ECLI:NL:RBGEL:2025:1984

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 februari 2025
Publicatiedatum
14 maart 2025
Zaaknummer
446424
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot voortzetting gebruik perceel voor hondentraining afgewezen

In deze zaak heeft de Vereniging De Trouwe Vriend (DTV) een kort geding aangespannen tegen de Gemeente Nunspeet. DTV vorderde de voorzieningenrechter om het gebruik van een perceel voor hondentraining voort te zetten, dat volgens een vaststellingsovereenkomst per 1 januari 2025 zou eindigen. De gemeente had DTV per brief van 18 juni 2024 geïnformeerd dat er geen vervangende locatie was gevonden en dat het gebruik van het perceel per 31 december 2024 beëindigd zou worden. DTV stelde dat de gemeente haar inspanningsverplichting niet was nagekomen en dat er toezeggingen waren gedaan over een mogelijke verlenging van het gebruik. De gemeente voerde aan dat de overeenkomst duidelijk was en dat het gebruik per 1 januari 2025 eindigde, tenzij er een verlenging was overeengekomen. De voorzieningenrechter oordeelde dat DTV niet voldoende had aangetoond dat de gemeente haar verplichtingen niet was nagekomen en dat er geen overeenstemming was over een verlenging van het gebruik. De vorderingen van DTV werden afgewezen, terwijl de gemeente in reconventie werd toegewezen in haar vorderingen tot ontruiming van het perceel. DTV werd veroordeeld tot betaling van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK Gelderland

Civiel recht
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: C/05/446424 / KZ ZA 25-4
Vonnis in kort geding van 19 februari 2025
in de zaak van
VERENIGING DE TROUWE VRIEND,
te Zeewolde,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: DTV,
advocaat: mr. E.J.H. van Lith,
tegen
GEMEENTE NUNSPEET,
te Nunspeet,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: de gemeente,
advocaten: mr. A.D. van den Muijzenberg en mr. W. Boonstra.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie met producties
- de mondelinge behandeling van 7 februari 2025
- de pleitnota van DTV
- de pleitnota van de gemeente.

2.De feiten

2.1.
DTV houdt zich bezig met het trainen van honden en de begeleiding daarbij van de eigenaren. DTV huurde sinds 1996 een terrein (hierna: het perceel) van de gemeente waar deze trainingen plaatsvonden. DTV maakte ook voor 1996 gebruik van het terrein, naar eigen zeggen vanaf omstreeks 1965.
2.2.
Op 1 januari 2022 hebben partijen een vaststellingsovereenkomst gesloten. In de vaststellingsovereenkomst is, voor zover in deze zaak van belang, het volgende opgenomen:
ONDERGETEKENDEN:
1. de publiekrechtelijke rechtspersoon Gemeente Nunspeet,(…),
hierna te noemen“Verhuurder”;

2.de vereniging Vereniging “De Trouwe Vriend”,(…), hierna te noemen “Huurder”;

(…)
OVERWEGEN ALS VOLGT:
ll. dat Partijen een huurovereenkomst d.d.16 augustus 1996 (hierna: "de Huurovereenkomst") hebben gesloten met betrekking tot het perceel gemeentegrond inclusief de daarop aanwezige gebouwde onroerende zaak gelegen aan [adres](…)
(hierna: "het Gehuurde"), waarvan de huidige huurtermijn loopt tot en met 31 december 2021;
B. STELLEN VAST EN KOMEN HET VOLGENDE OVEREEN:
"1. Einde Huurovereenkomst.
De Huurovereenkomst eindigt op 31 december 2021 om 23:59 uur.

2. Het huidige gebruik van het Gehuurde mag door Huurder voor een periode van 3 jaar,

derhalve tot 1 januari 2025 worden voortgezet.

3. Zowel Huurder als Verhuurder hebben, binnen hun mogelijkheden, de verplichting gedurende de onder 2 genoemde periode van 3 jaar actief te zoeken naar een vervangende trainingslokatie.

(…)

6.

