ECLI:NL:RBGEL:2025:2010

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 maart 2025
Publicatiedatum
17 maart 2025
Zaaknummer
05.197380.24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot geldboete voor het leveren van pillen in strijd met de Geneesmiddelenwet

Op 13 maart 2025 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het leveren van pillen in strijd met de Geneesmiddelenwet. De verdachte, geboren in 1997 en woonachtig op een onbekend adres, werd bijgestaan door raadsman mr. S.C. van Klaveren. De tenlastelegging omvatte het opzettelijk afleveren van 20 pillen Oxazepam en 29 pillen Belbien zonder de vereiste vergunning van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. De rechtbank oordeelde dat de pillen niet getest waren op de werkzame stoffen, maar dat dit niet in de weg stond aan de bewezenverklaring van de levering van de Oxazepam. De verdediging voerde aan dat de officier van justitie niet-ontvankelijk moest worden verklaard wegens strijd met het gelijkheidsbeginsel, maar de rechtbank verwierp dit standpunt. De rechtbank concludeerde dat de verdachte opzettelijk zonder vergunning de pillen had afgeleverd en dat deze als geneesmiddelen moesten worden aangemerkt. De verdachte werd veroordeeld tot een geldboete van € 200,- en een bedrag van € 650,- dat onder hem in beslag was genomen, werd verbeurd verklaard. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de overige ten laste gelegde feiten, waaronder de pillen Belbien, wegens gebrek aan bewijs.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.197380.24
Datum uitspraak : 13 maart 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1997 in [woonplaats] ,
BRP-inschrijving: Vertrokken, onbekend waarheen,
opgegeven (post)adres: [adres 1] , [postcode] [woonplaats] .
Raadsman: mr. S.C. van Klaveren, advocaat in Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 6 april 2024 te [plaats 1] en/of elders in Nederland, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
opzettelijk,
zonder vergunning van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
(telkens) een of meer geneesmiddel(en) niet bedoeld voor onderzoek, te weten:
- 20 pillen ‘Oxazepam Teva 50 mg’, (elk) bevattende 50 mg van de werkzame stof
oxazepam (goednummer 3188887) en/of
- 29 pillen ‘Belbien 10 mg’, (elk) bevattende 10 mg van de werkzame stof zolpidem
(goednummer 3188889),
heeft bereid en/of ingevoerd en/of in voorraad heeft gehad en/of te koop heeft aangeboden en/of heeft afgeleverd en/of uitgevoerd en/of anderszins binnen of buiten het Nederlands grondgebied heeft gebracht, dan wel een groothandel daarin heeft gedreven;
2.
hij op of omstreeks 6 april 2024 te [plaats 1] en/of elders in Nederland, althans in Nederland,
niet zijnde:
- een apotheker die zijn beroep in een apotheek uitoefent en/of
- een huisarts in het bezit van een vergunning als bedoeld in het tiende of elfde lid
van artikel 61 van de Geneesmiddelenwet en/of
- een daartoe bij ministeriële regeling aangewezen persoon en/of instantie in de in
de regeling bedoelde omstandigheden,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk
een of meer UR-geneesmiddelen en/of UA-geneesmiddelen, te weten:
- 20 pillen ‘Oxazepam Teva 50 mg’, (elk) bevattende 50 mg van de werkzame stof
oxazepam (goednummer 3188887) en/of
- 29 pillen ‘Belbien 10 mg’, (elk) bevattende 10 mg van de werkzame stof zolpidem
(goednummer 3188889),
te koop heeft aangeboden en/of ter hand heeft gesteld;
3.
hij op of omstreeks 6 april 2024 te [plaats 1] en/of elders in Nederland, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd en/of vervaardigd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad
- 20 pillen ‘Oxazepam Teva 50 mg’, (elk) bevattende 50 mg van de werkzame stof
oxazepam (goednummer 3188887) en/of
- 29 pillen ‘Belbien 10 mg’, (elk) bevattende 10 mg van de werkzame stof zolpidem
(goednummer 3188889),
zijnde oxazepam en/of zolpidem, een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.

