ECLI:NL:RBGEL:2025:1747

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
22 januari 2025
Publicatiedatum
5 maart 2025
Zaaknummer
05/108517-23, 05/298940-23, 05/290423-23 (gev. ttz.)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huiselijk geweld tussen kamerbewoners met vordering benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard

Op 22 januari 2025 vond de terechtzitting plaats in de Rechtbank Gelderland, waar de politierechter F.J.H. Hovens de zaak behandelde tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging en mishandeling van een medebewoner. De zaak omvatte drie parketnummers: 05/108517-23, 05/298940-23 en 05/290423-23. De verdachte had een conflict met de aangeefster, wat leidde tot beschuldigingen van bedreiging met de dood en mishandeling. Tijdens de zitting diende de advocaat van de benadeelde partij, mr. J.C.H. Pronk, een nieuwe vordering in, die echter als niet-ontvankelijk werd verklaard door de politierechter vanwege strijd met de goede procesorde. De politierechter oordeelde dat de late indiening van de vordering, die ondersteund werd door talloze deskundigenverslagen, de verdediging en de beoordeling door de rechtbank bemoeilijkte. De verdachte verklaarde dat zij zich in een moeilijke situatie bevond en dat er sprake was van wederzijdse conflicten. De officier van justitie vorderde een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, waarvan 30 uren voorwaardelijk, en werd de vordering van de benadeelde partij tot €250,- toegewezen, terwijl de overige vorderingen niet-ontvankelijk werden verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats: Arnhem
Parketnummers: 05/108517-23, 05/298940-23, 05/290423-23 (gev. ttz.)
proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van de politierechter van 22 januari 2025
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1995 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] in [postcode] [woonplaats] .
Raadsman: mr. J.J. Douwes, advocaat in Arnhem.
Alle in dit proces-verbaal weergegeven verklaringen zijn zakelijk weergegeven.
Tegenwoordig:
mr. F.J.H. Hovens, politierechter, mr. B. Doedens en mr. K.A. Rombouts, griffiers.
Als officier van justitie is aanwezig mr. A. Tuza.
Uitgeroepen wordt de zaak tegen verdachte. De politierechter stelt de identiteit van verdachte vast op de wijze bedoeld in artikel 27a, eerste lid, eerste volzin, van het Wetboek van Strafvordering.
De raadsman van verdachte is ter terechtzitting aanwezig.
De politierechter vermaant verdachte oplettend te zijn op hetgeen zij zal horen en deelt haar mee dat zij niet tot antwoorden is verplicht.
De politierechter stelt verder vast dat als benadeelde partij ter terechtzitting aanwezig is [benadeelde] . De advocaat, mr. J.C.H. Pronk, advocaat in [plaats] , heeft aangegeven een half uur te zijn verlaat.
De officier van justitie draagt de zaken voor en doet mededeling van de vordering van benadeelde partij [benadeelde] .
De politierechter stelt vast dat heden meerdere zaken tegen verdachte ter terechtzitting zijn aangebracht en beslist dat deze zaken alsnog worden gevoegd.
De politierechter vangt het onderzoek opnieuw aan.
De politierechter deelt de korte inhoud van de stukken van het voorbereidend onderzoek mee, waaronder:
- onder
parketnummer 05/108517-23een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal nr. PL0600-2023111732, van 17 april 2023, opgemaakt door [verbalisant 1] van de politie Eenheid Oost-Nederland, met bijlagen;
- onder
parketnummer 05/298940-23een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal nr. PL0600-2023239348, van 2 november 2023, opgemaakt door [verbalisant 2] van de politie Eenheid Oost-Nederland, met bijlagen;
- onder
parketnummer 05/290423-23een in de wettelijke vorm opgemaakt proces-verbaal nr. PL0600-2023512049, van 4 november 2023, opgemaakt door [verbalisant 3] van de politie Eenheid Oost-Nederland, met bijlagen;
- een advies van Reclassering Nederland van 7 januari 2025;
- het uittreksel justitiële documentatie van 21 december 2024.
Verdachte verklaart:
Toen ik een kamer kreeg in dezelfde woning als aangeefster, kenden wij elkaar niet. In het begin was de verstandhouding prima, maar later werd het slechter. Wij zijn te verschillend.
Op vragen van de politierechter ten aanzien van parketnummer 05/108517-23 verklaart verdachte:
Ik kan mij wel herinneren dat ik mijn vader heb gebeld. Als het betreffende gesprek is opgenomen, kan het zo zijn dat ik dat inderdaad heb gezegd, maar ik kan het mij niet meer herinneren.