6.1
In de situatie waarbij op 1 maart 2024 moet worden geconstateerd dat de in art. 3 bedoelde inspanningen niet hebben geleid- of op korte termijn zullen leiden tot het vinden van een vervangende locatie, zullen partijen uiterlijk voor 15 maart 2024 met elkaar in overleg treden teneinde te bezien of de thans gesloten overeenkomst kan worden verlengd en zo ja, tot welke datum deze kan worden verlengd.
6.2
Een verlenging als bedoeld onder 6.1 zal niet aan de orde zijn indien de Verhuurder in 2025 het Gehuurde aantoonbaar ter beschikking zal moeten hebben in verband met de uitvoering van de Visie Landgoed Hulshorst.
6.3
Indien medio 2024 uitzicht ontstaat op een vervangende locatie die medio 2025 in gebruik kan warden genomen, dan zal Verhuurder geen beroep doen op het bepaalde in art. 6.2.
6.4
Behoudens in het geval er conform het bepaalde in art. 6.1 of 6.3 een verlenging wordt overeengekomen zal de Huurder tot ontruiming van het Gehuurde overgaan uiterlijk op 1 januari 2025, of zoveel eerder als voor of door de Huurder een vervangende trainingslokatie is gevonden.
Indien er geen verlenging als bedoeld in art. 6.1 of 6.3 wordt overeengekomen zal het Gehuurde worden ontruimd uiterlijk de dag na de dag waarop de verlengde gebruikstermijn is geëindigd.
2.3.
Op 6 maart 2024 en 6 juni 2024 heeft overleg plaatsgevonden tussen partijen. Namens de gemeente was onder andere de wethouder [naam 1] (hierna: de wethouder) aanwezig. Op 6 juni 2024 hebben partijen onder andere gesproken over een parkeerplaats die (deels) op het terrein geplaatst zou worden ten behoeve van zowel de horecagelegenheid “het Koetshuis” als DTV. Bij dit gesprek is de wethouder vroegtijdig weggelopen.
2.4.
In het door DTV opgestelde gespreksverslag van de bijeenkomst van 6 maart 2024 staat, voor zover in deze zaak van belang:
  • [naam 1]gaf aan dat beide partijen actief naar locaties hadden gezocht maar dat dit niet tot een oplossing had geleid. Zelfs een mogelijkheid bij[naam 1]op privé terrein is bekeken, en concludeerde dat partijen aan de overeenkomst hadden voldaan.
  • [naam 2]en[naam 1]bespraken mogelijke alternatieve locaties, maar kwamen tot de conclusie dat geschikte locaties moeilijk te vinden zijn.
2.5.
De gemeente heeft per brief van 18 juni 2024 aan DTV het volgende bericht:

