ECLI:NL:RBGEL:2025:1767

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 maart 2025
Publicatiedatum
5 maart 2025
Zaaknummer
11452468
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Rechtsgeldig ontslag op staande voet van een medewerker in de kledingverkoop wegens ernstige verwijtbare handelingen met kortingen

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 6 maart 2025 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van een medewerker van een kledingzaak, die op staande voet was ontslagen. De medewerker, hierna te noemen [verzoeker], was in dienst bij de vennootschap onder firma [verweerder 1] en had zich schuldig gemaakt aan het onterecht regelen van hoge kortingen op kleding voor zichzelf, wat in strijd was met de bedrijfsregels. Het ontslag vond plaats op 14 november 2024, na ontdekking van deze handelingen. [verzoeker] verzocht de kantonrechter om het ontslag ongedaan te maken en om een billijke vergoeding, loon en transitievergoeding te ontvangen. De verwerende partijen, [verweerders], voerden aan dat het ontslag rechtsgeldig was en dat [verzoeker] niet-ontvankelijk verklaard moest worden in haar verzoek. De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig was, omdat [verzoeker] zich ernstig verwijtbaar had gedragen door tegen de regels in hoge kortingen voor zichzelf te regelen. De rechter wees alle verzoeken van [verzoeker] af en veroordeelde haar in de proceskosten van [verweerders].

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer / rekestnummer: 11452468 \ HA VERZ 24-54
Beschikking van 6 maart 2025
in de zaak van
[verzoeker],
te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
gemachtigde: mr. R.P.C. Smit, toegevoegd onder nr. 2GX1642,
tegen
1.
de vennootschap onder firma [verweerder 1] (tevens handelend onder de naam [bedrijf 1] ),
2.
[verweerder 2],
3.
[verweerder 3],
allen te [woonplaats] ,
verwerende partijen,
hierna samen te noemen: [verweerders] ,
gemachtigde: [naam 1] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift
- het verweerschrift
- de op 28 januari 2025 toegezonden herziene versie van het verzoekschrift
- de op 29 januari 2025 door [naam 1] toegezonden productie
- de mondelinge behandeling van 6 februari 2025. Mr. Smit heeft spreekaantekeningen voorgedragen. Van het overige verhandelde zijn aantekeningen gemaakt door de griffier.
1.2.
De beschikking is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] is op 15 september 2023 bij [verweerder 1] (hierna: [verweerder 1] ) in dienst getreden in de functie van medewerker verkoop.
2.2.
Op 14 november 2024 is [verzoeker] op staande voet ontslagen. Dit ontslag is bij brief van diezelfde datum aan [verzoeker] bevestigd. In de ontslagbrief staat, voor zover hier van belang:

Hierbij deel ik jou mede dat de arbeidsovereenkomst (…) met onmiddellijke ingang wordt beëindigd wegens de diefstal die op woensdag 13 november 2024 aan het licht is gekomen en op donderdag 14 november 2024 met jou is besproken.
Diefstal beschouwen wij als ernstig verwijtbaar gedrag en is dan ook een dringende reden voor ons om deze zware maatregel te treffen. Zeker gezien het feit dat de diefstal waarvan sprake is, niet een opzichzelfstaand incident is geweest, maar berust op bewuste doelmatige handelingen om artikelen voor aanzienlijk lagere bedragen af te rekenen gedurende meerdere werkdagen in de afgelopen maanden.
(…)

Er inderdaad bewijs is dat je meermaals artikelen voor jezelf hebt afgerekend met forse korting, te weten; 70% waarna je nogmaals 10% personeelskorting of stempelkorting toepaste
o
Dit terwijl conform afspraak een personeelskorting van 30% is toegestaan op niet-gereduceerde items en 10% extra korting op reeds gereduceerde items. Kopieën van deze bonnen voor eigen aanschaf dienen in de map bewaard te worden, wat in alle gevallen die tot dusver zijn ontdekt niet is gebeurd.

