ECLI:NL:RBGEL:2025:1711

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 februari 2025
Publicatiedatum
5 maart 2025
Zaaknummer
05/135701-21
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens onvoldoende bewijs in bedreigingszaak met vuurwapen

Op 27 februari 2025 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een 30-jarige man, die werd beschuldigd van bedreiging en het voorhanden hebben van een vuurwapen. De rechtbank sprak de verdachte vrij van beide tenlastegelegde feiten, omdat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was. De zaak kwam voort uit een incident op 24 mei 2021, waarbij de aangever, [slachtoffer], aangifte deed van poging tot doodslag en zware mishandeling. Hij verklaarde dat de verdachte een vuurwapen had getrokken en op hem had geschoten. Echter, de verklaringen van de aangever en getuigen waren tegenstrijdig en niet consistent, wat leidde tot twijfels over de betrouwbaarheid van het bewijs. De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de bedreiging of het voorhanden hebben van een vuurwapen. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste, afgewezen omdat deze niet was onderbouwd. De rechtbank besloot ook dat een in beslag genomen gasalarmpistool moest worden onttrokken aan het verkeer, omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd was met het algemeen belang.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/135701-21
Datum uitspraak : 27 februari 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1995 in [geboorteplaats] ,
wonende aan het [adres 1] , [postcode] in [woonplaats] .
Raadsvrouw: mr. F.A. Batavier, advocaat in Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 24 mei 2021 te [plaats] , [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door in de nabijheid van die [slachtoffer] een (vuur)wapen ter hand te nemen en/of dat wapen op die [slachtoffer] te richten en/of met dat wapen, in de richting van die [slachtoffer] , een schot te lossen;
2.
hij op of omstreeks 24 mei 2021 te [plaats] , een wapen van categorie III sub 1° van de Wet wapens en munitie, te weten een pistool (kaliber 9 mm), in ieder geval een vuurwapen, en munitie van categorie III, te weten een patroon (kaliber 9 mm), voorhanden heeft gehad;

2.De standpunten

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden en heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen waarvan 168 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 1 jaar en met aftrek van het voorarrest.
De verdediging heeft voor vrijspraak gepleit.

3.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Op 24 mei 2021 belt [slachtoffer] om 12.08 uur de Meldkamer van de politie. Hij vertelt dat ongeveer een uur geleden meerdere mannen een woning waar hij verblijft zijn binnengekomen en begonnen te schieten. Op 24 mei 2021 om 13.57 uur doet aangever [slachtoffer] aangifte van poging doodslag, poging zware mishandeling en poging moord tegen verdachte. Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat op diezelfde dag verdachte omstreeks 11.00 uur via de achterdeur binnenkwam aan de woning aan de [adres 2] in [plaats] . Verdachte keek aangever aan, deed zijn hand in zijn jaszak en pakte een zwarte handgun, aldus aangever. Aangever stelt dat hij op dat moment bij een stereo set en een kast stond. Aangever heeft verklaard dat hij “poem” hoorde en heel veel licht zag. Er is gericht op hem geschoten, de kogel ging door hem heen, of langs zijn benen. Aangever zag verdachte vervolgens wegrennen via de achterdeur Volgens de verklaring van aangever waren alleen hij, verdachte en [getuige 1] aanwezig in de woning ten tijde van dit incident. In latere verklaringen en in het gesprek met de meldkamer heeft aangever wisselend verklaard over waar hij zich bevond ten tijde van het schot en over de hoeveelheid mensen die op dat moment in de woning aanwezig waren.
Getuige [getuige 1] ( [getuige 1] ) was ook aanwezig in zijn woning aan de [adres 2] in [plaats] tijdens het incident. Op 24 mei 2021 heeft getuige [getuige 1] bij de politie verklaard dat hij niet heeft gezien dat verdachte een vuurwapen vast had of geschoten heeft. Ook heeft hij niet gezien dat verdachte ergens op richtte. Bij de rechter-commissaris heeft getuige [getuige 1] op 1 augustus 2024, ruim drie jaar later, verklaard dat hij het niet allemaal meer zeker weet, maar dat hij nog wel weet dat verdachte binnen kwam, zijn wapen trok en op de grond schoot. In dit verhoor geeft hij ook aan dat hij lijdt aan niet aangeboren hersenletsel en dat hij het allang weer is vergeten.
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij geen wapen had en niet geschoten heeft. Verdachte was in de ochtend van 24 mei 2021 aanwezig in de woning maar is weggegaan nadat hij werd bedreigd door een Franse Marokkaan die zich op dat moment ook bevond in de woning aan de [adres 2] in [plaats] . Verdachte heeft verklaard dat hij niet weet wat zich daarna in de woning heeft afgespeeld.
Verder blijkt uit het dossier dat verdachte op 24 mei 2021 is aangehouden. Verder is zowel in de woning van [getuige 1] als bij verdachte het vuurwapen niet aangetroffen waarmee zou zijn geschoten, evenmin zijn er schotresten op de handen van verdachte aangetroffen.
De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen van aangever [slachtoffer] en van getuige [getuige 1] niet alleen innerlijk tegenstrijdig zijn, maar ook onderling tegenstrijdigheden bevatten, waardoor zij op basis van deze verklaringen niet kan vaststellen wat er in de woning heeft plaatsgevonden. Het dossier bevat naar het oordeel van de rechtbank verder onvoldoende bewijs om tot een bewezenverklaring te kunnen komen dat verdachte aangever zou hebben bedreigd door het lossen van een schot. Dat getuige [getuige 2] die ochtend iemand heeft zien rennen met een voorwerp in zijn hand waarvan hij dacht dat het een vuurwapen was en dat verdachte op enig moment in de ochtend van 24 mei 2021 aanwezig is geweest in de woning acht de rechtbank hiertoe onvoldoende. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het onder feit 1 tenlastegelegde. Nu feit 1 niet bewezen kan worden, zal de rechtbank verdachte ook vrij spreken van feit 2, te weten het voorhanden hebben van een pistool (kaliber 9 mm) en een patroon (kaliber 9 mm).

4.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met feit 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 35.220,- aan materiële schade en € 570.000,- aan smartengeld.
Overweging van de rechtbank
Nu de rechtbank niet tot een bewezenverklaring komt, zal de vordering van de benadeelde partij worden afgewezen. De rechtbank constateert dat de vordering in zijn geheel niet is onderbouwd.

5.De beoordeling van het beslag

Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het inbeslaggenomen gasalarmpistool moet worden onttrokken aan het verkeer.
Het oordeel van de rechtbank
Het gasalarmpistool (goednummer 2524928) is na doorzoeking van de woning van [getuige 1] aan de [adres 2] in [plaats] aangetroffen in de hal. Uit het dossier volgt niet dat is komen vast te staan wie de eigenaar is van het gasalarmpistool.
De rechtbank zal beslissen dat het in beslag genomen gasalarmpistool wordt onttrokken aan het verkeer omdat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met het algemeen belang en de wet.

6.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde;
 wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] af;
 beveelt de onttrekking aan het verkeer van het gasalarmpistool (goednummer: 2524928).
Dit vonnis is gewezen door mr. M.S. de Vries (voorzitter), mr. Y.M.J.I. Baauw-de Bruijn en mr. A.M.P.T. Blokhuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D. van Doorn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 februari 2025.