ECLI:NL:RBGEL:2025:1740

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
31 januari 2025
Publicatiedatum
5 maart 2025
Zaaknummer
05/880462-19 en 05/096159-19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroeping en verlenging proeftijd voorwaardelijke invrijheidstelling in strafzaak met verslavingsproblematiek

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 31 januari 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak betreffende de herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.) van de veroordeelde, die eerder was veroordeeld tot een gevangenisstraf van 25 maanden. De veroordeelde heeft zich niet gehouden aan de voorwaarden van de v.i., waaronder een alcoholverbod, en is op 23 december 2024 aangehouden wegens niet-naleving van deze voorwaarden. De officier van justitie heeft een vordering tot herroeping ingediend, maar de rechtbank heeft deze vordering afgewezen. De rechtbank oordeelt dat de veroordeelde, ondanks zijn overtredingen, zich positief heeft ontwikkeld op verschillende leefgebieden en dat detentie niet in zijn belang zou zijn. De rechtbank heeft echter wel de proeftijd van de v.i. met 365 dagen verlengd, zodat de veroordeelde de kans krijgt om zijn positieve ontwikkeling voort te zetten en stabiliteit te behouden. De beslissing is genomen na een openbare zitting op 17 januari 2025, waar de officier van justitie, de raadsman en deskundigen zijn gehoord. De rechtbank heeft rekening gehouden met de noodzaak van begeleiding en de impact van detentie op de veroordeelde.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummers: 05/880462-19 en 05/096159-19
VI-zaaknummer: 99-001019-44
Datum uitspraak: 31 januari 2025
Beslissingvan de meervoudige kamer ingevolge artikelen 6:1:18 en 6:2:13 (oud) van het Wetboek van Strafvordering
in de zaak van

de officier van justitie

tegen

[veroordeelde] , (hierna: veroordeelde),

geboren op [geboortedag 1] 1977 in [geboorteplaats] (Suriname),
wonende aan de [adres] , [postcode] [woonplaats] .
Raadsman: mr. R.B. Venema, advocaat te Almere.

De procedure

Bij onherroepelijk geworden vonnissen van de meervoudige kamer van deze rechtbank van 22 augustus 2019 (parketnummer 05/880462-19) en van de politierechter van deze rechtbank van 21 juni 2019 (parketnummer 05/096159-19) is veroordeelde tot een gevangenisstraf voor de duur van in totaal 25 maanden veroordeeld.
Bij besluit Voorwaardelijke invrijheidstelling van 7 september 2020 is aan veroordeelde voorwaardelijke invrijheidstelling (hierna: v.i.) verleend, waarbij de ingangsdatum was berekend op 20 september 2020. Echter, vanwege de herroeping van de v.i. van een ander vonnis, is de proeftijd in deze v.i. zaak opgeschort. De einddatum van de detentie in de andere strafzaak, en daarmee de startdatum van de v.i-proeftijd, was 30 maart 2024. Veroordeelde is op die datum in vrijheid gesteld, met een strafrestant van 250 dagen en een v.i.-proeftijd van 365 dagen, onder de algemene voorwaarde dat hij zich gedurende de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit. Tevens gelden een aantal bijzondere voorwaarden, die tweemaal zijn gewijzigd, bij besluiten van 23 september 2020 en 27 februari 2024. Op dit moment zijn de volgende bijzondere voorwaarden gesteld:
- Veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met:
- [naam 1] geboren op [geboortedag 2] 1940;
- [naam 2] geboren op [geboortedag 3] 1941;
  • Veroordeelde bevindt zich niet in het dorp [plaats 1] ;
  • Veroordeelde meldt zich bij Reclassering Nederland, Stieltjesstraat 1, 6511 AB Nijmegen (tel. nr. 088-8041405). Hij blijft zich melden bij de reclassering, zolang en zo vaak de reclassering dat nodig vindt. Deze meldplicht heeft tot doel veroordeelde te kunnen begeleiden bij en controleren op de naleving van de opgelegde bijzondere voorwaarden;
  • Veroordeelde gebruikt geen verdovende middelen genoemd op lijst 1 en 2 in de Opiumwet (harddrugs en softdrugs). Daarnaast gebruikt hij geen alcohol. Veroordeelde werkt mee aan bloedonderzoek en/of urineonderzoek en/of ademonderzoek (blaastest) om dit verbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak er wordt gecontroleerd;
  • Veroordeelde laat zich gedurende de proeftijd behandelen door een nog nader te bepalen zorgverlener, op tijden en plaatsen als door of namens die zorgverlener wordt aangegeven. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de behandelaar worden gegeven;
  • Veroordeelde verblijft gedurende de proeftijd in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te weten [verblijfplaats 1] , althans in een soortgelijke instelling. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen en het dagprogramma die de instelling heeft opgesteld;
  • Veroordeelde werkt mee aan of spant zich actief in voor (een traject gericht op) het verkrijgen en het behouden van een structurele en zinvolle (betaalde) dagbesteding. Veroordeelde toont een open, gemotiveerde en meewerkende houding met betrekking tot het toezicht en de bijzondere voorwaarden.
Op 23 december 2024 is veroordeelde aangehouden in verband met de niet-naleving van (één van) de voorwaarden. Op die datum heeft de officier van justitie een vordering tot schorsing van de voorwaardelijke invrijheidstelling bij de rechter-commissaris ingediend. Op 24 december 2024 heeft de rechter-commissaris deze vordering afgewezen.
Op 24 december 2024 heeft de officier van justitie eveneens de vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling ingediend. Die vordering strekt tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling voor een periode van 45 dagen.
Daarnaast heeft de officier van justitie op 31 december 2024 schriftelijk gevorderd dat de v.i.-proeftijd zal worden verlengd voor een periode van 365 dagen.

