ECLI:NL:RBGEL:2025:1927

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 maart 2025
Publicatiedatum
13 maart 2025
Zaaknummer
05/069734-23 en 05/118616-23 (gevoegd ttz)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van verdachte voor mishandeling, drugshandel en belediging van agenten

Op 10 maart 2025 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 24-jarige man, die werd beschuldigd van mishandeling, drugshandel en belediging van agenten. De rechtbank heeft de man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 179 dagen voorwaardelijk, en een taakstraf van 180 uur. De man had gedurende een periode van meer dan zes maanden cocaïne verkocht en was betrokken bij een mishandeling van een slachtoffer op 12 februari 2023 in Oldebroek. Tijdens de zitting heeft het slachtoffer verklaard dat hij door de verdachte was geslagen, wat leidde tot een bewezenverklaring van de mishandeling, maar niet van het voornemen om zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. Daarnaast had de verdachte een wapen in zijn bezit en beledigde hij twee agenten tijdens hun rechtmatige uitoefening van hun functie. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de jeugdige leeftijd van de verdachte, zijn positieve ontwikkeling en de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd. De rechtbank heeft de strafeisen van de officier van justitie verlaagd, maar heeft wel een taakstraf opgelegd en een voorwaardelijke gevangenisstraf, waarbij de verdachte onder toezicht staat van de reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers: 05/069734-23 en 05/118616-23 (gevoegd ttz)
Datum uitspraak : 10 maart 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2000 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] in [woonplaats] .
Raadsman: mr. J. Michels, advocaat in Oldenzaal.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is onder
parketnummer 05/069734-23ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 12 februari 2023 te [plaats 1] , in de gemeente Oldebroek, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, die [slachtoffer 1] meermaals, althans eenmaal (met kracht) in/op/tegen het gezicht, althans tegen het hoofd en/of lichaam heeft geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 12 februari 2023 te [plaats 1] , in de gemeente Oldebroek, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] meermaals, althans eenmaal (met kracht) in/op/tegen het gezicht, althans tegen het hoofd en/of lichaam te slaan;
2.
hij op of omstreeks 12 februari 2023 te [plaats 1] , in de gemeente Oldebroek, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2,5 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op of omstreeks 12 februari 2023 te [plaats 1] , in de gemeente Oldebroek, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1, categorie I onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten een stiletto, voorhanden heeft gehad en/of heeft gedragen;
4.
hij op of omstreeks 12 februari 2023 te [plaats 1] , in de gemeente Oldebroek, opzettelijk één of meerdere ambtenaren, te weten [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , (beiden) werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid Oost-Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar/hun bediening, in zijn/haar/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar/hun meermaals, althans eenmaal de woorden toe te voegen: "Kankerlijers", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Onder
parketnummer 05/118616-23is aan verdachte ten laste gelegd dat:
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 december 2021 tot en met 15 maart 2023 in de omgeving [plaats 1] , gemeente Oldebroek, althans in Nederland, (telkens) opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, in elk geval
opzettelijk aanwezig heeft gehad, (telkens) een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Parketnummer 05/069734-23 [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan feit 1 subsidiair en de feiten 2 tot en met 4.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat, gelet op de aard van de gedraging(en), de aard van het letsel, noodzaak en aard van medisch ingrijpen en het uitzicht op volledig herstel, kan worden gekomen tot een bewezenverklaring van het onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij op 12 februari 2023 rond 2:15 uur wegging uit café [café] in [plaats 1] . Hij zag verdachte, die hij nog kende van vroeger. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij verdachte aansprak en dat hij, voordat hij het wist, een harde klap tegen de rechterkant van zijn gezicht kreeg. Dat was zo'n beetje ter hoogte van zijn mond. [slachtoffer 1] deed in een reflex zijn hoofd naar beneden en toen hij weer omhoog kwam met zijn gezicht, kreeg hij nog een klap. [slachtoffer 1] voelde geen pijn, maar wel losse stukken tand in zijn mond. [2]
Verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij [slachtoffer 1] heeft geslagen [3] , maar dat dit één klap is geweest.
Gelet op de aangifte en de verklaring van getuige [getuige 1] , die heeft gezien dat [slachtoffer 1] twee klappen kreeg [4] , vindt de rechtbank bewezen dat verdachte [slachtoffer 1] twee keer heeft geslagen.
