ECLI:NL:RBGEL:2025:1841

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
20 februari 2025
Publicatiedatum
10 maart 2025
Zaaknummer
05.297630.23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een vrouw tot gevangenisstraf voor poging tot doodslag, vernieling en bedreiging met bijzondere voorwaarden voor behandeling in een psychiatrische kliniek

Op 6 maart 2025 heeft de Rechtbank Gelderland een vrouw veroordeeld tot een gevangenisstraf van 614 dagen, waarvan 365 dagen voorwaardelijk, voor een poging tot doodslag, vernieling en bedreiging. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 9 november 2023, waarbij de verdachte met een mes een vriend, [slachtoffer], heeft bedreigd en verwond. De rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk de intentie had om [slachtoffer] van het leven te beroven, wat blijkt uit haar eigen verklaringen en de getuigenverklaringen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte lijdt aan een psychische aandoening, wat heeft geleid tot de beslissing om bijzondere voorwaarden te stellen aan de voorwaardelijke straf. Deze voorwaarden omvatten behandeling in een psychiatrische kliniek, om de kans op herhaling te verkleinen. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de impact van haar daden op het slachtoffer. De officier van justitie had een gevangenisstraf geëist, maar de rechtbank besloot tot een voorwaardelijk strafdeel om de verdachte te helpen bij haar rehabilitatie.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats: Arnhem
Parketnummer: 05/297630-23
Datum uitspraak : 6 maart 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1959 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven op het adres [adres] ( [postcode] ) [woonplaats] .
Raadsvrouw: mr. M. Burgers, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
feit 1
zij op of omstreeks 9 november 2023 te [plaats] , gemeente Overbetuwe, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, een of meerdere malen met een mes, althans een scherp voorwerp, in de pols en/of de (onder)arm, in elk geval in het (boven)lichaam van die [slachtoffer] gestoken en/of geprikt en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op of omstreeks 9 november 2023 te [plaats] , gemeente Overbetuwe, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen een of meerdere malen met een mes, althans een scherp voorwerp, in de pols en/of de (onder)arm, in elk geval in het (boven)lichaam van die [slachtoffer] gestoken en/of geprikt en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2
zij op of omstreeks 9 november 2023 te [plaats] , gemeente Overbetuwe, opzettelijk en wederrechtelijk een (stenen) schaal, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar
gemaakt en/of weggemaakt;
feit 3
zij op of omstreeks 9 november 2023 te [plaats] , gemeente Overbetuwe, [slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer] een mes, althans een scherp voorwerp te tonen en/of (daarmee) in de richting van die [slachtoffer] te wijzen en/of (daarbij) de dreigende woorden toe te voegen: "ik steek jou zometeen met het mes wat ik hier vast heb", althans woorden en/of feitelijkheden van gelijke bedreigende aard en/of strekking.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het onder feit 1 primair ten laste gelegde
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Op 9 november 2023 is aangever [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) in zijn woning in [plaats] . Daar heeft hij met verdachte een gesprek aan zijn eettafel. Verdachte laat hem een mes zien en heeft gezegd: "Ik steek jou zo meteen met het mes wat ik hier vast heb". Vervolgens is verdachte -nadat zij eerst een schaal kapot had gegooid - op [slachtoffer] afgegaan met dit mes. Zij heeft hierbij een voorwaartsstrekkende beweging gemaakt richting de pols van [slachtoffer] en hij voelde pijn en zag bloed op zijn pols. [2] [slachtoffer] heeft hierbij een verwonding op de linker handrug opgelopen. [3] Verdachte heeft verklaard dat zij [slachtoffer] met een bovenhandse beweging met het mes twee keer in zijn arm heeft geprikt. Verder heeft verdachte verklaard dat zij [slachtoffer] dood wilde maken en hem in de borst wilde raken met het mes. [4]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot doodslag.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder feit 1 primair ten laste gelegde omdat geen sprake was van opzet op de dood van [slachtoffer] . Subsidiair pleit de raadsvrouw dat geen sprake was van een begin van uitvoering van een poging tot doodslag. De verdediging refereert zich met betrekking tot het onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Uit de bewijsmiddelen volgt en niet ter discussie staat dat verdachte met op verdachte is afgelopen met een mes, daarbij een voorwaartsstrekkende beweging heeft gemaakt richting de pols van [slachtoffer] en dat zij hm daarbij in zijn pols heeft geraakt. De rechtbank moet de vraag beantwoorden of het handelen van verdachte aangemerkt kan worden als een poging tot doodslag of een poging tot zware mishandeling.