Het onderzoek ter terechtzitting

De vorderingen tot het deels herroepen en het verlengen van de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling zijn behandeld ter openbare terechtzitting van 17 januari 2025. Daarbij zijn gehoord:
- veroordeelde;
- zijn raadsman;
- deskundige E.M.A. Hol (Reclassering Nederland) en
- de officier van justitie mr. B. Veelders.

De standpunten

De officier van justitie heeft ter zitting de vordering tot herroeping gewijzigd en gevorderd dat de v.i. wordt herroepen voor de duur van 7 dagen, gelet op het meermalen overtreden van het drugsverbod. Er dient een signaal te worden gegeven dat dit niet kan. Ten aanzien van de vordering tot verlenging van de proeftijd heeft de officier van justitie gepersisteerd bij de vordering.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot herroeping, ook in afgeslankte vorm, disproportioneel is en dient te worden afgewezen. Het drugsverbod is het enige verbod dat veroordeelde heeft overtreden, hij houdt zich aan alle andere gestelde voorwaarden. Er zijn belangrijke stappen gezet om problematische leefgebieden te stabiliseren. Veroordeelde moet de kans krijgen deze lijn door te zetten.

De beoordeling

Juridisch kader
Op grond van artikel IV lid 3 van de Wet straffen en beschermen, zoals gewijzigd als gevolg van de Spoedreparatiewet herziening tenuitvoerlegging strafrechtelijke beslissingen, geldt dat bij veroordelingen tot vrijheidsstraf die door de rechtbank of het gerechtshof zijn uitgesproken voor 1 juli 2021, de voorwaardelijke invrijheidstelling wordt toegepast met inachtneming van de daarop betrekking hebbende artikelen zoals die voor 1 juli 2021 luidden (HR 6 juli 2021, ECLI:NL:HR:2021:984). Op grond van artikel 6:2:13 (oud) Wetboek van Strafvordering (Sv) kan de rechter op vordering van de officier van justitie de voorwaardelijke invrijheidstelling herroepen indien de veroordeelde een daaraan verbonden voorwaarde niet heeft nageleefd.
Op grond van artikel 6:1:18 Sv kan de rechter op vordering van de officier van justitie de proeftijd verlengen.
Inhoud van het dossier
Uit het rapport van Reclassering Nederland van 13 december 2024 en het onderzoek ter terechtzitting blijkt dat veroordeelde sinds maart 2024 bij [verblijfplaats 2] in [plaats 2] woont. [verblijfplaats 2] is positief over het verblijf van veroordeelde daar. Veroordeelde wordt omschreven als een hardwerkende man, met wie het op veel gebieden goed gaat. Op 26 juli 2024 is betrokkene doorgestroomd van een woonlocatie met 24/7 begeleiding naar een locatie met slechts enkele uren per week begeleiding op locatie. Volgens de reclassering kan veroordeelde op de nieuwe locatie onvoldoende (dag)structuur aanbrengen en de reclassering vraagt aan [verblijfplaats 2] of hij kan terugkeren naar de locatie met 24/7 begeleiding. Dat blijkt niet mogelijk. Wel wordt de intensiteit van de begeleiding opgeschaald. Sinds de aanvang van het verblijf bij [verblijfplaats 2] heeft veroordeelde zeven keer het drugsverbod en drie keer het alcoholverbod overtreden. Ook heeft hij zich niet gehouden aan de huisregels van [verblijfplaats 2] en het locatiegebod, door midden in de nacht de locatie van [verblijfplaats 2] te verlaten. Half augustus 2024 heeft betrokkene daarvoor een waarschuwing gekregen. Op 16 september 2024 is vanuit het openbaar ministerie een waarschuwingsgesprek gevoerd met veroordeelde.
De reclassering adviseert de proeftijd te verlengen, zodat (langduriger) ingezet kan worden op gedragsverandering en risicobeperking. Daarnaast adviseert zij een herroeping, zodat veroordeelde de consequenties ervaart van zijn overtredingen. Na een – tijdelijke – herroeping kan hij terugkeren bij [verblijfplaats 2] . Zijn plek kan maximaal 48 dagen worden vrijgehouden.