2.De ontvankelijkheid van de officier van justitie

Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in de strafvervolging wegens strijd met het gelijkheidsbeginsel. In het scenario dat verdachte de pillen heeft afgeleverd bij afnemer [getuige] , is de rol van verdachte niet anders geweest dan die van [getuige] . [getuige] is echter nooit als verdachte aangemerkt, terwijl hij en verdachte en volgens het Openbaar Ministerie exact dezelfde (hoeveelheid) pillen voorhanden hebben gehad.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte de pillen heeft afgeleverd bij [getuige] ten behoeve van de illegale handel in geneesmiddelen en daar fors aan heeft verdiend, terwijl [getuige] de pillen als gebruiker onder zich had en vanwege pijnklachten en kwetsbaar was. De rol van verdachte is daarmee anders dan die van [getuige] zodat geen sprake is van strijd met het gelijkheidsbeginsel.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank stelt voorop dat de officier van justitie op grond van artikel 167 van het Wetboek van Strafvordering een grote mate van beleidsvrijheid heeft om al dan niet tot vervolging over te gaan. Slechts in uitzonderlijke gevallen is er plaats voor een niet-ontvankelijkheidsverklaring van het Openbaar Ministerie op grond van een schending van het gelijkheidsbeginsel. De beslissing om al dan niet tot vervolging over te gaan, leent zich dan ook slechts in zeer beperkte mate voor een inhoudelijke rechterlijke toetsing.
De officier van justitie heeft gemotiveerd toegelicht waarom het Openbaar Ministerie de rol van verdachte anders ziet dan die van afnemer [getuige] . Verdachte wordt (onder meer) verweten dat hij de pillen heeft afgeleverd voor de illegale verkoop van geneesmiddelen. Dat is een andere rol dan het bezit van diezelfde pillen voor eigen gebruik, zoals in het geval van [getuige] . De rechtbank is van oordeel dat de officier van justitie daarmee voldoende duidelijk heeft gemaakt dat geen sprake is van gelijke gevallen en dat van strijd met het gelijkheidsbeginsel geen sprake is. Het beroep op niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie slaagt dan ook alleen al daarom niet.
3. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de pillen die verdachte aan [getuige] heeft geleverd niet zijn getest. Hierdoor is niet komen vast te staan dat de pillen de ten laste gelegde werkzame stoffen bevatten zodat integrale vrijspraak moet volgen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat verdachte volledig moet worden vrijgesproken. Primair is aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte de pillen heeft afgeleverd, verkocht of aanwezig heeft gehad. De getuigenverklaring van [getuige] is onvoldoende betrouwbaar omdat hij er belang bij had de schuld voor de aanwezige pillen bij een ander, verdachte, neer te leggen. Voorts heeft [getuige] op meerdere punten vaag en inconsistent verklaard. De politie heeft alleen een ontmoeting en geen overdracht van goederen waargenomen. Ander bewijs ontbreekt.
Subsidiair is aangevoerd dat de aangetroffen pillen niet zijn getest zodat onvoldoende is komen vast te staan dat het gaat om geneesmiddelen in de zin van de Geneesmiddelenwet dan wel om middelen als bedoeld in lijst II van de Opiumwet.
Ten aanzien van feit 1 is meer subsidiair naar voren gebracht dat geen sprake is geweest van bedrijfsmatige activiteiten zodat niet kan worden bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan artikel 18 van de Geneesmiddelenwet.
Beoordeling door de rechtbank
feit 1 en 2
Op 6 april 2024 omstreeks 21:40 uur werd verdachte als bestuurder van een auto op de A1 ter hoogte van Stroe door de politie onderworpen aan een verkeerscontrole. Verbalisanten zagen achter de bestuurdersstoel een zwarte rugzak die gevuld leek. Verdachte vertelde dat hij naar een vriendin in [plaats 1] ging waar hij de hele avond zou blijven en dat hij daarna terug zou gaan naar [woonplaats] . De politie heeft verdachte vervolgens op afstand gevolgd. [2]
Collega-verbalisanten zagen dat de man, verdachte, hierna de afslag [plaats 2] nam en parkeerde op de [adres 2] in [plaats 1] . Zij zagen dat verdachte uitstapte, schichtig om zich heen keek, met een rugzak op over de [adres 3] liep tot aan de achterzijde van woning [adres 3] waar hij naar binnen liep en even later bleef staan bij een (bedrijfs)bus. Verbalisant zag dat de rugzak gevuld was toen verdachte naar de woning liep. Na een aantal minuten liep verdachte terug naar de geparkeerde auto waarbij hij opnieuw schichtig om zich heen keek en instapte.
Een van de verbalisanten gaf verdachte de cautie en zei dat hij recht had op een advocaat. Na enkele vragen en antwoorden werd de auto door de politie doorzocht. Verbalisant zag een zwarte rugzak op de achterbank liggen, dezelfde rugzak als die verdachte om had toen hij naar de [adres 3] liep. Verbalisant zag dat de rugzak leeg was. Even later werd bij fouillering van verdachte € 800 in biljetten van € 50 aangetroffen in zijn broekzak. [3]