Uit het dossier volgt niet dat verdachte vol opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Naar het oordeel van de rechtbank is er te weinig informatie voorhanden, bijvoorbeeld over de kracht waarmee is geslagen, om te kunnen concluderen dat sprake is geweest van een aanmerkelijke kans op het ontstaan van zwaar lichamelijk letsel. Daarom is er evenmin voorwaardelijk opzet op het toebrengen van dergelijk letsel en spreekt de rechtbank verdachte vrij van het primaire feit. Gelet op de bewijsmiddelen komt zij wel tot een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit.
Feiten 2 tot en met 4
Voor de feiten 2 tot en met 4 geldt dat verdachte een bekennende verdachte is als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen feit 2:
- het proces-verbaal van aanhouding, p. 8-9;
- het proces-verbaal van onderzoek verdovende middelen, p. 38-42;
- de rapporten NFiDENT, p. 43 en p. 44;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 februari 2025.
Bewijsmiddelen feit 3:
- het proces-verbaal van aanhouding, p. 8-9;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 35.
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 februari 2025.
Bewijsmiddelen feit 4:
- het proces-verbaal van aanhouding, p. 8-9;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 24 februari 2025.
Parketnummer 05/118616-23 [5]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het feit zoals dat ten laste is gelegd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft aangevoerd dat niet kan worden bewezen dat verdachte de gehele ten laste gelegde periode heeft gehandeld in cocaïne. Alleen getuige [getuige 2] noemt dat hij in december 2021 voor het eerst cocaïne heeft afgenomen van verdachte en deze getuige kon niet worden gehoord bij de rechter-commissaris.
Beoordeling door de rechtbank
Verdachte heeft tijdens de zitting van 24 februari 2025 verklaard dat hij, tot het moment dat zijn telefoon in beslag werd genomen, cocaïne heeft verkocht en geleverd, [6] maar dit was hooguit vanaf eind 2022.
De telefoon van verdachte is in beslag genomen op 19 maart 2023. [7]
[getuige 3] heeft verklaard dat hij in december 2022 twee keer cocaïne heeft gekocht van [verdachte] . Die kwam de cocaïne beide keren brengen naar de woning van [getuige 3] in [plaats 2] . [8]
[getuige 4] heeft op 1 april 2023 verklaard dat hij ongeveer een half jaar cocaïne heeft gebruikt en dat hij daar een vaste dealer voor had. Hij kocht cocaïne bij verdachte. De eerste keer was vorig jaar na de zomer, begin van de herfst. [getuige 4] ontving de cocaïne van verdachte in een steeg achter zijn huis in [plaats 1] . [9]
De rechtbank overweegt dat alleen getuige [getuige 2] bij de politie heeft verklaard dat hij voor het eerst in december 2021 cocaïne heeft gekocht van verdachte. Ondanks dat het kabinet van de rechter-commissaris, door middel van eerst een oproep, vervolgens een dagvaarding en ten slotte een bevel medebrenging, heeft geprobeerd om [getuige 2] als getuige te horen, is dit niet gelukt. Onder die omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de enkele verklaring van [getuige 2] bij de politie, die niet wordt bevestigd door andere bewijsmiddelen, onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te komen van de volledige periode zoals die ten laste is gelegd. Gelet op de verklaring van [getuige 4] is de rechtbank van oordeel dat er wel bewijs is dat verdachte in de periode van 1 september 2022 tot en met 15 maart 2023 cocaïne heeft gedeald.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1 subsidiair, feit 2, feit 3 en feit 4 van parketnummer 05/069734-23 en het onder parketnummer 05/118616-23 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
parketnummer 05/069734-23:
1 subsidiair.
hij op
of omstreeks12 februari 2023 te [plaats 1] , in de gemeente Oldebroek, [slachtoffer 1] heeft mishandeld door die [slachtoffer 1] meermaals
, althans eenmaal (met kracht)in/op/tegen het gezicht
, althans tegen het hoofd en/of lichaamte slaan;
2.
hij op
of omstreeks12 februari 2023 te [plaats 1] , in de gemeente Oldebroek, opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer 2,5 gram
, in elk geval een hoeveelheidvan een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde cocaïneeen middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
3.
hij op
of omstreeks12 februari 2023 te [plaats 1] , in de gemeente Oldebroek, een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1, categorie I onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten een stiletto, voorhanden heeft gehad en
/ofheeft gedragen;
4.