Op vragen van de politierechter ten aanzien van parketnummer 05/298940-23 verklaart verdachte:
Ik kan mij dit nog herinneren. Ik heb dit gezegd, omdat er iets was voorgevallen. Aanleiding was inderdaad de kosten voor het internet, de tv en de wasmachine. Aangeefster viel hierover ook mijn begeleidster lastig.
Op vragen van de politierechter ten aanzien van parketnummer 05/290423-23 verklaart verdachte:
Ik heb aangeefster inderdaad in het gezicht gespuugd. Ik was boos op haar. Zij viel mij aan en ik stond iets hoger. Ik wilde mij verdedigen en ik duwde haar.
De officier van justitie en de raadsman zijn telkens in de gelegenheid gesteld vragen te stellen.
Met betrekking tot haar persoonlijke omstandigheden verklaart verdachte:
Ik ben inderdaad verhuisd en ik woon nu rustiger. Mevrouw [naam] is nu mijn ambulante begeleidster. Op de uitnodigingen van de reclassering ben ik inderdaad niet ingegaan. Op dit moment gaat het redelijk met mij.
De politierechter houdt voor de vordering, namens de benadeelde partij [benadeelde] , op 3 mei 2023 ingediend door mr. Pronk. De vordering bedraagt € 250,- wegens psychisch letsel.
De advocaat (mr. Pronk) is inmiddels gearriveerd. De politierechter stelt vast dat de advocaat een kwartier na aanvang van de behandeling ter terechtzitting, vóórdat zij arriveerde, een nieuwe/aanvullende vordering per e-mail heeft ingediend, gedateerd 22 januari 2025. Deze vordering bedraagt € 17.350,12 wegens materiële schade en € 5.000 wegens immateriële schade en proceskosten van € 12.715,19. De vordering inclusief bijlagen kent 65 pagina’s.
De kantonrechter vraagt waarom deze vordering met talloze bijlagen met deels ingewikkelde berekeningen eerst staande de zitting wordt ingediend en hoe de verdediging zich hiertegen zou kunnen verweren.
Met betrekking tot de vordering benadeelde partij voert de advocaat het volgende aan:
Ik kreeg gisteren eind van de middag de relevante stukken van het openbaar ministerie. Het zou prettig zijn als ik het dossier tijdig ontvang. Ik ben ziek en heb mijn best gedaan de vordering aan te leveren. De wet staat nu eenmaal toe dat de vordering tot aan het requisitoir wordt ingediend, dus dit mag gewoon.
Ik licht de vordering toe. De materiële schade betreft een derving van inkomsten en ziet op het verschil tussen loon dat aangeefster had toen ze kon werken (zonder extra uren) en de WIA-uitkering die zij na ontslag nu heeft (30% minder inkomen). De arbeidsongeschiktheid is 100%; op dit moment is er geen capaciteit om te werken. Bij de inkomstenderving is ook sprake van winstdeling. Dat gebeurt pas na het sluiten van het boekjaar. Nu wordt uitgegaan van winstdeling over de afgelopen twee jaar. En belastingpercentages zijn mee berekend.
De politierechter merkt dat tijdens het betoog van mr. Pronk weer nieuwe, aanvullende stukken via e-mail zijn binnengekomen. Raadsman en officier van justitie bevestigen dat zij die zojuist ontvangen hebben, maar kunnen er geen touw meer aan vast knopen.
De advocaat vervolgt haar betoog. Het zou prettig zijn als ik normaal het dossier krijg zoals in de wet staat en dat het niet de spoed oplevert zoals nu.
Een andere bijzonderheid in deze zaak is dat er meer dingen zijn gebeurd en alleen de meest ernstige dingen op zitting staan. Ik verzoek u hiermee rekening te houden. Een deel van de schade staat nog niet vast, maar is wel voorzienbaar en die heb ik meegenomen. Ten slotte verzoek ik u een contactverbod op te leggen, omdat verdachte bepaalde uitlatingen over aangeefster heeft geplaatst op het internet.
Aangeefster heeft het spreekrecht uitgeoefend conform de schriftelijke aangeefsterverklaring die aan het dossier is toegevoegd.
De advocaat voert het woord, naar aanleiding van vragen van de officier van justitie:
Voor de materiële schade van € 5.000,00 is aansluiting gezocht bij het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Categorie 2 betreft € 2.500,00, maar bij meerdere feiten wordt het een hogere categorie.
De gevorderde materiële schade van € 3531,00 en € 5885,20 betreffen geleden schade. De gevorderde materiële schade van € 7062,00 gaat uit van enige toekomstige schade.
Van de uitlatingen op internet zal aangeefster mij een e-mail sturen waarin deze uitlatingen te zien zijn. Die zal ik dan nog doorsturen.
Ik verzoek u uitdrukkelijk om de schriftelijke aangeefsterverklaring te betrekken bij de beoordeling van de vordering.