Omdat er geen vervangende locatie is gevonden en er geen overeenstemming is over een verlenging, wordt op basis van artikel 6 van de vaststellingsovereenkomst het voortgezet gebruik beëindigd op 31 december 2024. Op deze datum dient u het Gehuurde aan [adres] leeg en ontruimd op te leveren aan de gemeente Nunspeet.
2.6.
Tussen partijen is nog diverse malen, al dan niet via hun gemachtigden, contact geweest. De gemeente heeft op 6 januari 2025 het terrein afgesloten door een slot om het toegangshek te plaatsen. In het weekend van 11-12 januari is het slot van de gemeente verwijderd. Op 13 januari 2025 heeft de gemeente opnieuw een slot geplaatst.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
DTV vordert - samengevat- dat de voorzieningenrechter bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
Primair
I. De gemeente per datum vonnis verbiedt het perceel te ontruimen zolang als er door de rechter in een bodemprocedure niet onherroepelijk over de uitleg van de vso is geoordeeld,
II. De gemeente veroordeelt haar volledige medewerking te verlenen aan het
ongestoorde gebruik van het perceel door DTV zolang als er door de rechter in een bodemprocedure niet onherroepelijk is beslist dat DTV geen recht of titel heeft om van het perceel gebruik te maken,
III. De gemeente veroordeelt tot het verlenen van medewerking aan het zoeken
naar een geschikte locatie waar DTV haar activiteiten in het kader van haar
hondentrainingen kan voortzetten en DTV daar minimaal 1 keer per maand
schriftelijk over de stand van zaken te informeren net zo lang totdat een geschikte
locatie is gevonden en deze ook door DlV is goedgekeurd,
dan wel subsidiair:
Naast de primaire vorderingen I en II
IV. De gemeente veroordeelt tot dooronderhandeling met DTV over het verlengde
gebruik van het perceel door DTV en het ongestoorde gebruik van het perceel voor
het trainen van honden door DTV toe te laten totdat door partijen tot schriftelijke
overeenstemming over het gebruik en/of de beëindiging daarvan is gekomen,
Primair en Subsidiair
V. in goede justitie een voorziening treft;
VI. De gemeente veroordeelt in de kosten van deze procedure.
3.2.
DTV legt aan de vordering het volgende ten grondslag. De gemeente is de vaststellingsovereenkomst niet nagekomen omdat zij niet aan haar inspanningsverplichting van artikel 3 heeft voldaan. De gemeente heeft niet/onvoldoende gezocht naar alternatieve trainingslocaties voor DTV. De gemeente handelt onrechtmatig door deze afspraak niet na te komen. Subsidiair had de gemeente de overeenkomst moeten verlengen nu zij het terrein niet nodig heeft voor de Visie Landgoed Hulshorst. Meer subsidiair heeft de gemeente geen legitieme reden om de gebruiksovereenkomst niet te verlengen. Het is naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat de gemeente de onderhandelingen over de verlenging van de gebruiksovereenkomst heeft afgebroken. Ten slotte heeft de gemeente het vertrouwensbeginsel geschonden. DTV mocht op grond van de gedragingen en uitlatingen van de wethouder er op vertrouwen dat de gebruiksovereenkomst verlengd zou worden.
3.3.
De gemeente voert verweer. De gemeente concludeert tot niet-ontvankelijkheid van DTV, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van DTV, met veroordeling van DTV in de kosten van deze procedure.
3.4.
De gemeente voert het volgende aan. Partijen zijn niet overeengekomen dat de overeenkomst verlengd zou worden. Het gebruiksrecht van DTV is daarom op grond van de vaststellingsovereenkomst geëindigd. De afspraken in de vaststellingsovereenkomst hielden niet in dat de gemeente verplicht was de gebruiksovereenkomst te verlengen tenzij zij het terrein nodig had voor de Visie Landgoed Hulshorst. De gebruik van het terrein eindigde op 1 januari 2025 tenzij partijen verlenging overeen waren gekomen. Van verlenging zou in ieder geval geen sprake zijn als de gemeente het terrein nodig zou hebben voor de Visie Landgoed Hulshurst. Dat blijkt uit de tekst van de vaststellingsovereenkomst. De wethouder heeft niet de indruk gewekt dat het gebruik verlengd zou worden. Er is met DTV gesproken over een parkeerprobleem dat al langer speelde, maar de wethouder heeft bij het afsluiten van het gesprek op 6 juni 2024 duidelijk gezegd dat het gebruik zou eindigen. De gemeente heeft de inspanningsplicht van artikel 3 niet geschonden. Het overleg over een alternatief terrein dateert al van ver voor het afsluiten van de vaststellingsovereenkomst. Bij het afsluiten wisten beide partijen dat het moeilijk zou zijn om een geschikt alternatief te vinden. De gemeente heeft twee alternatieven aangedragen die om verschillende redenen uiteindelijk niet geschikt waren. DTV heeft sinds het afsluiten van de vaststellingsovereenkomst geen alternatieve locatie aangedragen, terwijl DTV de mogelijkheid heeft om naar locaties buiten de gemeentegrenzen te kijken. Ten slotte heeft de gemeente het terrein wel degelijk nodig voor de uitvoering van de Visie Landgoed Hulshorst.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.6.