Een van de verbalisanten liep naar de [adres 3] en sprak een man aan, [getuige] . Verbalisant zei tegen [getuige] dat hij zojuist had waargenomen dat iemand bij hem thuis was geweest met een gevulde rugzak en dat die persoon even later was vertrokken met een lege rugzak. Verbalisant hoorde [getuige] zeggen dat er zojuist iemand was gekomen om slaappillen af te leveren en vorderde de uitlevering van alle verdovende middelen. [getuige] overhandigde vervolgens twee strips Oxazepam aan verbalisant. Ook werden onder [getuige] vijf gevulde flesjes in beslag genomen. De flesjes lagen op de voorstoel van de bedrijfsbus van [getuige] . [4]
Getuige [getuige] , woonachtig aan de [adres 3] in [plaats 1] , heeft op 6 april 2024 verklaard dat hij telefonisch oxazepam had besteld bij een dealer bij wie hij al vaker had besteld en een tijdstip had afgesproken waarop de bestelling bij hem zou worden bezorgd. Hij heeft hierop twee strips oxazepam en vijf flesjes oxazepam geleverd gekregen van de man die de politie zojuist bij zijn woning heeft gezien. De flesjes heeft hij ontvangen bij zijn bus die bij het huis staat. Hij heeft de man in totaal € 650,- betaald, in briefjes van € 50. [5]
Verdachte erkent dat hij vanuit [woonplaats] naar [plaats 1] is gereden, onderweg door de politie is gecontroleerd, de auto hierna heeft geparkeerd aan de [adres 2] , een rugzak bij zich had en met de rugzak op naar de achterzijde van de woning aan de [adres 3] is gelopen. Hij heeft daar bij de woning aangeklopt en kort gesproken met een man, waarna hij terug naar de auto is gelopen en opnieuw is gecontroleerd door verbalisanten. [6]
Uit foto’s van de onder [getuige] in beslag genomen strips met opschrift Oxazepam leidt de rechtbank af dat het gaat om twee volle strips met elk 10 pillen. [7]
Bewijsoverwegingen
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen, bezien in onderling verband, concludeert de rechtbank dat verdachte 20 pillen (met opschrift) Oxazepam en vijf flesjes heeft afgeleverd bij [getuige] in de avond van 6 maart 2024.
De vijf flesjes kunnen overigens verder buiten beschouwing blijven, want die zijn niet ten laste gelegd.
Verbalisanten hebben gezien dat verdachte met de zwarte rugzak naar de woning liep. Ter zitting heeft verdachte dat ook bevestigd. Toen verdachte naar de auto terugliep, had hij ook de zwarte rugzak bij zich. Bij de direct erop volgende doorzoeking van de auto bleek de rugzak leeg. Verdachte heeft ter zitting desgevraagd geen verklaring kunnen geven waarom hij met een lege rugzak heen en weer zou hebben gelopen. Dat verbalisanten de feitelijke overdracht van de pillen door verdachte niet hebben gezien, staat aan bewezenverklaring van de levering hiervan niet in de weg, gelet op wat [getuige] hierover heeft verklaard. De rechtbank ziet geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de verklaring van [getuige] te twijfelen. [getuige] is gehoord als getuige en heeft niet alleen voor een ander, verdachte, maar ook voor zichzelf belastend verklaard. Voorts is de rechtbank van oordeel dat [getuige] voldoende specifiek en concreet heeft verklaard over de bestelling en levering van de aangetroffen pillen (met opschrift) Oxazepam via een dealer en desgevraagd duidelijkheid heeft verschaft over de precieze hoeveelheid daarvan. Dat het gaat om de levering van twee strips Oxazepam wordt bevestigd door de foto’s in het dossier. Ook de omstandigheid dat direct na het bezoek van verdachte aan de woning van [getuige] , € 800,- in biljetten van € 50,- bij verdachte is aangetroffen, ondersteunt de verklaring van [getuige] dat de pillen zijn geleverd door de man die de politie net daarvoor bij zijn woning heeft gezien en dat hij hem € 650,- heeft betaald. Het standpunt van verdachte dat hij voor een andere reden bij de woning was, wordt weerlegd door de bewijsmiddelen.
Geneesmiddelen
De rechtbank ziet zich vervolgens voor de vraag gesteld of de door verdachte afgeleverde c.q. ter hand gestelde pillen met opschrift Oxazepam zijn aan te merken als geneesmiddelen in de zin van de Geneesmiddelenwet.
De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd heeft een productbeoordeling opgesteld van de onder [getuige] in beslag genomen strips met opschrift Oxazepam op basis van de hiervan gemaakte foto’s. Daaruit is het volgende naar voren gekomen. Op de blisterverpakking staat vermeld dat het product Oxazepam Teva 50 mg oxazepam per tablet bevat. Voor het product Oxazepam Teva 50 mg is een handelsvergunning verleend voor de Nederlandse markt. Het product voldoet daarmee aan het begrip geneesmiddel als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Geneesmiddelenwet. [8] Voorts volgt uit een bevoegdheidsbeoordeling van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd dat aan verdachte geen vergunning is verleend als bedoeld in artikel 18, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet. Evenmin valt hij onder de uitzonderingsbepalingen van artikel 61, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet ter zake van het ter hand stellen van receptplichtige (UR) geneesmiddelen, namelijk als apotheker die zijn beroep uitoefent in een apotheek dan wel als apotheekhoudend huisarts. [9]