De politierechter stelt vast dat raadsman geen vragen heeft ten aanzien van de vordering benadeelde partij en dat hij eventuele vragen of opmerkingen in zijn pleidooi zal verwerken.
De officier van justitie rekwireert tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
De officier van justitie vordert dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 60 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis. De officier van justitie zal een standpunt innemen over het verzochte contactverbod, zodra de relevante stukken daaromtrent zijn overgelegd door de advocaat. Ten aanzien van de vordering benadeelde partij stelt de officier van justitie dat de gevorderde materiële schadevergoedingen van € 3531,00 en € 5885,20 moeten worden toegewezen. Voorts stelt de officier van justitie dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de gevorderde materiële schadevergoeding van € 7062,00, omdat dit toekomstige schade betreft. De gevorderde immateriële schadevergoeding van
€ 5.000,00 is aan de hoge kant, maar de officier van justitie refereert zich aan het oordeel van de politierechter. De proceskosten kunnen worden begroot volgens het liquidatietarief. De vordering benadeelde partij kan worden toegewezen met wettelijke rente, de schadevergoedingsmaatregel en het bijbehorende aantal dagen gijzeling.
De officier van justitie legt vervolgens de vordering aan de politierechter over.
De raadsman pleit:
Ten aanzien van de ten laste gelegde feiten sluit ik mij aan bij de officier van justitie: het gaat om een jarenlang conflict tussen twee huisgenoten. Het conflict moet van twee kanten worden bekeken. Ze haalden het bloed onder elkaars nagels vandaan. De officier van justitie heeft het over een thuissituatie, maar dit moet in het licht van een wederzijdse ruzie worden bekeken. Dat is anders dan iemand uit het niets bedreigen in een woning. Er is wellicht geen sprake van klassiek noodweer, maar als iemand zich langere tijd in deze situatie bevindt, dan is dit een logisch gevolg. Daarnaast is het onduidelijk wie er begon. En dan de vraag of er sprake is van een bedreiging en of deze reëel is. Verdachte heeft de bedreiging geuit aan de telefoon met de politie. Ze heeft nooit bedoeld om aangeefster daadwerkelijk dood te steken.
Ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden merk ik op hoe verdachte ter zitting voor u zit. Ik doe geen beroep op klassiek noodweer, maar vraag de politierechter bij een veroordeling wel rekening te houden met de strafmaat. Ten slotte heeft verdachte veel spijt.
Ten aanzien van de uitlatingen die op internet zouden zijn gedaan is een contactverbod niet aan de orde. Verdachte is inmiddels verhuisd en de rust is wedergekeerd. Daarnaast heb ik geen wetenschap van de betreffende uitlatingen.
Een volledig voorwaardelijke straf zou passend zijn.
Ten aanzien van de vordering benadeelde partij vind ik een bedrag van € 250 passender dan hetgeen ter terechtzitting is gevorderd. Ik heb die vordering ook niet kunnen bestuderen en bespreken met verdachte. Gelet op het tijdstip van indienen en de inhoud van het verzoek vind ik het in strijd met de goede procesorde en een eerlijk proces. Daarnaast heeft verdachte weinig middelen om aan het verzoek te voldoen. Ten slotte kan ik de zitting ook niet schorsen.
Inhoudelijk hoor ik aangeefster zeggen dat zij slachtoffer is geweest van een ernstig verkeersongeluk. Wellicht flauw, maar ik betwist dat er sprake is van voldoende causaal verband; ik weet niet of de schade te relateren is aan de gedragingen van verdachte. Primair vraag ik de politierechter de vordering inhoudelijk af te wijzen. Subsidiair betwist ik de hoogte ervan, omdat ik nu niet kan verifiëren of die klopt.
De advocaat zegt dat zij niet over een dossier beschikte, maar aangeefster is verhoord en weet wat er speelt in de zaak. Ik begrijp niet waarom de vordering zo laat wordt ingediend.
De politierechter stelt vast dat zojuist weer een e-mail van mr. Pronk is ingekomen met kennelijk een chat van verdachte waarin zij zich nogal laatdunkend uitlaat over aangeefster. De politierechter laat dit echter buiten beschouwing nu niemand van de betrokkenen hiervan heeft kunnen kennisnemen en er geen enkele reden is waarom dit pas in een zo laat stadium wordt ingebracht.
De advocaat van de benadeelde partij voert het woord:
