ECLI:NL:RBGEL:2025:2038

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 maart 2025
Publicatiedatum
18 maart 2025
Zaaknummer
05.025308.23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van brandstichting en vernieling met bijzondere voorwaarden en taakstraf

Op 18 maart 2025 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van brandstichting en vernieling. De verdachte, geboren in 1999, werd ervan beschuldigd op 22 november 2022 opzettelijk brand te hebben gesticht in een bedrijfsbus, wat gevaar voor goederen met zich meebracht. Daarnaast werd hij beschuldigd van het leksteken van autobanden van een andere auto op 11 november 2022. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de brandstichting, maar sprak de verdachte vrij van het levensgevaar voor omwonenden, omdat het bewijs daarvoor ontbrak. De rechtbank legde een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van 8 maanden op, met bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en ambulante behandeling, en een taakstraf van 200 uur. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn blanco strafblad en de tijd die verstreken was sinds de feiten. De benadeelde partij, [slachtoffer 1], diende een vordering tot schadevergoeding in, die gedeeltelijk werd toegewezen tot een bedrag van € 3.942,83, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank legde ook een schadevergoedingsmaatregel op aan de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.025308.23
Datum uitspraak : 18 maart 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1999 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] [woonplaats] .
Raadsman: mr. S. Kriekaard, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 22 november 2022 te [plaats] , in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk brand heeft gesticht
in een bij een woning aan de [adres 2] geparkeerde bedrijfsbus, Peugeot Expert (kleur wit en gekentekend [kenteken 1] ),
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , althans aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
door een raam van die bedrijfsbus te verbreken en (vervolgens) een fles met daarin een doek en/ of papier en een brandbare vloeistof (vermoedelijk benzine) in aanraking te brengen met open vuur en/of (daarna) voornoemde brandende fles door het verbroken raam in die bedrijfsbus te gooien,
ten gevolge waarvan genoemde bedrijfsbus geheel of gedeeltelijk is verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarvan gemeen gevaar voor de naastgelegen woning (waarin de bewoners op dat moment aanwezig waren) en/of de zich daarin bevindende inboedel en/of de houten schutting en/of de schuur/garage en/of een naast voornoemde bedrijfsbus geparkeerde
personenauto (Volkswagen Golf), in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was en/of
levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in voornoemde woning aanwezige bewoners, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
2.
hij op of omstreeks 11 november 2022 te Arnhem, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk en wederrechtelijk vier (4), althans één of meerdere banden van een personenauto (Opel Corsa, kleur grijs en gekentekend [kenteken 2] ) heeft lek gestoken,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een
ander toebehoorde(n), heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde, waarbij zij voor de brandstichting onder feit 1 alleen gevaar voor goederen bewezen acht.
Het standpunt van de verdediging
Voor feit 1 heeft de raadsman vrijspraak bepleit voor het onderdeel (levens)gevaar voor een ander. Voor het overige heeft de raadsman zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling door de rechtbank
feit 1
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen:
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 maart 2025;
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 1] , p. 29-30.
Partiële vrijspraak
De rechtbank vindt bewezen dat door de brand gevaar voor de naast de bus geparkeerde auto (Volkswagen Golf) is ontstaan alsook voor de naastgelegen schuur. Op de foto’s is namelijk te zien dat deze auto vlak naast de bus stond en dat de schuur grenst aan het parkeervak waar de bus stond. [2]
De rechtbank constateert verder dat in het dossier een rapportage ontbreekt van de brandweer over de gevaarzetting van de brand. Ook ontbreken duidelijke overzichtsfoto’s bij daglicht. Naar het oordeel van de rechtbank kan daarom niet worden bewezen dat naar algemene ervaringsregels voorzienbaar was dat door de brandstichting in de bestelbus gevaar bestond voor de naast de bus gelegen woning, de inboedel van de woning en de schutting bij de woning. Daarvoor stond de bus te ver weg.
Ook acht de rechtbank om die reden niet bewezen dat door de brand levensgevaar voor de in de woning aanwezige bewoners dan wel zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten was. De rechtbank zal verdachte daarom hiervan vrijspreken.
feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen:
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 4 maart 2025;
- tapgesprekken p. 138-139;
- proces-verbaal van aangifte p. 345.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks22 november 2022 te [plaats] ,
in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen,
opzettelijk brand heeft gesticht in een bij een woning aan de [adres 2] geparkeerde bedrijfsbus, Peugeot Expert (kleur wit en gekentekend [kenteken 1] ),
geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 1] ,
althans aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
door een raam van die bedrijfsbus te verbreken en (vervolgens) een fles met daarin
een doek en/ofpapier en een brandbare vloeistof (
vermoedelijkbenzine) in aanraking te brengen met open vuur en
/of(daarna) voornoemde brandende fles door het verbroken raam in die bedrijfsbus te gooien,
ten gevolge waarvan genoemde bedrijfsbus geheel
of gedeeltelijkis verbrand,
in elk geval brand is ontstaan,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor
de naastgelegen woning (waarin de bewoners op dat moment aanwezig waren) en/of de zich daarin bevindende inboedel en/of de houten schutting en/ofde schuur/
garageen/
ofeen naast voornoemde bedrijfsbus geparkeerde personenauto (Volkswagen Golf),
in elk geval gemeen gevaar voor goederente duchten was
en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor de in voornoemde woning aanwezige bewoners, in elk geval levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander of anderen te duchten was;
2.
