ECLI:NL:RBGEL:2025:1602

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
24 februari 2025
Publicatiedatum
28 februari 2025
Zaaknummer
294700-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling wegens poging tot zware mishandeling en mishandeling van levensgezel met bijzondere voorwaarden en schadevergoeding

Op 24 februari 2025 heeft de meervoudige militaire kamer van de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zijn levensgezel meermalen heeft mishandeld. De verdachte is veroordeeld voor poging tot zware mishandeling en mishandeling, gepleegd in de periode van 7 april 2024 tot en met 26 augustus 2024. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zijn vriendin, met wie hij samenwoonde, gedurende deze periode herhaaldelijk fysiek geweld heeft aangedaan, wat resulteerde in diverse verwondingen en psychische schade bij het slachtoffer. De rechtbank heeft de verdachte een taakstraf van 200 uur opgelegd, alsook een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 135 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. Bij de veroordeling zijn bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod met het slachtoffer en een meldplicht bij de reclassering. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 2.473,96 aan het slachtoffer toegewezen, bestaande uit materiële schade en smartengeld. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het primair ten laste gelegde feit van poging tot moord, omdat niet bewezen kon worden dat hij opzet had om het slachtoffer van het leven te beroven. De uitspraak benadrukt de ernst van huiselijk geweld en de noodzaak van bescherming van slachtoffers.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/294700-24
Datum uitspraak : 24 februari 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige militaire kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 2002 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] in [woonplaats] .
Raadsman: mr. E.P. Eujen, advocaat in Hoogeveen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 13 september 2024 te [plaats] , gemeente Noordenveld, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om zijn vriendin [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven,
- meermalen, althans eenmaal, met kracht op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam heeft geschopt en/of getrapt,terwijl die [slachtoffer] op bed lag en/of
- meermalen, althans eenmaal, met kracht om de hals en/of de nek van achteren een nekklem en/of een wurggreep heeft aangelegd en/of gehouden en/of (vervolgens) de hals en/of de nek heeft dichtgedrukt en/of dichtgedrukt heeft gehouden en/of
- meermalen, althans eenmaal, met kracht op/tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen en/of gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 september 2024 te [plaats] , gemeente Noordenveld, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- meermalen, althans eenmaal, met kracht op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam heeft geschopt en/of getrapt,terwijl die [slachtoffer] op bed lag en/of
- meermalen, althans eenmaal, met kracht om de hals en/of de nek van achteren een nekklem en/of een wurggreep heeft aangelegd en/of gehouden en/of (vervolgens) de hals en/of de nek heeft dichtgedrukt en/of dichtgedrukt heeft gehouden en/of
- meermalen, althans eenmaal, met kracht op/tegen het hoofd en/of het lichaam heeft geslagen en/of gestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 september 2024 te [plaats] , gemeente Noordenveld, in elk geval in Nederland, zijn levensgezel/zijn vriendin, [slachtoffer] , heeft mishandeld door die [slachtoffer]
- meermalen, althans eenmaal, met kracht op/tegen het hoofd en/of op/tegen het lichaam te schoppen en/of te trappen, terwijl die [slachtoffer] op bed lag en/of
- meermalen, althans eenmaal, met kracht om de hals en/of de nek van achteren een nekklem en/of een wurggreep aan te leggen en/of te houden en/of (vervolgens) de hals en/of de nek heeft dicht te drukken en/of dichtgedrukt te houden en/of
- meermalen, althans eenmaal, met kracht op/tegen het hoofd en/of het lichaam te slaan en/of te stompen;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 april 2024 tot en met 12 september 2024 te [plaats] , gemeente Noordenveld, in elk geval in Nederland, zijn levensgezel/vriendin, [slachtoffer] , (telkens) heeft mishandeld door die [slachtoffer]
- meermalen, althans eenmaal, hard op/tegen het lichaam te duwen en/of aan haar lichaam te trekken, waardoor zij ten val kwam en/of haar lichaam op/tegen het bed te duwen en/of
- meermalen, althans eenmaal, met zijn handen en/of vuisten en/of zijn elleboog op/tegen haar gezicht, althans het hoofd te slaan en/of te stompen en/of te stoten en/of
- met zijn lichaam, althans zijn volle gewicht, boven op haar lichaam te gaan liggen en/of
- meermalen, althans eenmaal, op/tegen haar benen en/of heupen en/of billen te slaan en/of te stompen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 subsidiair en onder 2 ten laste gelegde. Ten aanzien van feit 2 geeft de officier van justitie aan dat de periode beperkt kan worden van
7 april 2024 tot en met 26 augustus 2024. Ten aanzien van feit 1 primair heeft de officier van justitie gerekwireerd tot vrijspraak.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair en subsidiair tenlastegelegde, omdat hij geen opzet had, ook niet in voorwaardelijke zin, op het doden van aangeefster of het haar toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Verder bevat het procesdossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte aangeefster tegen het hoofd of het lichaam heeft geschopt, haar keel heeft dichtgedrukt, dan wel een nekklem of wurggreep heeft aangelegd en haar met kracht heeft geslagen en/of gestompt. Verder heeft de raadsman aandacht gevraagd voor de context waarin het incident heeft plaatsgevonden, wat een genuanceerder beeld geeft van het tenlastegelegde.
Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman vrijspraak bepleit, omdat het procesdossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs bevat. Verder heeft de raadsman aangevoerd dat sprake was van een giftige, ongezonde relatie, waarin over en weer sprake was van fysiek grensoverschrijdend gedrag.
Beoordeling door de militaire kamer
De betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster
De militaire kamer overweegt dat aangeefster zeer gedetailleerd heeft verklaard. Haar verklaring komt authentiek over op de militaire kamer. Ze laat bijvoorbeeld niet achterwege dat ze zelf ook fysiek is geweest naar verdachte voorafgaand aan het incident op 13 september 2024. Bovendien heeft zij op hoofdlijnen telkens consistent verklaard. Haar verklaring komt bijvoorbeeld overeen met wat ze na voornoemd incident aan getuige [getuige 1] heeft verklaard.
De militaire kamer is dan ook van oordeel dat de verklaringen van aangeefster betrouwbaar zijn en voor het bewijs kunnen worden gebruikt.
Feit 1 – Bewijsmiddelen
[slachtoffer] heeft verklaard dat verdachte haar vriend is. In de nacht van 13 september 2024 omstreeks 4:00 uur waren ze thuis in hun woning aan de [adres 1] te [plaats] . Ze voelde dat verdachte op haar insloeg toen ze op bed lag. Verdachte heeft haar over haar hele lijf geslagen met zijn vuisten, ook in haar gezicht. Hij sloeg ook met zijn platte hand. Toen ze op bed lag, stampte en trapte hij met zijn rechterbeen meerdere keren met kracht op haar lijf. Hierdoor voelde ze pijn. Ook heeft verdachte haar keel dicht geknepen. Aangeefster zag overal bloed in het bed, op de muur van de slaapkamer en in haar haren. Toen verdachte in slaap was gevallen, heeft ze [getuige 1] (de militaire kamer begrijpt: getuige [getuige 1] ) geappt en gevraagd of [getuige 1] haar op wilde halen. Dat is gebeurd. [getuige 1] zag dat de hoofdhuid van aangeefster paars was. [2]
Tijdens het opnemen van haar aangifte zag een verbalisant dat aangeefster op 14 september 2024 omstreeks 1:00 uur, bijna een dag later, meerdere verwondingen in haar gezicht en keel had. [3]
Aangeefster is op 14 september 202 naar de spoedeisende hulp van het [ziekenhuis] Ziekenhuis geweest. Er was sprake van hematoomvorming in de hals links en meerdere hematomen over het gehele hoofd. Verder werd een kleine laceratie links parietaal van 2 centimeter gezien, alsmede een hematoom op het linkerooglid en een hematoom en minimale zwelling van het jukbeen. Ook had ze een hematoom op haar linkerbovenarm en meerdere hematomen op haar beide benen. De hematomen in de hals waren passend bij verwurging. [4]
Een forensisch arts heeft op 14 en 20 september 2024 letselonderzoek verricht bij aangeefster. De arts zag een scheurwond aan de linkerkant van haar kruin en diverse scheurwonden ter hoogte van de onderlip. Een scheurwond ontstaat onder invloed van een stompe krachtsinwerking met een in twee richtingen werkende kracht, zoals schoppen, vuistslagen en slaan met voorwerpen. Verder werden op haar hoofd en lichaam meerdere bloeduitstortingen alsmede kras- en schaafletsel aangetroffen. Tot slot trof de arts in haar gezicht en onder haar kin meerdere puntbloedingen aan. Deze komen vooral voor bij toesnoering van de hals (strangulatie, verwurging) en versmachting na ongeveer tien seconden verhinderde bloedafvoer. De letsels resulteren in een Abbreviated Injury Score van 2 (matig). [5]
[getuige 2] , wonend op de [adres 2] te [plaats] , heeft verklaard dat hij op 13 september 2024 rond 6:00 uur gestommel bij de buren vandaan hoorde komen. In de douche hoorde hij gehuil van de vrouw. Rond 7:00 uur hoorde hij dat de buren nog naar elkaar aan het schreeuwen waren. De buren van nummer [adres 1] zijn aangeefster en verdachte. [6]
