ECLI:NL:RBGEL:2025:1707

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 maart 2025
Publicatiedatum
5 maart 2025
Zaaknummer
05/257889-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een vrouw voor brandstichting met levensgevaar en gevaar voor goederen

Op 3 maart 2025 heeft de Rechtbank Gelderland een 34-jarige vrouw veroordeeld voor brandstichting in haar woning. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 548 dagen, waarvan 365 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. De vrouw stichtte op 10 augustus 2024 opzettelijk brand in een kamer van haar woning in Overbetuwe, waarbij levensgevaar en gevaar voor goederen ontstond. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor omwonenden. De verdachte had een persoonlijkheidsstoornis en was in verminderde mate toerekeningsvatbaar. De rechtbank hield rekening met haar psychische problemen en de noodzaak voor behandeling. De officier van justitie had een hogere straf geëist, maar de rechtbank volgde het advies van de reclassering en legde bijzondere voorwaarden op, waaronder klinische opname en ambulante behandeling. De benadeelde partij, die schadevergoeding vorderde, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering wegens onvoldoende onderbouwing.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/257889-24
Datum uitspraak : 3 maart 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1990 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] in [woonplaats] .
Raadsman: mr. F.H.J. van Gaal, advocaat in Wijchen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Zij op of omstreeks 10 augustus 2024 te [plaats] , gemeente Overbetuwe in een kamer, gelegen op de bovenverdieping van een woning aan de [adres 2] , opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een brand versnellend middel en/of een dekbed en/of matras en/of met (overig)bedlinnen,
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten voor één of meerdere de(e)l(en) van het interieur van voornoemde woning en/of voor één of meer naastgelegen woning(en)
en/of
- levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor (een) ander(en), te weten voor één of meerdere omwonende(n) te duchten was;
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Beoordeling door de rechtbank
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever] , p. 12 en p. 13;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 15 en p. 16;
- het proces-verbaal van forensisch onderzoek woning, p. 40 en p. 41;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 17 februari 2025.
Uit de bovengenoemde bewijsmiddelen volgt dat het desbetreffende perceel een tussenwoning betrof die volledig in eigendom is van [aangever] en dat in de aangrenzende woningen mensen aanwezig waren. Deze zijn ten tijde van het uitbreken van de brand geëvacueerd. Gelet daarop is de rechtbank van oordeel dat door de brand er gemeen gevaar voor goederen van anderen alsmede levensgevaar en zwaar lichamelijk letsel van anderen te duchten was.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Zij op
of omstreeks10 augustus 2024 te [plaats] , gemeente Overbetuwe in een kamer, gelegen op de bovenverdieping van een woning aan de [adres 2] , opzettelijk brand heeft gesticht door open vuur in aanraking te brengen met een brand versnellend middel en
/ofeen dekbed
en/of matras en/of met (overig)bedlinnen,
terwijl daarvan
- gemeen gevaar voor goederen, te weten voor
één ofmeerdere de
(e)l(en) van het interieur van voornoemde woning en
/ofvoor
één ofmeer naastgelegen woning(en)
en
/of
- levensgevaar en
/ofgevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor
(een)ander(en), te weten voor
één ofmeerdere omwonende(n) te duchten was;
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
eendaadse samenloop van
Opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is
en
opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 548 dagen waarvan 365 dagen voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest, met een proeftijd van drie jaar, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd met daaraan toegevoegd de bijzondere voorwaarde tot klinische opname in een instelling zolang de reclassering dat nodig acht. Daarnaast vordert de officier van justitie de dadelijke uitvoerbaarheid van de voorwaarden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat rekening gehouden dient te worden met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De verdediging verzoekt om de conclusie van de deskundigen over te nemen, het advies van de reclassering te volgen en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest met daarnaast een voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden op te leggen. Met betrekking tot de duur van die voorwaardelijke straf refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan brandstichting waarbij gevaar voor goederen en ook levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor personen te duchten was. Verdachte heeft in haar tussenwoning spiritus over zichzelf en haar dekbed gegoten en dit dekbed vervolgens aangestoken. Dit heeft geresulteerd in een forse woningbrand met verstrekkende gevolgen. Aan de woning en goederen in de woning is forse schade ontstaan waardoor de woning onbewoonbaar is verklaard. Daarnaast bevonden zich meerdere mensen in de aangrenzende woningen die door de brand tijdelijk geëvacueerd moesten worden. Verdachte heeft hiermee een zeer gevaarlijke situatie veroorzaakt.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van de justitiële documentatie van 11 februari 2025 van verdachte waaruit volgt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een vergelijkbaar strafbaar feit.