hij
op ofomstreeks 11 november 2022 te Arnhem,
in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een
of meerander
en,
althans alleen,
opzettelijk en wederrechtelijk
vier (4), althans één of meerderebanden van een personenauto (Opel Corsa, kleur grijs en gekentekend [kenteken 2] ) heeft lek gestoken,
in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan [slachtoffer 2] ,
in elk geval aan een
andertoebehoorde
(n
), en deze hierdoor heeft vernield
, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
Medeplegen van opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is.
feit 2:
Medeplegen van opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met oplegging van de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden en een proeftijd van 3 jaar. Daarnaast heeft zij een taakstraf geëist voor de duur van 200 uur.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft verzocht geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen en de duur van de op te leggen voorwaardelijke gevangenisstraf te matigen. Daarbij heeft hij gewezen op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zijn blanco strafblad en het lange tijdsverloop tussen het plegen van de feiten en de uitspraak. De verdediging kan zich vinden in een taakstraf en de geadviseerde bijzondere voorwaarden.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft samen met een vriendin op verzoek van haar (stief)vader die toen
gedetineerd zat, een bestelbus in brand gestoken. De opdracht was afkomstig van een
medegedetineerde, die met de brandstichting wraak wilde nemen op de eigenaar van de bus.
Verdachte heeft door de brandstichting een gevaarlijke situatie gecreëerd die een enorme
impact heeft gehad op de eigenaar van de bus en zijn vrouw. Zij werden laat op de avond
wakker van geklop op de rolluiken van hun woning en zagen een vlammenzee uit de bus
komen. De bus stond op de oprit bij hun woning en is volledig uitgebrand. Naast forse
materiële schade heeft de brand niet alleen bij hen maar ook bij omwonenden hevige
gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt.
Twee weken daarvoor heeft verdachte met dezelfde vriendin autobanden lek gestoken in
opdracht van haar (stief)vader. Het ging om een wraakactie van hem tegen de
eigenaresse van de auto. Verdachte heeft hiermee voor schade en overlast gezorgd.
Verdachte heeft de feiten gepleegd omdat de (stief)vader hem hiervoor een financiële
beloning had beloofd en hij zijn vriendin ter wille wilde zijn. De rechtbank neemt hem dit
kwalijk. In het voordeel van verdachte spreekt dat hij hiervoor verantwoordelijkheid heeft
genomen.
Persoon van de verdachte
De reclassering heeft in een rapport van 19 februari 2025 beschreven dat verdachte
beïnvloedbaar is en geneigd is het belang van anderen voorop te stellen. Hij heeft
onvoldoende copingvaardigheden en heeft moeite met het overzien van de
(mogelijke) gevolgen van zijn gedrag. Er is sprake is van instabiliteit op nagenoeg alle
leefgebieden. Het lukt verdachte niet op eigen kracht grip te krijgen op zijn leven. Om te
voorkomen dat verdachte opnieuw in de fout gaat, adviseert de reclassering de oplegging van
bijzondere voorwaarden. Deze voorwaarden bestaan uit een meldplicht, ambulante
behandeling voor zijn psychische problematiek door Kairos of een soortgelijke instelling en
meewerken aan het vinden en behouden van dagbesteding in de vorm van betaald werk.
Straf
De rechtbank overweegt dat voor medeplegen van brandstichting van een voertuig met
gevaar voor goederen en met forse schade doorgaans een (deels) onvoorwaardelijke
gevangenisstraf wordt opgelegd. De rechtbank acht deze straf in deze zaak echter niet
passend omdat inmiddels ruim twee jaar is verstreken sinds verdachte de feiten heeft
gepleegd, hij sindsdien niet meer in aanraking is geweest met politie en justitie en hij niet
eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit. Wel acht de rechtbank een stevige
voorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats met daarnaast een forse taakstraf. Gelet op de
ernst van het bewezenverklaarde ziet de rechtbank geen ruimte voor een andere of lichtere
straf dan geëist door de officier van justitie. De persoonlijke omstandigheden van verdachte
leiden de rechtbank niet tot een ander oordeel.
Om te voorkomen dat verdachte zich in de toekomst opnieuw laat verleiden tot het plegen
van een strafbaar feit, zal de rechtbank ook de door de reclassering geadviseerde bijzondere
voorwaarden opleggen. Ter zitting heeft verdachte zich bereid verklaard hieraan mee te
werken. In het tijdsverloop en het blanco strafblad van verdachte ziet de rechtbank grond de
proeftijd te stellen op twee jaar.
