Op 5 maart 2025 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, uitspraak gedaan in een onteigeningszaak tussen de Staat der Nederlanden en twee gedaagden. De Staat vorderde de vervroegde onteigening van een perceel van 380 m², dat deel uitmaakt van een groter perceel van 21.300 m². De gedaagden hebben aanvankelijk verweer gevoerd tegen de onteigening en de aangeboden schadeloosstelling. Echter, tijdens de procedure hebben partijen een minnelijke regeling bereikt. Deze regeling houdt in dat de gedaagden instemmen met de onteigening en dat er overeenstemming is bereikt over de hoogte van de schadeloosstelling en de kostenvergoedingen. De rechtbank heeft de schadeloosstelling vastgesteld op € 6.790,00, evenals vergoedingen voor juridische bijstand en deskundige bijstand van respectievelijk € 3.237,84 en € 4.796,50. De Staat heeft ook aanvullende aanbiedingen gedaan met betrekking tot mogelijke belastingschade, waarbij voorwaarden zijn gesteld voor de vergoeding van eventuele belastingheffingen die voortvloeien uit de onteigening. De rechtbank heeft in haar vonnis bepaald dat de onteigening wordt uitgesproken en dat de schadeloosstelling en kostenvergoedingen worden vastgesteld zoals overeengekomen. Het vonnis is openbaar uitgesproken door mr. D. Vergunst.