Naast het nalopen van de kassa activiteiten zijn de momenten gecontroleerd met de kassabeelden, dit om te verifiëren of de handelingen werkelijk door jou zijn uitgevoerd. Deze beelden bevestigen helaas dat dit het geval is.
(…).
2.3.
Op 15 november 2024 heeft [verzoeker] , voor zover hier van belang, aan [verweerders] geschreven:

Het spijt mij heel erg. Ik had het zo enorm naar mijn zin en het doet pijn om te zien dat ik dit zelf heb verknald. Dit is niet wat ik voor ogen heb gehad, ik bennietde persoon die ik jullie daarin heb laten zien. Als ik alles terug kon draaien had ik dat direct gedaan. (…) Ik had nooit zoiets stoms mogen doen….
Om terug te komen op de kennisgeving die ik gister heb mogen ontvangen wil ik graag het volgende aangeven. Ik heb3xeen handeling gedaan die ik niet had mogen doen en mij nu ook sterk besef “wat” ik eigenlijk heb gedaan. Dat betreft 2 truitjes, een topje en een broek. (…) Graag wil ik wel deze 3 misstappen zo snel mogelijk aan jullie vergoeden, (…). [verweerders] , het spijt mij enorm.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[verzoeker] verzoekt - samengevat - dat de kantonrechter bij beschikking, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [verweerders] zal veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding van € 3.653,78 bruto,
II. [verweerders] zal veroordelen tot betaling van een bedrag ter hoogte van het in geld vastgestelde loon over de termijn dat de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging had behoren voort te duren, zijnde € 1.638,49 bruto, vermeerderd met wettelijke rente,
III. [verweerders] zal veroordelen tot betaling van de transitievergoeding van € 382,22 bruto,
IV. [verweerders] zal veroordelen tot het verstrekken van een bruto/netto specificatie van de onder I., II. en III. ingestelde vorderingen, voor zover toegewezen, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 75,00 per dag dat [verweerders] in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen,
V. [verweerders] zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
Volgens [verzoeker] is het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig. Er is geen sprake geweest van hoor en wederhoor, de ontslagbrief voldoet niet aan de daaraan te stellen eisen en het is [verzoeker] niet duidelijk welke gedragingen hebben geleid tot het ontslag.
3.3.
[verweerders] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [verzoeker] , althans tot afwijzing van de verzoeken onder veroordeling van [verzoeker] in de proceskosten.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna ingegaan.