Uit artikel 1, eerste lid, onder b, van de Geneesmiddelenwet volgt dat een geneesmiddel een substantie of een samenstel van substanties is die bestemd is om te worden toegediend of aangewend voor dan wel op enigerlei wijze wordt gepresenteerd als zijnde geschikt voor: (1) het genezen of voorkomen van een ziekte, gebrek, wond of pijn bij de mens, (2) het stellen van een geneeskundige diagnose bij de mens, of (3) het herstellen, verbeteren of anderszins wijzigen van fysiologische functies bij de mens door een farmacologisch, immunologisch of metabolisch effect te bewerkstelligen.
Door de Hoge Raad en het Europese Hof van Justitie is in diverse arresten aandacht besteed aan de vraag wanneer sprake is van een geneesmiddel. Uit die jurisprudentie blijkt dat onderscheid kan worden gemaakt tussen geneesmiddelen ‘naar toediening’ en ‘naar aandiening’. Bij het toedieningscriterium gaat het om de werking van het product, bij het aandieningscriterium gaat het er om of een product zich als een geneesmiddel aandient.
Of een product valt onder de definitie ‘geneesmiddel naar werking’ moet van geval tot geval worden bepaald. Hierbij moet rekening worden gehouden met alle kenmerken van het product, in het bijzonder de samenstelling, de farmacologische eigenschappen zoals deze bij de huidige stand van de wetenschap kunnen worden vastgesteld, de gebruikswijzen, de omvang van de verspreiding ervan, de bekendheid van de consument ermee en de risico’s die het gebruik ervan kunnen meebrengen. Een product valt echter niet onder deze definitie wanneer het, rekening houdend met de samenstelling ervan – met inbegrip van de dosering van de werkzame stoffen – en bij gebruik volgens voorschrift, niet kan leiden tot een noemenswaardig herstel of een noemenswaardige verbetering of wijziging van fysiologische functies door het bewerkstelligen van een farmacologisch, immunologisch of metabolisch effect.
De ten laste gelegde pillen die onder [getuige] in beslag zijn genomen, zijn niet getest op het gehalte van de werkzame stof Oxazepam. Daarom kan de rechtbank niet vaststellen of de pillen kunnen leiden tot een noemenswaardige verbetering of wijziging van fysiologische functies. De pillen zijn daarom niet aan te merken als ‘geneesmiddel naar werking’.
De wetgever heeft echter niet alleen beoogd om producten met een daadwerkelijke therapeutische werking als geneesmiddel aan te merken, maar ook producten die niet voldoende werkzaam zijn of die niet de werking hebben die de consument – gezien de wijze van aandiening – ervan mag verwachten. De wetgever heeft aldus beoogd de consument ook te beschermen tegen producten die in plaats van adequate middelen worden gebruikt.
Een product wordt geacht te zijn aangediend als hebbende therapeutische of profylactische eigenschappen wanneer het uitdrukkelijk als zodanig wordt aangeduid of aanbevolen op het etiket, in de bijsluiter of mondeling. Een product wordt eveneens aangediend als hebbende therapeutische of profylactische eigenschappen wanneer het bij de met een gemiddeld onderscheidingsvermogen begiftigde consument door de wijze van aandiening de indruk wekt dat het die eigenschappen heeft.
In deze zaak gaat het om in doordrukstrips verpakte pillen. Naar het oordeel van de rechtbank vormt de uiterlijke vorm van de producten daarom een belangrijke aanwijzing dat deze moeten worden aangemerkt als een ‘geneesmiddel naar aandiening’. Voorts is op de strips telkens het merk- en/of typenaam dan wel de naam van de werkzame stof opgenomen en de hoeveelheid daarvan per tablet. Dit opschrift wekt naar het oordeel van de rechtbank de indruk dat sprake is van een geneesmiddel. Niet gesteld – laat staan aannemelijk geworden – is dat het hier niet om echte Oxazepam-pillen zou gaan. Ook de verklaring van [getuige] dat hij al eerder oxazepam had gekocht – en kennelijk naar tevredenheid gebruikt – wijst daar niet op. De rechtbank is daarom van oordeel dat de pillen als ‘geneesmiddel naar aandiening’ kunnen worden aangemerkt en voldoen daarmee aan de omschrijving van het begrip geneesmiddel als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Geneesmiddelenwet.
Concluderend acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk zonder de hiervoor vereiste vergunning 20 pillen met opschrift Oxazepam als geneesmiddel heeft afgeleverd en deze onbevoegd ter hand heeft gesteld. Verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan wat hem ten laste is gelegd onder feit 1 en 2.
Partiële vrijspraak
De rechtbank stelt vast dat [getuige] niet heeft verklaard over de pillen met opschrift Belbien die bij hem zijn aangetroffen. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat niet buiten gerede twijfel is komen vast te staan dat deze pillen door verdachte zijn geleverd. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken voor zover de tenlastelegging ziet op de pillen Belbien.
Bij gebrek aan bewijs zal de rechtbank verdachte voorts vrijspreken van de overige ten laste gelegde handelingen en van het bestanddeel ‘tezamen en in vereniging’.
Vrijspraak feit 3
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 3. De onder [getuige] aangetroffen pillen met opschrift Oxazepam zijn niet onderzocht. Daarom is niet komen vast te staan dat de pillen daadwerkelijk de werkzame stoffen bevatten als bedoeld in lijst II van de Opiumwet dan wel zijn artikel 3a, vijfde lid van die wet.