Veroordeelde wordt sinds augustus 2024 bij het aanpakken van schulden begeleid door de afdeling Materieel Juridische Dienstverlening (MJD) van Fivoor. MJD heeft in een ongedateerde brief laten weten dat het herroepen van de v.i. niet wenselijk is, omdat veroordeelde hierdoor zijn inkomen verliest, wat betekent dat hij zijn betaalafspraken met schuldeisers niet meer na kan komen. Het gevolg daarvan is dat de vorderingen direct en geheel opeisbaar worden. De nu stabiele financiële situatie zou daarmee kunnen destabiliseren.
Ten aanzien van de vordering tot herroeping
Vast is komen te staan dat de veroordeelde de bijzondere voorwaarden van de voorwaardelijke invrijheidstelling niet heeft nageleefd. De vordering is daarom in beginsel voor toewijzing vatbaar. De rechtbank heeft echter ook oog voor de aard van de problemen waarmee veroordeelde kampt. Het behandelen van een jarenlang bestaande verslaving gaat met vallen en opstaan. Bovendien werd al in het rapport van de reclassering van 14 februari 2024 het belang benadrukt dat veroordeelde intensief begeleid wordt bij het op orde krijgen en behouden van zijn praktische leefgebieden, maar ook op het gebied van zijn psychosociaal functioneren, agressieregulatie en het vergroten van zijn copingvaardigheden, het abstinent blijven van middelen en het op afstand houden van zijn negatieve sociale netwerk. Het heeft er dan ook alle schijn van dat de intensiteit van begeleiding en controle te vroeg is afgeschaald. Verder heeft het lang geduurd voor de verslavingsbehandeling bij Fivoor op gang kwam.
Verder houdt de rechtbank rekening met het feit dat veroordeelde zijn leven verder goed op orde heeft gekregen. Hij heeft een vaste baan, de werkgever is zeer tevreden over hem, hij spant zich in voor zijn behandeling en begeleiding, zijn financiën zijn op orde en hij heeft een plek waar hij kan verblijven. Veroordeelde neemt verantwoordelijkheid voor zijn middelengebruik en lijkt ervan doordrongen te zijn wat het hem kan kosten als hij de voorwaarden overtreedt.
De rechtbank is van oordeel dat veroordeelde meer baat heeft bij een kans om alsnog aan de gestelde voorwaarden te voldoen dan bij een nieuwe detentie. Hij heeft zijn leven voor een groot deel op de rit en dit zou door een periode van detentie mogelijk worden doorkruist. Dit is niet in het belang van veroordeelde, maar ook niet in het belang van de samenleving. Daarom zal de rechtbank de vordering tot herroeping van de v.i. afwijzen.
Ten aanzien van de vordering tot verlenging
De rechtbank is op grond van het advies van de reclassering en de daarop ter zitting gegeven toelichting van oordeel dat het noodzakelijk en proportioneel is de proeftijd te verlengen met 365 dagen. Veroordeelde heeft zich positief ontwikkeld op meerdere leefgebieden, maar hij zit nog midden in de behandeling van zijn verslaving. De verlenging van de proeftijd is nodig zodat hij de positieve ontwikkelingen kan doorzetten en stabiliteit op de diverse leefgebieden kan behouden en verstevigen. Gebleken is dat veroordeelde er op momenten van stress en spanning niet altijd in slaagt om vrij van middelen te blijven. Door verlenging van de proeftijd wordt ook de duur van het middelenverbod verlengd, wat nodig is om het recidiverisico terug te brengen.

De beslissing

De rechtbank:
wijst afde vordering tot herroeping van de voorwaardelijke invrijheidstelling;
wijst toede vordering tot verlenging van de proeftijd van de voorwaardelijke invrijheidstelling voor de duur van
365 dagen.
Deze beslissing is gegeven door mr. F.J.H. Hovens, als voorzitter, mr. J.M. Breimer en mr. R.D. Leen, als rechters in tegenwoordigheid van mr. W. Braaksma, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 31 januari 2025.
mr. Braaksma is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.