In deze tussenbeschikking van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, wordt het verzoek van de curator in het faillissement van [naam 1] behandeld. De curator heeft op 9 januari 2025 een verzoekschrift ingediend met het doel een rechter-commissaris te benoemen voor de vaststelling van een rechterlijke rangregeling, zoals bedoeld in artikel 3:271 BW en artikel 552 Rv. De voorzieningenrechter overweegt echter dat de curator niet-ontvankelijk kan worden verklaard, omdat hij geen belanghebbende is in de zin van artikel 551a lid 1 Rv. Dit blijkt uit de kadastrale gegevens die door de curator zijn overgelegd, waaruit blijkt dat er geen beslag is gelegd op de onroerende zaak of de koopprijs door de curator of andere schuldeisers. De onroerende zaak is openbaar verkocht door de hypotheekhouder, en er zijn geen schuldeisers die aanspraak kunnen maken op de opbrengst. De netto-opbrengst moet worden uitgekeerd aan de geëxecuteerde, die een onverdeelde nalatenschap is, op basis van artikel 551 lid 1 Rv. De voorzieningenrechter geeft de curator de gelegenheid om met nadere stukken aan te tonen dat hij als belanghebbende bevoegd is om het verzoek te doen. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan totdat de curator zijn standpunt heeft toegelicht.