Ten aanzien van het dossier dat ik laat heb ontvangen merk ik op dat het dossier relevant is voor de vordering, aangezien de tenlastelegging en het dossier het kader zijn waarbinnen de vordering kan worden ingediend. De vraag is kennelijk of er sprake is van inkomensderving; dit kan worden nagerekend op basis van de feiten van de WIA en de salarisstroken.
Het benoemen van het verkeersongeval dat aangeefster ongeveer 10 jaar geleden heeft meegemaakt dient ter ondersteuning van het feit dat zij na dit ongeval is opgekrabbeld en nu met dit te maken krijgt. Je moet aangeefster nemen zoals hij of zij is.
Zelfs als er sprake is van een wederzijdse ruzie, dan zijn de gedragingen van verdachte niet te rechtvaardigen.
Indien verdachte niet had verzocht tot het horen van de twee getuigen, dan zou de schade lager uit zijn gevallen. Het is niet de bedoeling dat de benadeelde partij lijdt onder het te laat aanleveren van het dossier. Het onderzoek kan kort worden geschorst om de stukken te lezen. De complexiteit of het moment is hierbij niet relevant. Dit heeft de Hoge Raad bepaald in zijn standaardarrest. Er zitten tevens stukken ter onderbouwing van de vordering bij. Voor de immateriële schadevergoeding is geen onderbouwing nodig, omdat er een forfaitair bedrag is gevorderd.
De officier van justitie repliceert:
Er is onvoldoende aanleiding om een contactverbod op te leggen.
Ten aanzien van het noodweerverweer moet worden gekeken naar het moment van de aanval van die dag. Ten aanzien van de vraag of de bedreiging reëel is, gaat het erom of er objectief een redelijke vrees was bij aangeefster. En dat was er naar mijn mening.
De raadsman dupliceert:
Ten aanzien van de redelijke vrees die zou zijn gewekt door de bedreiging vind ik dat het niet realistisch is dat verdachte aangeefster daadwerkelijk iets zou aandoen als zij dit zegt tijdens het bellen met de politie.
Ik ben bekend met het standaardarrest over de predispositie van een aangeefster. Het gaat mij er echter om dat de schade van aangeefster niet per se in een causaal verband staat met de gedragingen van verdachte.
De benadeelde partij is gehoord bij de rechter-commissaris, dus het was haar volstrekt duidelijk wat de tenlastelegging zou inhouden.
Aan verdachte wordt het recht gelaten het laatst te spreken. Verdachte verklaart:
Ik heb mentale problemen door wat er is gebeurd. In 2021 heb ik de politie gebeld omdat aangeefster iemand op mij af had gestuurd. Die persoon heeft mij mishandeld. Daar is nooit serieus iets mee gedaan. Dat is iets wat mij ook nog steeds dwars zit. Ik heb ook de deurbel van de deur afgehaald. Ik heb PTSS. Ik zit ook in de Ziektewet door wat er zich in mijn eigen huis afspeelde.
Op de vraag van de politierechter antwoordt verdachte dat zij bereid is een taakstraf uit te voeren.
De politierechter sluit daarop het onderzoek en zegt direct mondeling vonnis te zullen geven.
De politierechter spreekt het vonnis uit ter openbare terechtzitting.
AANTEKENING VAN HET MONDELINGE VONNIS
1. De inhoud van de tenlastelegging
Aan verdachte is onder de volgende parketnummers ten laste gelegd dat:
Parketnummer 05/108517-23
1.
zij op of omstreeks 10 maart 2023 te [plaats] [benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [benadeelde] dreigend de woorden toe te voegen "Dan pak ik een mes en steek ik haar dood, het is ik of zij", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Parketnummer 05/298940-23
1.
zij op of omstreeks 23 mei 2023 te [plaats] [benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door (bij de deur van die [benadeelde] en hoorbaar/via op de camera van die [benadeelde] ), dreigend de woorden toe te voegen:
"Ik ben jou geen fucking cent schuldig, dus als jij nog één keer het fucking lef hebt om mij geld te vragen, ik stomp je helemaal in elkaar, kankerwijf! Als jij nog één keer gaat denigreren en dreigen om geld dan ga jij hier nooit meer weg! Maakt het echt serieus, ik zorg er persoonlijk voor dat jij je hele leven lang gehandicapt blijft. Ik ben er helemaal klaar mee dat kankergedrag van jou. Jij bent voor mij als ik later verhuisd ben", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
Parketnummer 05/290423-23
1.
zij op of omstreeks 4 november 2023 te [plaats] [benadeelde] heeft mishandeld door die [benadeelde] (met kracht) op/tegen de borst, althans het lichaam te trappen en/of te schoppen;
2.
zij op of omstreeks 4 november 2023 te [plaats] opzettelijk [benadeelde] , in zijn/haar tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd, door in het gezicht van die [benadeelde] te spugen;