De rechtbank is acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer] opzettelijk met het mes wilde doden. Verdachte heeft verklaard dat zij voornemens was [slachtoffer] te doden. Vervolgens is zij naar [slachtoffer] toegegaan met een mes en heeft gezegd hem met dat mes te zullen steken. Het even later op [slachtoffer] af lopen, met het mes op het lichaam van [slachtoffer] gericht en het vervolgens maken van een steekbeweging kan dan ook niet anders gezien worden als een poging tot en begin van uitvoering van dat eerder kenbaar gemaakte voornemen. Dit heeft zij ook zelf verklaard. Verdachte heeft de voorwaartsstrekkende beweging naar [slachtoffer] gemaakt om, naar eigen zeggen hem in de borst te raken en hem daarmee te doden. Dat verdachte [slachtoffer] ‘slechts’ op zijn pols heeft geraakt doet daar niets aan af. Dat ze hem in de pols heeft geraakt is niet onverenigbaar met het geuite voornemen hem in zijn borst te steken, temeer nu uit het dossier niet blijkt waar de pols van [slachtoffer] zich ten tijde van het raken met het mes bevond.
De rechtbank acht de primair ten laste gelegde poging tot doodslag wettig en overtuigend bewezen.
Het onder feit 2 ten laste gelegde
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 8;
- het proces-verbaal van aanhouding verdachte, p. 19;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 42;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 februari 2025.
Het onder feit 3 primair ten laste gelegde
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 8;
- het proces-verbaal van aanhouding verdachte, p. 20;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 42;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 februari 2025.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
feit 1
zij op
of omstreeks9 november 2023 te [plaats] , gemeente Overbetuwe, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, een of meerdere malen met een mes
, althans een scherp voorwerp,in de pols
en/of de (onder)arm, in elk geval in het (boven)lichaamvan die [slachtoffer] gestoken en/of geprikt
en/of gesneden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
feit 2
zij op
of omstreeks9 november 2023 te [plaats] , gemeente Overbetuwe, opzettelijk en wederrechtelijk een (stenen) schaal
, in elk geval enig goed, dat/die geheel
of ten deleaan [slachtoffer] ,
in elk geval aan een andertoebehoorde
(n
)heeft vernield
, beschadigd, onbruikbaar
gemaakt en/of weggemaakt;
feit 3
zij op
of omstreeks9 november 2023 te [plaats] , gemeente Overbetuwe, [slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer] een mes
, althans een scherp voorwerpte tonen en
/of(daarmee) in de richting van die [slachtoffer] te wijzen en
/of (daarbij
)de dreigende woorden toe te voegen: "ik steek jou zo meteen met het mes wat ik hier vast heb",
althans woorden en/of feitelijkheden van gelijke bedreigende aard en/of strekking.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
poging tot doodslag;
Ten aanzien van feit 2:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
Ten aanzien van feit 3:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en bedreiging met zware mishandeling.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie neemt het advies van de deskundigen over om het bewezenverklaarde verminderd aan verdachte toe te rekenen. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 613 dagen waarvan 365 dagen voorwaardelijk met aftrek van voorarrest. Hierbij geldt een proeftijd van drie jaar en de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd, met uitzondering van het locatieverbod.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw merkt op dat er in het NIFP-rapport indicaties te vinden zijn dat er sprake is van een sterke mate van verminderde toerekeningsvatbaarheid. De raadsvrouw verzoekt de geadviseerde verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte straf matigend mee te wegen. Verder verzoekt de raadsvrouw geen hogere gevangenisstraf op te leggen dan het aantal dagen dat het voorarrest heeft geduurd en geen forse voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
De raadsvrouw verzoekt met betrekking tot de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden:
  • de maximale duur van de bijzondere voorwaarde van de opname in een zorginstelling te beperken tot 4 maanden omdat verdachte reeds 8 maanden opgenomen is in FPA Kompas als onderdeel van de schorsingsvoorwaarden;
  • de voorwaarde voor het begeleid wonen niet op te leggen;
  • de voorwaarde betreffende het contactverbod niet op te leggen want verdachte heeft reeds anderhalf jaar geen contact meer met [slachtoffer] .