Toerekenbaarheid
Uit het psychologisch rapport van mevrouw drs. M.C. Overduin, klinisch psycholoog BIG, van 17 november 2024 volgt dat er bij verdachte sprake is van onder andere een persoonlijkheidsstoornis met borderline en antisociale trekken. Hier was ook sprake van ten tijde van het ten laste gelegde feit. Er zijn geen aanwijzingen voor psychotische symptomen ten tijde van het ten laste gelegde. De aan de persoonlijkheidsproblematiek gerelateerde beperkingen maakten dat verdachte na de relatiebreuk onderhevig was aan heftige emoties, die zij niet zelf kon couperen of bijstellen. Zij heeft er, in beslag genomen door negatieve gedachten en gevoelens, niet voor gekozen gebruik te maken van bestaande hulpbronnen of haar crisisplan toe te passen. Eenmaal verzwakt door slaapgebrek en gebrek aan voedsel en drinken was het lezen van de naam van haar ex-vriend de trigger om te komen tot een concrete doodswens en heeft zij een suïcidepoging gedaan door middel van onderhavige brandstichting. Er zijn geen aanwijzingen dat betrokkene onder invloed was van ketamine. Bovenstaande leidt tot het advies om het ten laste gelegde, indien bewezen, in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Door de geconstateerde stoornis was verdachte in mindere mate dan de gemiddelde mens in staat haar emoties en impulsen onder controle te houden en was zij in verminderde mate in staat de gevolgen van haar gedrag te overzien.
De rechtbank neemt voornoemde conclusie over en maakt deze tot de hare en is op grond daarvan van oordeel dat, gelet op het advies van de rapporterende deskundige, het feit verdachte in verminderde mate kan worden toegerekend.
Straf
In het psychologisch rapport wordt verder beschreven dat het risico op recidive binnen vergelijkbare (leef)omstandigheden als voorafgaand aan het ten laste gelegde, als hoog wordt ingeschat. Binnen de huidige detentiesituatie of een vergelijkbare begrenzende setting wordt het recidiverisico als matig-laag ingeschat. Naar het zich laat aanzien is verdachte niet in staat om zich zelfstandig staande te houden in de maatschappij zonder veel externe ondersteuning en begrenzing. Bij het wegvallen van de huidige stevige kaders is te verwachten dat er sprake is van een herhaling van zetten. Verdachte beschikt ondanks inspanningen van diverse betrokkenen, niet over een vangnet in de maatschappij waar zij stabiliteit aan kan ontlenen, zo heeft het recente verleden uitgewezen. Teruggeworpen op zichzelf zonder de externe stut en steun die zij in detentie (of een klinische opname) heeft zal zij doorgaan in oude patronen, met alle bekende gevolgen van dien. Een klinisch behandeltraject in een forensische setting met expertise op het gebied van behandeling van B-cluster persoonlijkheidsproblematiek is bij aanvang aangewezen. Van belang is om ook de verslavingsproblematiek alsmede de systeemdynamiek mee te nemen in de behandeling. Fasegewijs kan vanuit de kliniek gewerkt worden aan een terugkeer in de maatschappij.
Uit het reclasseringsadvies van 5 februari 2025 volgt dat de kans op recidive zonder een passende behandeling wordt ingeschat als hoog. Bij een verblijf in een forensische kliniek wordt het recidiverisico ingeschat op gemiddeld. Huisvesting is criminogeen omdat het ten laste gelegde feit thuis hebben plaatsgevonden. Daarnaast zijn er problemen op het gebied van relaties, dagbesteding en financiën. Door de psychische problemen is verdachte voor haar welbevinden in hoge mate afhankelijk van anderen. Ook voor het aanbrengen van structuur in haar leven leunt ze in hoge mate op anderen. Valt deze steun weg, stort haar wereld in en overziet ze de gevolgen niet meer. De reclassering adviseert om een deels voorwaardelijk straf met bijzondere voorwaarden op te leggen. Gezien de ernst van de ten laste gelegde feiten, het recidiverisico en de problematiek van verdachte acht de reclassering interventies onder toezicht van de reclassering noodzakelijk. Gelet op de aard van de problematiek en de verwachte duur van het traject wordt een proeftijd van 3 jaar geadviseerd. De reclassering adviseert om de volgende bijzondere voorwaarden op te leggen:
  • Meldplicht bij de reclassering;
  • Ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname);
  • Begeleid wonen of maatschappelijke opvang;
  • Drugsverbod;
  • Alcoholverbod;
  • Dagbesteding;
  • Meewerken aan schuldhulpverlening;
  • Geen andere huisvesting zonder toestemming.
De reclassering adviseert dadelijke uitvoerbaarheid van deze voorwaarden en het toezicht, omdat de kans op een misdrijf met schade voor personen groot is.