4.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks6 april 2024 te [plaats 1]
en/of elders in Nederland, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
opzettelijk, zonder vergunning van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
(telkens)een
of meergeneesmiddel
(en)niet bedoeld voor onderzoek, te weten:
- 20 pillen ‘Oxazepam Teva 50 mg’,
(elk) bevattende 50 mg van de werkzame stof oxazepam (goednummer 3188887) en/of
- 29 pillen ‘Belbien 10 mg’, (elk) bevattende 10 mg van de werkzame stof zolpidem
(goednummer 3188889),
heeft bereid en/of ingevoerd en/of in voorraad heeft gehad en/of te koop heeft aangeboden en/ofheeft afgeleverd
en/of uitgevoerd en/of anderszins binnen of buiten het Nederlands grondgebied heeft gebracht, dan wel een groothandel daarin heeft gedreven;
2.
hij op
of omstreeks6 april 2024 te [plaats 1]
en/of elders in Nederland, althans in Nederland,
niet zijnde:
- een apotheker die zijn beroep in een apotheek uitoefent en/of
- een huisarts in het bezit van een vergunning als bedoeld in het tiende of elfde lid
van artikel 61 van de Geneesmiddelenwet en/of
- een daartoe bij ministeriële regeling aangewezen persoon en/of instantie in de in
de regeling bedoelde omstandigheden,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk
een
of meerUR-geneesmiddel
en en/of UA-geneesmiddelen,te weten:
- 20 pillen ‘Oxazepam Teva 50 mg’,
(elk) bevattende 50 mg van de werkzame stof