hij op
of omstreeks12 februari 2023 te [plaats 1] , in de gemeente Oldebroek, opzettelijk
één of meerdereambtenaren, te weten [slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 3] ,
(beiden
)werkzaam als hoofdagent bij de Eenheid Oost-Nederland, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van
zijn/haar/hun bediening, in
zijn/haar/hun tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door
hem/haar/hen
meermaals, althans eenmaalde woorden toe te voegen: "Kankerlijers"
, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
parketnummer 05/118616-23:
hij op
één of meerderetijdstippen in
of omstreeksde periode van
1 september 2022tot en met 15 maart 2023 in
de omgeving [plaats 1] , gemeente Oldebroek, althansin Nederland,
(telkens
)opzettelijk heeft verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd
, in elk geval
opzettelijk aanwezig heeft gehad, (telkens
)een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde cocaïneeen middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
parketnummer 05/069734-23:
feit 1 subsidiair:mishandeling;
feit 2:handelen in strijd met een in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod;
feit 3:handelen in strijd met artikel 13 van de Wet wapens en munitie;
feit 4:eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van de bediening, meermalen gepleegd;
parketnummer 05/118616-23
handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 11 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Daarnaast heeft zij oplegging van een taakstraf van 240 uur gevorderd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft naar voren gebracht dat moet worden afgezien van oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, gelet op de jeugdige leeftijd van verdachte, een lichte overschrijding van de redelijke termijn, de toepasselijkheid van artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht en de omstandigheid dat verdachte in beide zaken niet is voorgeleid en dat consequenties heeft voor het taakstrafverbod. Ook hebben de raadsman en verdachte naar voren gebracht dat verdachte een positieve ontwikkeling heeft doorgemaakt.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft ruim een half jaar cocaïne verkocht. Tijdens de zitting heeft hij verteld dat zijn eigen gebruik hierdoor goedkoper werd. Verdachte heeft hiermee zijn eigen financieel gewin boven de veiligheid en gezondheid van anderen gesteld. Het is immers algemeen bekend dat drugs zeer schadelijk zijn voor de volksgezondheid. In deze periode heeft hij zich, naast overtredingen van de Opiumwet, ook schuldig gemaakt aan een mishandeling, bezit van een verboden wapen en belediging van agenten. Verdachte heeft tijdens de zitting verteld dat alcohol- en drugsgebruik daarbij een rol hebben gespeeld, maar ook dat hij nu geen alcohol en drugs meer gebruikt en hij zijn leven heeft omgegooid. Hij is druk met werken en sporten en heeft geen intensief contact meer met zijn vroegere vrienden. Ook heeft hij één keer in de twee weken een gesprek met zijn toezichthouder van de reclassering en zijn alle alcohol- en drugstesten die hem in dit verband zijn afgenomen negatief. Net als het hof heeft gedaan in het arrest van 24 juli 2024 zal de rechtbank deze positieve ontwikkeling bij de strafoplegging meewegen. De rechtbank legt ook een lagere straf op dan door de officier van justitie is gevorderd, omdat zij komt tot een kortere dealperiode. Vanwege het taakstrafverbod, in combinatie met de omstandigheid dat verdachte in beide zaken niet is voorgeleid, kan de rechtbank niet anders dan één dag onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen. De rechtbank zal een gevangenisstraf opleggen van 180 dagen, waarvan 179 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. Aan het voorwaardelijk strafdeel worden geen bijzondere voorwaarden verbonden, omdat het hof die op 24 juli 2024 al heeft opgelegd. Naast deze gevangenisstraf legt de rechtbank verdachte een taakstraf op van 180 uur.
Bij het bovenstaande heeft de rechtbank rekening gehouden met artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht. Dat de redelijke termijn licht is overschreden, is een omstandigheid die de rechtbank alleen noemt, zonder daar gevolgen aan te verbinden.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 9, 14 a, 14b, 14c, 57, 63, 266, 267 en 300 van het Wetboek van Strafrecht;
- 13 en 55 van de Wet wapens en munitie;
- 2 en 10 van de Opiumwet.

9.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van feit 1 primair van parketnummer 05/069734-23;
 verklaart bewezen dat verdachte het overigens tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 179 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit;
 legt op een taakstraf van 180 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 90 dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J.M. Doon, voorzitter, mr. A.T.G. van Wandelen en
mr. M.S. de Vries, rechters, in tegenwoordigheid van mr. M.C. Korevaar, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 maart 2025.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 1] van de politie Oost-Nederland opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023066493, gesloten op 24 maart 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 15-16.
3.Verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de zitting van 24 februari 2025.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 24.
5.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 2] van de politie Oost-Nederland opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023079545, gesloten op 17 april 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
6.Verklaring van verdachte, afgelegd tijdens de zitting van 24 februari 2025.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 267-268.
8.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 3] , p. 102-104.
9.Proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige 4] , p. 96-98.