De gemeente vordert - samengevat - dat de voorzieningenrechter, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. DTV veroordeelt het terrein met al het hare te ontruimen en ontruimd te houden onder afgifte van de sleutels, binnen veertien (14) kalenderdagen na betekening van dit vonnis, met veroordeling van DTV tot betaling van een dwangsom voor iedere dag of ieder dagdeel dat DTV daarin nalatig blijft,
2. DTV gebiedt aan de gemeente blijvend onbelemmerde toegang tot het perceel te verlenen, binnen twee (2) kalenderdagen na betekening van dit vonnis, met veroordeling van DTV tot betaling van een dwangsom voor iedere dag of ieder dagdeel dat DTV daarin nalatig blijft,
met veroordeling van DTV in de kosten van de procedure.
3.7.
De gemeente legt aan de vordering het volgende ten grondslag. DTV heeft vanaf 1 januari 2025 geen recht of titel meer om het gebruik van het terrein voort te zetten. DTV handelt onrechtmatig naar de gemeente als zij het gebruik blijft voortzetten.
3.8.
DTV voert verweer. DTV concludeert tot niet-ontvankelijkheid van de gemeente, dan wel tot afwijzing van de vorderingen van de gemeente, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van de gemeente in de kosten van deze procedure.
3.9.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie en in reconventie
4.1.
Gezien de samenhang tussen de grondslag van de vorderingen in conventie en reconventie, worden deze gelijktijdig behandeld.
4.2.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De rechter moet daarom eerst beoordelen of DTV en de gemeente ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang hebben. Daarnaast geldt dat de rechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
spoedeisend belang
4.3.
Het spoedeisend belang volgt uit de aard van de vorderingen en is niet betwist.
de gemeente is niet verplicht om gebruik van het terrein door DTV langer toe te staan
4.4.
Om te beoordelen wat partijen hebben afgesproken, dient de vaststellingsovereenkomst uitgelegd te worden. Dat gebeurt aan de hand van de zogeheten Haviltex-maatstaf. Deze maatstaf houdt in dat de vraag wat tussen partijen is overeengekomen niet moet worden beantwoord door alleen maar een taalkundige uitleg van datgene wat zij schriftelijk zijn overeengekomen maar ook door acht te slaan op de betekenis die partijen in de gegeven omstandigheden van het geval over en weer redelijkerwijs aan elkaars verklaringen en gedragingen mochten toekennen en op hetgeen zij in dat opzicht redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij zijn alle omstandigheden van het geval van belang, in hun onderlinge samenhang bezien. Ook gedragingen van partijen na het sluiten van de overeenkomst kunnen van belang zijn voor de aan de overeenkomst te geven uitleg.
4.5.
In dit kort geding is onvoldoende aannemelijk geworden dat de gemeente de inspanningsverplichting van artikel 3 van de vaststellingsovereenkomst heeft geschonden. DTV betwist niet dat bij het aangaan van de vaststellingsovereenkomst partijen wisten dat het mogelijk moeilijk zou worden om een alternatieve locatie te vinden. Dit is ook de conclusie die partijen trekken aan het begin van het gesprek op 6 maart 2024. Volgens het gespreksverslag concludeerde de wethouder verder dat beide partijen aan de overeenkomst hadden voldaan. Dat is destijds niet door DTV weersproken. Partijen hebben beide weinig/geen nieuwe alternatieve locaties aangedragen sinds het afsluiten van de vaststellingsovereenkomst. Uit het enkele feit dat de gemeente maar weinig alternatieve locaties heeft aangedragen, blijkt daarom niet dat de gemeente zich onvoldoende heeft ingespannen zoals bedoeld in artikel 3 van de vaststellingsovereenkomst.
4.6.
DTV voert verder aan dat de gebruiksovereenkomst verlengd moest worden indien de gemeente het terrein niet nodig had voor de uitvoering van de Visie Landgoed Hulshorst. Volgens de gemeente zou de gebruiksovereenkomst eindigen, tenzij deze werd verlengd, maar was van verlenging in ieder geval geen sprake als het terrein nodig zou zijn voor de uitvoering van de Visie Landgoed Hulshorst.
4.7.