oxazepam (goednummer 3188887) en/of

- 29 pillen ‘Belbien 10 mg’, (elk) bevattende 10 mg van de werkzame stof zolpidem
(goednummer 3188889),
te koop heeft aangeboden en/ofter hand heeft gesteld;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1:
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 18, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan;
in eendaadse samenloop met:
feit 2:
overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 61, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan.

6.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

8.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte volledig wordt vrijgesproken en heeft om die reden geen straf geëist.
Het standpunt van de verdediging
In geval van bewezenverklaring, heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat een lage geldboete passend is.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft 20 pillen (met opschrift) Oxazepam afgeleverd bij een gebruiker tegen forse betaling ten behoeve van illegale handel in geneesmiddelen. Het illegaal afleveren of verstrekken van geneesmiddelen die legaal uitsluitend op recept verkrijgbaar zijn, vormt gelet op de mogelijk schadelijke bijwerkingen, een ernstige bedreiging voor de volksgezondheid met in het ergste geval fatale gevolgen, door onoordeelkundige toepassing en het verslavend effect ervan. Voorts heeft de illegale handel in geneesmiddelen een ondermijnende werking voor het gezondheidssysteem. Verdachte heeft deze illegale handel gefaciliteerd en daarbij kennelijk alleen oog gehad voor eigen financieel gewin.
Bij de bepaling van de strafmaat neemt de rechtbank de LOVS-oriëntatiepunten voor softdrugs als uitgangspunt. Gelet op de relatief geringe hoeveelheid pillen en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, acht de rechtbank een geldboete van € 200,- passend.

9.De beoordeling van het beslag

Onder verdachte is een geldbedrag van in totaal € 800,-in beslag genomen. De rechtbank is van oordeel dat € 650,- hiervan verbeurd moet worden verklaard omdat uit het dossier naar voren komt dat dit bedrag is verkregen uit het plegen van een strafbaar feit, namelijk de illegale levering van geneesmiddelen. Ten aanzien van het resterende bedrag van € 150,- zal de rechtbank de teruggave aan verdachte gelasten omdat geen strafvorderlijk belang zich daartegen verzet.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 23, 24 c, 33, 33a, 55 van het Wetboek van Strafrecht;
- 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten;
- 18 en 61 van de Geneesmiddelenwet.

11.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder 3 ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder
‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op een
geldboete van € 200,-(tweehonderd euro) bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 4 dagen hechtenis;
 verklaart verbeurd een bedrag van € 650,- dat onder verdachte in beslag is genomen;
 gelast de teruggave van (de resterende) € 150,- aan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J. Ouweneel, voorzitter, mr. L.J. Saarloos en
mr. A.M.P.T. Blokhuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.J.M. Fransen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 maart 2025.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie, Eenheid Landelijke Expertise En Operaties, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024156756, gesloten op 8 juni 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van bevindingen p. 16-17.
3.Proces-verbaal van bevindingen p. 30-31.
4.Proces-verbaal van bevindingen p. 31-32, kennisgeving van inbeslagneming p. 73, kennisgeving van inbeslagneming p. 71.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige p. 12-13.
6.Verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 27 februari 2024.
7.Rechterlijke waarneming op basis van foto’s p. 20-21.
8.Productbeoordeling p. 38-40, foto’s p. 20-21.
9.Bevoegdheidsbeoordeling p. 41-43.