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Parketnummer 05/108517-23
Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 1] van de politie Eenheid Oost-Nederland opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023111732, gesloten op 17 april 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
De politierechter gebruikt voor het bewijs ten aanzien van het feit de inhoud van de volgende wettige bewijsmiddelen (waarbij ingevolge de conform artikel 378 Sv vastgestelde Regeling aantekening mondeling vonnis door politierechter, kinderrechter, economische politierechter, de kantonrechter en de enkelvoudige kamer voor behandeling in strafzaken in hoger beroep van 2 oktober 1996 (Stcrt. 1996, 197) wordt volstaan met een opsomming daarvan):
- het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde] , p. 8-12;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 18-20;
- het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 13-17;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 22 januari 2025.
De politierechter acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde bedreiging. Uit de bewijsmiddelen blijkt dat verdachte de ten laste gelegde woorden heeft geuit. Ter terechtzitting ontkent verdachte dit ook niet.
Parketnummer 05/108517-23
Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 2] van de politie Eenheid Oost-Nederland opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023239348, gesloten op 2 november 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, te weten:
- het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde] , p. 10-13;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 6-7;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 22 januari 2025.
Parketnummer 05/108517-23
Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 3] van de politie Eenheid Oost-Nederland opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023512049, gesloten op 4 november 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359 derde lid, laatste zin van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen, te weten:
ten aanzien van feit 1:
- het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde] , p. 9-12;
- het proces-verbaal van bevindingen inclusief fotoblad, p. 15-24;
- het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 31-37;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 22 januari 2025;
ten aanzien van feit 2 :
- het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde] , p. 9-12;
- het proces-verbaal van bevindingen inclusief fotoblad, p. 15-24;
- het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 31-37;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 22 januari 2025;

