ECLI:NL:RBGEL:2025:2031

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
14 februari 2025
Publicatiedatum
18 maart 2025
Zaaknummer
C/05/446482 / KG RK 25-38
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking inzake verzoek tot benoeming rechter-commissaris voor rechterlijke rangregeling

In deze tussenbeschikking van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, wordt het verzoek van de curator in het faillissement van [naam 1] behandeld. De curator heeft op 9 januari 2025 een verzoekschrift ingediend met het doel een rechter-commissaris te benoemen voor de vaststelling van een rechterlijke rangregeling, zoals bedoeld in artikel 3:271 BW en artikel 552 Rv. De voorzieningenrechter overweegt echter dat de curator niet-ontvankelijk kan worden verklaard, omdat hij geen belanghebbende is in de zin van artikel 551a lid 1 Rv. Dit blijkt uit de kadastrale gegevens die door de curator zijn overgelegd, waaruit blijkt dat er geen beslag is gelegd op de onroerende zaak of de koopprijs door de curator of andere schuldeisers. De onroerende zaak is openbaar verkocht door de hypotheekhouder, en er zijn geen schuldeisers die aanspraak kunnen maken op de opbrengst. De netto-opbrengst moet worden uitgekeerd aan de geëxecuteerde, die een onverdeelde nalatenschap is, op basis van artikel 551 lid 1 Rv. De voorzieningenrechter geeft de curator de gelegenheid om met nadere stukken aan te tonen dat hij als belanghebbende bevoegd is om het verzoek te doen. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan totdat de curator zijn standpunt heeft toegelicht.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer / rekestnummer: C/05/446482 / KG RK 25-38
Beschikking van de voorzieningenrechter van14februari 2025
in de zaak van
MR. R. KLEIN in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [naam 1],
kantoorhoudende te Zwolle ,
verzoeker, hierna: de curator,
advocaat: mr. S.J. Pennings,
tegen

1.[belanghebbende 1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[belanghebbende 2],
wonende te [woonplaats] , Frankrijk,
belanghebbenden,

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van 9 januari 2025,
- de brief van mr. Pennings van 30 januari 2025 met bijgevoegd kadastrale gegevens, zijnde de eigendomsinformatie, hypotheekinformatie en kadastrale kaart, van de hierna te noemen onroerende zaak en de door de notaris afgegeven staat van schuldeisers,
- het e-mailbericht van mr. Pennings van 4 februari 2025 aan de rechtbank.

2.De beoordeling

2.1.
Het verzoek strekt ertoe op de voet van artikel 3:271 lid 1 BW en artikel 552 Rv een rechter-commissaris te benoemen ten overstaan van wie de verdeling zal plaatsvinden van het thans nog bij notaris [naam 2] in depot gebleven resterende deel van de opbrengst van de executoriale verkoop van de onroerende zaak aan [adres 1] , kadastraal bekend [kadastrale aanduiding] .
2.2.
Uit de door de curator bij e-mailbericht van 28 januari 2025 overgelegde kadastrale uittreksels volgt niet dat [naam 1] of op de verkochte onroerende zaak of op de koopprijs beslag heeft gelegd, dat hij beperkt gerechtigde is wier recht door executie van de zaak vervalt of als geëxecuteerde valt aan te merken. Daarom kan thans niet worden vastgesteld dat hij belanghebbende is en daarmee bevoegd is in de zin van art. 551a lid 1 Rv om een gerechtelijke rangregeling te verzoeken. De voorzieningenrechter is daarom voornemens om de curator niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek, tenzij hij alsnog aantoont dat hij tot het doen van het onderhavige verzoek bevoegd is. De curator zal daarom in de gelegenheid worden gesteld om met nadere stukken te onderbouwen dat hij als belanghebbende bevoegd is om het onderhavige verzoek te doen.
2.3.
Als komt vast te staan dat de curator ontvankelijk is in zijn verzoek, dan is de voorzieningenrechter vooralsnog voornemens het verzoek af te wijzen. Een rangregeling kan alleen worden verzocht indien de opbrengst van een executie als bedoeld in
artikel 514 e.v. Rv moet worden verdeeld. De onroerende zaak waar het verzoek betrekking op heeft is echter openbaar verkocht door de hypotheekhouder en er zijn geen schuldeisers die op het geëxecuteerde of op de koopprijs beslag hebben gelegd, noch is er een beperkt gerechtigde wiens recht door executie vervalt zodat de notaris het overschot van de netto-opbrengst van de onroerende zaak te [plaats 1] aan de geëxecuteerde, zijnde de onverdeelde nalatenschap van de vader van partijen, dient uit te keren op grond van artikel 551 lid 1 Rv. Er kan dus geen rangregeling worden verzocht, omdat er geen in artikel 551 lid 1 Rv bedoelde schuldeisers zijn. Het verzoek is daarom niet op de wet gegrond. De curator zal in de gelegenheid worden gesteld om zich uit te laten over de voorgenomen beslissing.
2.4.
De rechtbank zal iedere verdere beslissing aanhouden.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter
3.1.
stelt de curator tot
28 februari 2025in de gelegenheid een akte in te dienen waarin hij zich uitlaat over het voornemen van de voorzieningenrechter om hem niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek of het verzoek af te wijzen, waarbij de curator met nadere stukken kan onderbouwen dat hij als belanghebbende bevoegd is in de zin van artikel 551a lid 1 Rv om het onderhavige verzoek te doen,
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.A. van den Toorn en in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2025.
943 / 1496