Gelet op de ernst van het feit ziet de rechtbank geen aanleiding om een andere straf op te leggen dan een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Alles afwegende acht de rechtbank het onwenselijk om aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen die langer is dan het voorarrest. Verdachte is recentelijk, op 12 februari 2025, begonnen aan haar klinische behandeling bij FPA de Boog. De rechtbank acht het van groot belang dat deze behandeling wordt voortgezet en niet wordt onderbroken.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 548 dagen waarvan 365 dagen voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest, met een proeftijd van 3 jaar passend en geboden is. De rechtbank zal hierbij de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd opleggen en voegt daaraan de voorwaarde tot klinische opname in een instelling zolang de reclassering dat nodig acht toe. Daarnaast zal de rechtbank ook voor wat betreft de voorwaarde dat verdachte zal meewerken aan beschermd wonen expliciet opnemen dat die voorwaarde geldt als de reclassering dat nodig acht. De psycholoog heeft namelijk opgemerkt dat het passender lijkt om een vervolgbehandeling te bieden in combinatie met (intensieve) woonbegeleiding in een eigen zelfstandige woning dan plaatsing in een begeleide woonvorm.
Hoewel op grond van art. 14e van het Wetboek van Strafrecht de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar kunnen worden verklaard, ziet de rechtbank daartoe geen noodzaak. Uit het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat verdachte op haar plek zit in de kliniek en mee wil werken aan de behandelingen.
Tot slot beveelt de rechtbank de opheffing van het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [aangever] heeft in verband met het ten laste gelegde feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. Zij vordert € 79.849,09 aan materiële schade.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard omdat een duidelijke onderbouwing ontbreekt. Om vast te kunnen stellen wat de werkelijke schade is, is nadere bewijsvoering nodig en dat zou een onevenredige belasting van het strafproces opleveren.
Overweging van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd is. De uren van de inzet van (eigen) personeel en de gevorderde algemene kosten als onderdeel van de aannemerskosten zijn niet onderbouwd. Ook is niet gesteld dat de stichting geen BTW kan verrekenen. Tot slot is ter terechtzitting naar voren gekomen dat de verzekering van benadeelde partij en de verzekering van verdachte onderling contact hebben over de schade en is niet duidelijk wat daarvan de stand van zaken is.
Gelet hierop acht de rechtbank nadere onderbouwing en informatie noodzakelijk wat tot aanhouding van het strafgeding zou leiden. Dat acht de rechtbank een onevenredige belasting van het strafproces. De rechtbank verklaart de benadeelde partij [aangever] daarom niet-ontvankelijk in haar vordering .

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 55 en 157 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 548 dagen;
  • bepaalt dat
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- verdachte zich gedurende de proeftijd meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering bepaalt op welke dagen en tijdstippen deze afspraken zijn. Voor de eerste afspraak meldt verdachte zich binnen drie dagen nadat de proeftijd is ingegaan bij Tactus verslavings-reclassering op het adres Verlengde Ooyerhoekseweg 30, 7207 BJ Zutphen (088-3822887). Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- verdachte zich tijdens de proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, laat opnemen in en behandelen door FPA De Boog of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de voor plaatsing verantwoordelijke instantie. De zorginstelling bepaalt de wijze van behandeling. Verdachte houdt zich aan de huisregels en aanwijzingen van de zorginstelling en de behandelaren. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
- verdachte laat zich ambulant behandelen door een instelling voor forensische behandeling te bepalen door de reclassering. De ambulante behandeling start aansluitend aan de klinische behandeling. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt. Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal verdachte zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling;
- verdachte verblijft als de reclassering dat nodig acht in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang . Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor haar heeft opgesteld;
  • verdachte gebruikt gedurende de proeftijd geen verdovende middelen (drugs en alcohol), tenzij de reclassering toestemming heeft gegeven voor het gebruik. Verdachte moet gedurende de proeftijd meewerken aan controles. Dit kunnen zijn urineonderzoek en ademonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak en met welk controlemiddel wordt gecontroleerd;
  • verdachte spant zich in voor het vinden en behouden van passende dagbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag;
- verdachte werkt mee aan het aflossen van haar schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Verdachte geeft de reclassering inzicht in haar financiën en schulden;
- verdachte vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de Reclassering.
 stelt als overige voorwaarden dat verdachte :
  • meewerkt aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een geldig identiteitsbewijs ter inzage aanbiedt om de identiteit vast te stellen;
  • meewerkt aan reclasseringstoezicht, waaronder het meewerken aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
 geeft opdracht aan de reclassering om toezicht te houden op de naleving van de algemene en bijzondere voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • verklaart de benadeelde partij [aangever] niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
  • heft op het – geschorste- bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.T.G. van Wandelen (voorzitter), mr. J.M.J.M. Doon en
mr. R.M. Schoo, rechters, in tegenwoordigheid van mr. D. van Doorn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 maart 2025.
Mr. R.M. Schoo is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024371505, gesloten op