Uitspraak
VGZ voor de Zorg N.V.,
Rechtbank Gelderland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Nijmegen, op 14 maart 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen VGZ voor de Zorg N.V. en een gedaagde partij die in persoon procedeerde. De gedaagde had een deel van de verschuldigde zorgpremie niet voldaan, omdat zij tegen haar zin per een eerdere datum was verzekerd dan overeengekomen. Dit was het gevolg van haar inschrijving in Nederland na een periode van verblijf in het buitenland. De kantonrechter heeft begrip voor de situatie van de gedaagde, maar oordeelt dat VGZ correct heeft gehandeld door de premie vanaf de inschrijfdatum in rekening te brengen. De gedaagde had zich, na terugkeer in Nederland, verplicht moeten verzekeren volgens de Zorgverzekeringswet.
De procedure omvatte een tussenvonnis van 13 september 2024, verschillende producties van beide partijen en een mondelinge behandeling op 4 februari 2025. De gedaagde voerde verweer en stelde dat de vordering van VGZ onterecht was, onder andere omdat zij dubbele premie had betaald aan zowel VGZ als haar Franse verzekeraar. De kantonrechter oordeelde dat VGZ niet in strijd met de wet had gehandeld en dat de gedaagde de zorgverzekering had moeten accepteren zoals deze was aangeboden. De kantonrechter wees de vordering van VGZ toe, maar tot een lager bedrag dan oorspronkelijk gevorderd, en wees de buitengerechtelijke kosten af, omdat deze niet redelijk waren gezien de omstandigheden.
De kantonrechter heeft de gedaagde veroordeeld tot betaling van € 1.509,89 aan VGZ, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft de proceskosten toegewezen aan VGZ. De uitspraak is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.