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank houdt bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd rekening met de aard en ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit heeft plaatsgevonden. Bij de beoordeling van de ernst van de door verdachte gepleegde strafbare feiten betrekt de rechtbank de landelijke oriëntatiepunten en de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Daarnaast houdt de rechtbank bij de strafbepaling rekening met de persoon en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waarbij rekening wordt gehouden met het strafblad van verdachte.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging om [slachtoffer] , een vriend met wie zij al jaren dagelijks samen at, van het leven te beroven. Verdachte heeft het in haar hoofd genomen dat zij [slachtoffer] moest doden en zij heeft een mes meegenomen. Verdachte heeft [slachtoffer] met het mes bedreigd, hem daarmee ook daadwerkelijk in zijn borst proberen te steken en hem in zijn pols geraakt en verwond. Het gevolg hiervan viel mee, maar deze situatie had veel erger kunnen aflopen, waarbij [slachtoffer] zelfs zijn leven had kunnen verliezen. Een concrete aanleiding voor het handelen heeft verdachte niet gegeven. Dat de impact van dit handelen voor [slachtoffer] groot is spreekt voor zich. Daarnaast heeft verdachte een schaal van [slachtoffer] vernield.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft acht geslagen op de Pro Justitia Rapportage van 14 mei 2024. De psychiater heeft geadviseerd het ten laste gelegde verminderd toe te rekenen omdat er bij verdachte sprake is van ongespecificeerde schizofreniespectrumstoornis of andere psychotische stoornis. Zij was in staat de ongeoorloofdheid van haar handelen in te zien, maar was onvoldoende in staat om haar wil in vrijheid te bepalen. Als verdachte aan zichzelf wordt overgelaten en zonder antipsychotische medicatie kan verdachte bij actieve psychotische symptomen tot agressief gedrag komen als uiting van haar op hol geslagen driftleven. Het risico op recidive wordt dan door de deskundige inschat als hoog zonder ingrijpen. Zonder actieve psychotische symptomen wordt het risico op recidive laag ingeschat. De deskundige adviseert behandeling en begeleiding om de kans op herhaling duurzaam te verlagen door een interventie waarbij sprake is van forensische scherpte.
De rechtbank heeft acht geslagen op het reclasseringsrapport van 4 februari 2025. De reclassering concludeert dat het psychosociaal functioneren van verdachte als voornaamste delict-gerelateerde en criminogene factor wordt beschouwd. De reclassering noemt het positief dat verdachte zich sinds haar schorsing vanaf 15 juli 2024 meewerkend heeft opgesteld ten aanzien van de klinische behandeling bij FPA Kompas. Daar volgt zij een behandeling en bij uitstroom is aansluitend een ambulante behandeling geïndiceerd om verdere stabiliteit op haar leefgebieden te creëren. Het risico op recidive wordt door de reclassering ingeschat op gemiddeld.
De rechtbank neemt het advies van de deskundigen over en rekent het bewezenverklaarde verminderd aan verdachte toe. Dit werkt in strafmatigende zin mee.
De straf
De aard en de ernst van het bewezenverklaarde rechtvaardigt de oplegging van een gevangenisstraf met een voorwaardelijk strafdeel. Het voorwaardelijke deel strekt er toe verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan het plegen van strafbare feiten schuldig te maken. De rechtbank acht het niet passend dat verdachte terug gaat naar de gevangenis.
Alles overwegend vindt de rechtbank een gevangenisstraf van 614 dagen, met aftrek van voorarrest, waarvan 365 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren passend en geboden. Dit betekent dat verdachte haar onvoorwaardelijke gevangenisstraf reeds heeft uitgezeten en niet terug naar de gevangenis hoeft. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk strafdeel de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbinden met de beperking van de duur voor de opname in de kliniek tot maximaal zes maanden. Het is van belang dat bij verdachte een einddatum in zicht is van de opname in FPA Kompas. In het belang van verdachte dient er een passend vervolg aan deze opname te komen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De rechtbank is van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte weer een dergelijk misdrijf zal begaan. Uit het advies van de deskundigen blijkt dat verdachte bij actieve psychotische symptomen opnieuw agressief gedrag kan vertonen.
Daarom zal de rechtbank bevelen dat de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht, dadelijk uitvoerbaar zijn.

8.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 45, 285, 287 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten onder feit 1 primair, feit 2 en 3, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 614 dagen;
  • bepaalt dat een
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat:
  • verdachte zich meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met verdachte opnemen voor de eerste afspraak;
  • verdachte haaropname in de Forensische Psychiatrische Afdeling Kompas handhaaft, waarbij de verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen die haar in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-) directeur van die instelling zullen worden gegeven, zolang de reclassering dat in overleg met die instelling nodig acht. De opname duurt
  • verdachte meewerkt aan een ambulant behandeltraject aansluitend aan de klinische fase. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling. Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling en stabilisatie. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal verdachte zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
  • verdachte meewerkt aan het vinden en behouden van passende huisvesting, ook als dat inhoudt beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering;
  • verdachte zich houdt aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor haar heeft opgesteld;
  • verdachte op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met het slachtoffer [slachtoffer] heeft of zoekt , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
 stelt als overige voorwaarden dat:
- verdachte haar medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- verdachte haar medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze
bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht.
Dit vonnis is gewezen door T.P.E.E. van Groeningen (voorzitter), mr. M.L. Braaksma en mr. P. Verkroost, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E.M. Breed, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 maart 2025.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023520794, gesloten op 10 november 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , p. 8.
3.Letselrapportage van [slachtoffer] opgesteld door forensisch arts dr. M.Panchoe van de Forensische Geneeskunde GGD Oost Nederland, p. 1 t/m 3 (geen deel uitmakend van het doorgenummerde dossier).
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 43, verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 20 februari 2025.