Het standpunt van de gemeente sluit aan bij de tekst van de vaststellingsovereenkomst. In de vaststellingsovereenkomst staat dat het gebruik van het terrein tot 1 januari 2025 wordt voortgezet (artikel 2) en dat DTV het terrein per die datum moet ontruimen indien geen verlenging overeen wordt gekomen (artikel 6.4). In 6.2 staat dat een verlenging niet aan de orde is indien de gemeente het terrein aantoonbaar ter beschikking zal moeten hebben in verband met de uitvoering van de Visie Landgoed Hulshorst. Dat de gemeente verplicht is het gebruik te verlengen als zij het terrein (nog) niet nodig heeft voor de Visie Landgoed Hulshorst, staat niet in de tekst van de overeenkomst. Dit standpunt sluit ook niet aan bij de tekst van artikel 2 en artikel 6.4.
4.8.
Zoals beschreven in 4.4 wordt bij de uitleg van een overeenkomst niet alleen gekeken naar de taalkundige uitleg van de overeenkomst. Uit de door DTV aangevoerde argumenten blijkt echter onvoldoende van een andere uitleg. Volgens DTV heeft de wethouder diverse toezeggingen gedaan dat DTV het perceel kon blijven gebruiken en was er overeenstemming over een verlenging van het gebruik. DTV heeft niet gesteld uit welke toezeggingen en gedragingen dit bleek. Uit de door DTV overgelegde gespreksverslagen kan dit ook niet worden opgemaakt. Partijen hebben, samengevat, gesproken over waar de parkeerplaatsen geplaatst kunnen worden en hoe eventueel overleg met de uitbaters van ‘het Koetshuis’ plaats zou kunnen vinden. Weliswaar gaat dit overleg uit van de situatie dat DTV het terrein zou blijven gebruiken, maar dat is niet hetzelfde als overeenstemming over de verlenging. Niet blijkt dat op enig moment is toegezegd dat DTV het terrein mocht blijven gebruiken en bijvoorbeeld onder welke voorwaarden. Gezien de lange geschiedenis over het (einde van) het gebruik van het terrein en de inhoud van de vaststellingovereenkomst, had DTV niet alleen op basis van voorgaande gesprekken mogen verwachten dat verlenging reeds overeen was gekomen. DTV kan daarom ook geen beroep doen op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid of het vertrouwensbeginsel. Bovendien heeft de gemeente aannemelijk gemaakt dat zij inmiddels gaat starten met de Visie Landgoed Hulshorst.
4.9.
DTV heeft in eerste instantie ten aanzien van de vordering in reconventie nog verzocht om verlenging van de termijn om te ontruimen. Gezien partijen ter zitting afspraken hebben gemaakt over de ontruiming van het terrein indien DTV in het ongelijk wordt gesteld, gaat de voorzieningenrechter ervan uit dat DTV geholpen wordt bij de ontruiming door de gemeente. DTV heeft daarom geen belang meer bij verlenging van de termijn.
4.10.
DTV vordert primair en subsidiair dat de voorzieningenrechter in goede justitie een voorziening treft. Deze vordering is zonder onderbouwing te onbepaald om te kunnen beoordelen en wordt daarom afgewezen.
4.11.
Voorgaande in acht genomen worden de vorderingen in conventie afgewezen en in reconventie toegewezen. De maximale dwangsom wordt beperkt zoals vermeld in het dictum.
4.12.
DTV is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van de gemeente in conventie worden begroot op:
- griffierecht
714,00
- salaris advocaat
1.107,00
- nakosten
139,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.960,00
4.13.
De proceskosten in reconventie van de gemeente worden begroot op:
- salaris advocaat
553,50
(factor 0,5 × 1.107,00)
- nakosten
139,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
692,50
4.14.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen van DTV af,
5.2.
veroordeelt DTV in de proceskosten van € 1.960,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
in reconventie
5.3.
veroordeelt DTV het perceel met al het hare te ontruimen en ontruimd te houden onder afgifte van de sleutels, binnen veertien (14) kalenderdagen na betekening van dit vonnis, met veroordeling van DTV tot betaling van € 5.000,00, voor iedere dag of ieder dagdeel dat DTV daarin nalatig blijft, tot een maximum van € 40.000,00 ,
5.4.
gebiedt DTV om aan de gemeente blijvend onbelemmerd toegang tot het terrein te verlenen, binnen twee (2) kalenderdagen na betekening van dit vonnis, met veroordeling van DTV tot betaling van € 5.000,00, voor iedere dag of ieder dagdeel dat DTV daarin nalatig blijft, tot een maximum van € 40.000,00,
5.5.
veroordeelt DTV in de proceskosten van € 692,50, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe,
in conventie en in reconventie
5.6.
veroordeelt DTV tot betaling van € 92,00 plus de kosten van betekening als DTV niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.7.
veroordeelt DTV tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.8.
verklaart dit vonnis wat betreft de onder 5.2 t/m 5.7 genoemde beslissingen uitvoerbaar bij voorraad,
Dit vonnis is gewezen door mr. P.F.A. Bierbooms en in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2025.
LS/PB