stelt als overige voorwaarden dat:
- verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 legt op een
taakstraf van 240 uren,met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 120 dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
vordering benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • veroordeelt verdachte in verband met feit 1 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 bepaalt dat als de medeverdachten (een deel van) het schadebedrag betalen dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;
 verklaart de benadeelde partij
[slachtoffer 1]voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 1] een bedrag te betalen van € 3.942,83 aan materiële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 november 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 49 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M.L. Tomassen, voorzitter, mr. A.A.M. Bögemann, en
mr. M.G.J. Post, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J.M. Fransen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 maart 2025.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2023074554, onderzoek Lascar, gesloten op 10 maart 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] en proces-verbaal beeldverslag, p. 44.