Resumerend, wordt verdachte veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf
voor de duur van 8 maanden met oplegging van bijzondere voorwaarden, bestaande uit een
meldplicht, ambulante behandeling en meewerken aan dagbesteding, met een proeftijd
van 2 jaar met daarnaast een taakstraf voor de duur van 200 uur, met aftrek van voorarrest.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in verband met feit 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert van verdachte en de medeverdachten hoofdelijk € 4.512,09 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. De schade ziet op gereedschap dat in de bus lag en door de brand onbruikbaar is geworden. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
Onder verwijzing naar het veroordelend vonnis in de zaak van medeverdachte [medeverdachte] , heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk kan worden toegewezen tot een bedrag van € 3.942,83, met toekenning van de wettelijke rente. Ook is oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij in de vordering niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Aangevoerd is dat de benadeelde niet eerder melding heeft gemaakt van de gevorderde schade en dat onvoldoende onderbouwd is dat de schade is ontstaan door de brand.
Overweging van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat uit het onderzoek ter terechtzitting voldoende is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden waarvoor hij naar burgerlijk recht aansprakelijk is. Ter ondersteuning van de vordering heeft de benadeelde ter zitting foto’s getoond van de schade aan zijn gereedschap. Daarop is onder meer een hoge druk slang te zien, die zwart geblakerd is. Dat er gereedschap in de bedrijfsbus lag ten tijde van de brand vindt bevestiging in het proces-verbaal beeldverslag pagina 54. Voorts is in het dossier beschreven dat de bus volledig is uitgebrand. De rechtbank acht hiermee voldoende aannemelijk geworden dat gereedschap in de bus zodanig blootgesteld is geweest aan hoge temperaturen en/of bluswater dat deze goederen niet meer bruikbaar zijn.
Ten aanzien van het opgevoerde bedrag voor het verlengsnoer overweegt de rechtbank dat dit bedrag niet volgt uit de overgelegde stukken. Het verlengsnoer staat weliswaar genoemd op een van de facturen maar zonder vermelding van een bedrag. De vordering is op dit punt onvoldoende onderbouwd zodat dit onderdeel niet toewijsbaar is. De overige schadeposten acht de rechtbank voldoende gestaafd en komen haar redelijk voor. De aan benadeelde in rekening gebrachte BTW daarentegen komt niet voor vergoeding in aanmerking omdat uit de overgelegde facturen blijkt dat de goederen zakelijk zijn gekocht en niet is gesteld en onderbouwd dat de benadeelde partij de BTW niet kan verrekenen.
De rechtbank zal de vordering aldus toewijzen tot € 3.942,83 (€ 807,22 voor de aquabar,
€ 393,99 voor de ladder en € 2.741.62 voor de trolley, voegenhamer, persluchtslang en beitels). De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering nog aanbrengen bij de burgerlijke rechter.
Verdachte is vanaf 22 november 2022 wettelijke rente verschuldigd over het toegewezen bedrag. Verdachte en de medeverdachten kunnen ieder voor het toegewezen schadebedrag worden aangesproken.
De rechtbank acht het wenselijk dat de Staat der Nederlanden schadevergoeding aan het slachtoffer bevordert. De rechtbank zal daarom aan verdachte hoofdelijk de maatregel tot schadevergoeding opleggen tot voornoemd bedrag van € 3.942,83, te vermeerderen met de wettelijke rente op de wijze zoals hiervoor is vermeld. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij ingegrepen. De rechtbank zal daarbij bepalen dat dat gijzeling voor de duur van ten hoogste 49 dagen kan worden toegepast indien verhaal niet mogelijk blijkt. Toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 22c, 22d, 14a, 14b, 14c. 36f, 47, 57, 157 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden;
  • bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- verdachte zich gedurende de proeftijd meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering bepaalt op welke dagen en tijdstippen deze afspraken zijn. Voor de eerste afspraak meldt verdachte zich telefonisch binnen 3 dagen nadat de proeftijd is ingegaan bij de Reclassering Nederland, telefoonnummer:
088 80 41405om een afspraak te maken voor een gesprek op de locatie aan de
Stieltjesstraat 1 in Nijmegen;
- verdachte zich gedurende de proeftijd ambulant laat behandelen door Kairos Nijmegen of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, zolang de reclassering de behandeling nodig vindt. De zorgverlener bepaalt de wijze van behandeling. De behandeling is gericht op de emotionele/psychische problematiek;
- verdachte zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
 stelt als overige voorwaarden dat:
- verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 legt op een
taakstraf van 200 uren,met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 100 dagen;
 beveelt dat voor de tijd die door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van de taakstraf in verzekering is doorgebracht, bij de uitvoering van die straf uren in mindering worden gebracht volgens de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht;
vordering benadeelde partij [slachtoffer 1]
  • veroordeelt verdachte in verband met feit 1 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 bepaalt dat als de medeverdachten (een deel van) het schadebedrag betalen dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;
 verklaart de benadeelde partij
[slachtoffer 1]voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer 1] een bedrag te betalen van € 3.942,83 aan materiële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 22 november 2022 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 49 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.M.L. Tomassen, voorzitter, mr. A.A.M. Bögemann, en
mr. M.G.J. Post, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J.M. Fransen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 maart 2025.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer 2023074554, onderzoek Lascar, gesloten op 10 maart 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] en proces-verbaal beeldverslag, p. 42 en 49-50.