3.Bewezenverklaring

Door de inhoud van voormelde bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot bewijs van het feit waarop het betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft de politierechter de overtuiging verkregen en acht de politierechter bewezen, dat verdachte het hieronder tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Parketnummer 05/108517-23
1.
zij op
of omstreeks10 maart 2023 te [plaats] [benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling, door die [benadeelde] dreigend de woorden toe te voegen "Dan pak ik een mes en steek ik haar dood, het is ik of zij"
, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
Parketnummer 05/298940-23
1.
zij op
of omstreeks23 mei 2023 te [plaats] [benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht
en/of met zware mishandeling, door (bij de deur van die [benadeelde] en hoorbaar/via op de camera van die [benadeelde] ), dreigend de woorden toe te voegen:
"Ik ben jou geen fucking cent schuldig, dus als jij nog één keer het fucking lef hebt om mij geld te vragen, ik stomp je helemaal in elkaar, kankerwijf! Als jij nog één keer gaat denigreren en dreigen om geld dan ga jij hier nooit meer weg! Maakt het echt serieus, ik zorg er persoonlijk voor dat jij je hele leven lang gehandicapt blijft. Ik ben er helemaal klaar mee dat kankergedrag van jou. Jij bent voor mij als ik later verhuisd ben"
, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
Parketnummer 05/290423-23
1.
zij op
of omstreeks4 november 2023 te [plaats] [benadeelde] heeft mishandeld door die [benadeelde]
(met kracht) op/tegen de borst
, althans het lichaamte trappen
en/of te schoppen;
2.zij op
of omstreeks4 november 2023 te [plaats] opzettelijk [benadeelde] , in
zijn/haar tegenwoordigheid, door feitelijkheden, heeft beledigd, door in het gezicht van die [benadeelde] te spugen;
Voor zover er in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten en/of kennelijke omissies voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
De politierechter verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.

4.Kwalificatie en toegepaste wetsartikelen

Het bewezenverklaarde levert op:
Parketnummer 05/108517-23
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Parketnummer 05/298940-23
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Parketnummer 05/290423-23
Ten aanzien van feit 1
mishandeling
Ten aanzien van feit 2
eenvoudige belediging
De feiten zijn strafbaar.
De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 266, 285, 300 van het Wetboek van Strafrecht.

5.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

6.Overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

De politierechter heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en met de omstandigheden waaronder dit is begaan. Ook is rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken
De politierechter houdt rekening met de context waarbinnen de feiten door verdachte zijn begaan. Verdachte en aangeefster botsten onderling veel met elkaar. Dit is echter nog geen reden voor dergelijke bedreigingen. Voorts houdt de politierechter rekening met het tijdsverloop sinds de feiten zijn gepleegd.
De politierechter veroordeelt verdachte tot een taakstraf van 60 uren waarvan 30 uren voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Voor het opleggen van een contactverbod bestaat te weinig aanleiding. Er is niet gebleken dat verdachte daadwerkelijk contact heeft opgenomen met aangeefster na het plegen van de bewezenverklaarde feiten.