4.De beoordeling

ontvankelijkheid
4.1.
[verweerders] voert als verweer dat [verzoeker] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar verzoek, omdat het verzoekschrift aanvankelijk aan de verkeerde partij was gericht. Er is weliswaar een herziene versie van het verzoekschrift ingediend, maar daarbij is de vervaltermijn van artikel 7:686a lid 4 sub a BW overschreden, aldus [verweerders]
4.2.
Vooropgesteld wordt dat [verzoeker] het verzoek binnen twee maanden na de dag waarop het ontslag op staande voet is gegeven (en dus tijdig) bij de kantonrechter heeft ingediend. In het oorspronkelijke verzoekschrift zijn als verwerende partijen vermeld: [verweerders] en de vennootschap onder firma [bedrijf 1] Naar aanleiding van het verweer van [verweerders] heeft [verzoeker] een herziene versie van het verzoekschrift ingediend, waarin de naam van de vennootschap onder firma is gewijzigd in [verweerder 1] In beginsel kunnen vergissingen in partijaanduidingen worden hersteld, mits de andere partij daardoor niet in haar belangen wordt geschaad. [verweerders] is in dit geval niet in haar belangen geschaad. [verweerders] zijn de vennoten van [verweerder 1] . Zij waren al sinds de indiening van het oorspronkelijke verzoekschrift op de hoogte van het verzoek van [verzoeker] . Zij hebben daartegen inhoudelijk verweer gevoerd. Uit de inhoud van het verweer blijkt dat er bij hen geen onduidelijkheid heeft bestaan over de vraag tegen welke v.o.f. de inhoud van het verzoekschrift zich daadwerkelijk richtte, zodat zij niet bemoeilijkt zijn in hun mogelijkheden om verweer te voeren. Het voorgaande leidt ertoe dat de rectificatie van de partijnaam wordt toegestaan en het verzoek van [verzoeker] inhoudelijk kan worden beoordeeld.
rechtsgeldigheid ontslag op staande voet
4.3.
Het ontslag is rechtsgeldig gegeven. Hierna wordt uitgelegd waarom.
4.4.
[verzoeker] heeft in de eerste plaats aangevoerd dat het ontslag op staande voet niet rechtsgeldig is gegeven, omdat geen sprake is geweest van hoor en wederhoor. Dit verweer wordt gepasseerd. Het toepassen van hoor en wederhoor is geen harde eis voor een rechtsgeldig ontslag. Bovendien staat vast dat [verweerder 2] met [verzoeker] het gesprek is aangegaan, voordat hij [verzoeker] heeft ontslagen en de ontslagbrief aan haar heeft overhandigd. Dat hij die brief tijdens het gesprek al bij zich had, doet daar niet aan af. [verweerder 2] heeft hierover tijdens de mondelinge behandeling opgemerkt dat het van de inhoud van het gesprek afhing of hij [verzoeker] zou ontslaan en dus ook of hij de ontslagbief al dan niet aan haar zou overhandigen.
4.5.
[verzoeker] voert verder aan dat de ontslagbrief niet aan de daaraan te stellen eisen voldoet. Ook dit argument wordt gepasseerd.
4.6.
Het is, anders dan [verzoeker] bepleit, voor haar duidelijk geweest om welke reden zij is ontslagen. Dat er discussie is geweest op detailniveau over twee van de vijf in de ontslagbrief opgesomde data neemt niet weg dat helder is dat [verzoeker] een aantal keer kleren heeft gekocht met een veel te hoge korting. Zij heeft dit zelf ook toegegeven in de brief die zij de dag na haar ontslag aan [verweerders] overhandigde. In die brief betuigt zij spijt en biedt zij aan de
misstappente vergoeden.
4.7.
Aan de andere vereisten voor een rechtsgeldig ontslag op staande voet is ook voldaan. Het tegen de regels in en zonder toestemming voor jezelf regelen van enorm hoge kortingen op kleding levert een dringende reden op. Het is begrijpelijk dat [verweerders] geen vertrouwen meer had in [verzoeker] toen zij erachter kwam dat [verzoeker] op die manier kleding ‘kocht’. Ook is het ontslag snel na die ontdekking gegeven.
billijke vergoeding
4.8.
Uit artikel 7:681 lid 1 sub a BW volgt dat de kantonrechter op verzoek van de werknemer een billijke vergoeding kan toekennen, indien de werkgever heeft opgezegd in strijd met artikel 7:671 BW. Omdat hiervoor is geoordeeld dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig is, zal het verzoek van [verzoeker] tot toekenning van een billijke vergoeding worden afgewezen.
vergoeding wegens onregelmatige opzegging
4.9.
Omdat sprake is van een rechtsgeldig gegeven ontslag op staande voet, is er geen sprake van een onregelmatige opzegging. De verzochte vergoeding wegens onregelmatige opzegging is dus evenmin toewijsbaar.
transitievergoeding
4.10.
Op grond van artikel 7:673 lid 7 aanhef en onder c BW heeft een werknemer geen recht op een transitievergoeding als het einde van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten. Door een aantal keer tegen de regels in en zonder toestemming voor haarzelf enorm hoge kortingen te regelen op kleding heeft [verzoeker] ernstig verwijtbaar gehandeld. Dit maakt dat [verweerders] geen transitievergoeding verschuldigd is en dat het verzoek van [verzoeker] ook op dit punt zal worden afgewezen.
proceskosten
4.11.
[verzoeker] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [verweerders] worden begroot op:
- salaris gemachtigde
543,00
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
678,00

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de verzoeken af,
5.2.
veroordeelt [verzoeker] in de proceskosten van € 678,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [verzoeker] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en de beschikking daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad [1] .
Deze beschikking is gegeven door mr. S.E. Sijsma en in het openbaar uitgesproken op 6 maart 2025.
(mk)

Voetnoten

1.Uitvoerbaar bij voorraad betekent dat de veroordelingen in de beschikking uitgevoerd moeten worden, ook als eventueel in hoger beroep wordt gegaan.