7.Overige beslissingen

Vordering benadeelde partij [benadeelde]
De politierechter overweegt ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij als volgt.
Er liggen twee schadeformulieren:
- van 3 mei 2023: alleen smartengeld tot € 250,-;
  • van 22 juni 2025: bestaande uit:
  • smartengeld van € 5.000,-;
  • gederfd inkomen, gemiste winstdeling, et cetera van € 17.350,12, en
  • proceskosten (kosten rechtsbijstand) vanaf 10 mei 2023 van € 12.715,19.
Het recente schadeformulier is ingediend tijdens de zitting, toen de behandeling reeds halverwege was. Er zijn financiële stukken bijgevoegd zoals jaaropgave en salarisstroken van 2022 en 2023 en 2024, specificatie WIA-uitkering, rapporten van verzekeringsgeneeskundigen, re-integratiedeskundigen, arbeidskundige beoordeling, UWV en diverse medische stukken. Het frappante is dat het merendeel van met name de financiële stukken dateren uit 2024 of nog eerder.
Mr. Pronk heeft ter verklaring aangevoerd dat zij ondanks herhaalde aanvraag pas gisteravond de stukken van het openbaar ministerie heeft ontvangen maar dat zij die wel nodig heeft om de vordering te kunnen onderbouwen.
Dat is een opmerkelijk argument. Het dossier bevat diverse stukken die wijzen op eerdere betrokkenheid van mr. Pronk bij onderhavige zaak:
- een e-mail van 28 april 2023 aan het parket waarin zij zich stelt als advocaat van de benadeelde partij en verzoekt om het dossier;
- een antwoord-e-mail van het parket van 1 mei 2023 waarin staat dat het dossier mag worden verstrekt;
- een brief van het parket van 20 juni 2023 met de aankondiging van een OM-hoorzitting;
- een e-mail van 29 augustus 2023 aan het parket waarin de advocaat zegt aangifte te willen doen namens haar cliënte tegen verdachte;
- het gegeven dat de advocaat vanaf 10 mei 2023 werkzaamheden in rekening brengt bij de benadeelde partij.
Daarnaast is deze zaak eerder op zitting geweest op 23 november 2023. Daar was ook aanwezig mr. Pronk als advocaat van de benadeelde partij. De behandeling is toen aangehouden voor het op verzoek van de verdediging horen van enkele getuigen door de rechter-commissaris. Het is moeilijk voorstelbaar dat de advocaat op dat moment nog steeds niet beschikte over het strafdossier, mede gezien de hiervoor vermelde correspondentie.
De advocaat heeft ook op geen enkele wijze duidelijk gemaakt welke stukken van het OM zij dan precies miste die zo belangrijk waren voor de (onderbouwing) van de schadeclaim.
Vorderingen als onderhavige over inkomensderving en gemiste winstdeling zijn naar hun aard al niet eenvoudig, maar nog wel te behapstukken als tijdig voorafgaande aan de zitting een onderbouwing met de relevante berekeningen en onderliggende bewijsstukken wordt toegezonden zodat alle procespartijen de gelegenheid hebben deze te bestuderen en (wat de raadsman betreft) te bespreken met cliënt. De ter zitting door de advocaat gegeven mondelinge toelichting bracht weinig licht in de duisternis.
De advocaat heeft ook nog vermeld dat zij verkouden was voor én tijdens de zitting. Dat moge juist zijn, maar dat vormt geen verklaring voor de gang van zaken.
Gezien het gehele verloop van de procedure, het toesturen van e-mails met tientallen pagina’s aan financiële en geneeskundige stukken tijdens de zitting en het volslagen gebrek aan een overtuigende verklaring hiervoor, kan de politierechter niet anders dan concluderen dat het kennelijk de bedoeling was de verdediging, openbaar ministerie en rechtbank te overrompelen met een stortvloed van onnavolgbare gegevens en redeneringen. De verdediging is hierdoor ernstig in haar belangen geschaad.
Ook al geeft de wet het requisitoir als laatste moment voor het indienen van de vordering, dat betekent nog niet dat een handelwijze als deze aanvaardbaar is. Integendeel, deze handelwijze is zodanig in strijd met de goede procesorde dat de politierechter de nieuwe vordering in zijn geheel niet-ontvankelijk verklaart. De politierechter ziet hierin ook geen reden het euvel te repareren door de behandeling van de strafzaak aan te houden.
Dan resteert de oorspronkelijke vordering voor immateriële schadevergoeding van € 250,-. Deze zal worden toegewezen, te betalen vijf maandelijkse termijnen van € 50,-.
De vergoeding van immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10
maart 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
De politierechter veroordeelt verdachte tevens in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot heden begroot op nihil, en in de proceskosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken;
De politierechter bepaalt dat de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet ontvankelijk is en de vordering in zoverre slechts bij de burgerlijk rechter kan aanbrengen.
De politierechter legt aan de verdachte op de verplichting tot betaling aan de Staat ten behoeve van [benadeelde] , van een bedrag van 250,00 euro. De betaling kan in vijf termijnen van € 50,00 worden voldaan.
De politierechter bepaalt dat indien volledig verhaal niet mogelijk blijkt gijzeling kan worden toegepast voor de duur van 5 dagen. De toepassing van deze gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op. Voormeld bedrag bestaat uit immateriële schade.
De vergoeding van immateriële schade wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10
maart 2023 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verdachte is van haar schadevergoedingsplicht jegens de benadeelde bevrijd voor zover zij heeft voldaan aan een van de haar opgelegde verplichtingen tot vergoeding van deze schade.

8.Hoger beroep

De politierechter deelt verdachte mee dat zij binnen 14 dagen hoger beroep kan instellen tegen dit vonnis en dat zij het recht heeft om ter terechtzitting afstand te doen van die mogelijkheid.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de politierechter en de griffiers is vastgesteld en ondertekend. Mr. B. Doedens, griffier, is buiten staat het proces-verbaal mede te ondertekenen.