[getuige 3] heeft verklaard dat aangeefster haar op 13 september 2024 omstreeks 23:47 uur een foto stuurde, waarop ze zag dat het hoofd van aangeefster bebloed was door haar verwondingen. Bij de woning van aangeefster zag ze dat aangeefster echt was aangevallen door iemand. [getuige 3] zag verwondingen bij de nek, het oor en het gezicht van aangeefster. [getuige 3] is met aangeefster mee gegaan naar het [ziekenhuis] Ziekenhuis. Tijdens het onderzoek zag ze wurgplekken in de nek van aangeefster, waarmee ze bedoelde dat er hard aan de huid getrokken was. Ze zag vieze schaafplekken waar geel spul uit kwam, een plek bij haar oog, kapotte lippen en een kring achter haar oor. Toen aangeefster haar kleding uittrok, zag [getuige 3] meerdere blauwe plekken op haar rug, billen, armen en benen. Ook zag ze blauwe plekken rondom de haargrens van aangeefster. [7]
[getuige 1] heeft verklaard dat aangeefster haar op 13 september 2024 appte dat verdachte haar had geslagen. Ze ontving van aangeefster een filmpje waarop te zien was, dat haar haren rood waren van het bloed, haar gezicht dik was en onder het bloed zat. Ook zag ze dat het ooglid van aangeefster blauw was en haar ogen rood van kleur waren. [getuige 1] is naar de woning van aangeefster gegaan, waar ze aangeefster huilend en trillend bij de keuken zag staan. Aangeefster heeft haar spullen gepakt en is met [getuige 1] meegegaan. Aangeefster had een hoofdwond die bloedde. Aangeefster heeft zich gewassen en heeft geslapen. In de tussentijd had verdachte haar al 53 keer gebeld. Toen de verbalisant haar vroeg wat ze aan aangeefster zag, antwoordde [getuige 1] dat ze overal blauwe plekken zag en een gat in haar hoofd. Het achterhoofd van aangeefster was paars/rood. Haar rechteroog was paars/blauw. Haar jukbeenderen waren rood en dik en haar kaken waren dik en opgezwollen. Haar hals was paars/blauw door het wurgen. Je zag echt een streep aan beide kanten door haar hals van het vastpakken. Ze zag meerdere blauwe plekken op de schenen en een blauwe plek op het bovenbeen van aangeefster. [8]
Verdachte heeft verklaard dat hij op 13 september 2024 aangeefster tegen haar hoofd en haar lichaam heeft geslagen. Hij heeft haar ongecontroleerd en ongericht geslagen met de vuist en met de platte hand. Hij heeft aangeefster op bed gedrukt. Hij probeerde haar met één hand op bed te houden en heeft met de andere hand geslagen. Verdachte heeft haar iets van tien seconden vast gehouden. Hij omvatte met een hand haar keel en heeft met zijn volle gewicht zijn hand tegen haar keel gedrukt. [9]
Feit 1 – Beoordeling door de militaire kamer
Op basis van de hiervoor genoemde bewijsmiddelen stelt de militaire kamer vast dat verdachte meermaals met kracht op/tegen het lichaam van aangeefster heeft geschopt en getrapt toen zij op bed lag. Verder heeft hij met kracht haar hals en/of nek dichtgedrukt en deze dichtgedrukt gehouden. Tot slot heeft hij meermaals met kracht op/tegen haar hoofd en haar lichaam geslagen en gestompt.
De militaire kamer ziet in het procesdossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs dat verdachte op of tegen het hoofd van aangeefster heeft getrapt of geschopt en ook niet dat hij een nekklem of een wurggreep heeft toegepast. Van deze handelingen zal de militaire kamer hem vrijspreken.
De militaire kamer is van oordeel dat op basis van het procesdossier niet kan worden bewezen dat het opzet van verdachte erop was gericht om aangeefster van het leven te beroven. Daarom zal de militaire kamer hem vrijspreken van het onder 1 primair tenlastegelegde.
De militaire kamer is van oordeel dat de gedragingen van verdachte, in het bijzonder gelet op het feit dat hij ongeveer tien seconden met zijn volle gewicht met zijn hand de keel van aangeefster heeft dichtgedrukt en haar meermaals met kracht op/tegen haar hoofd heeft geslagen en gestompt, naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer op het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel gericht te zijn dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte de aanmerkelijke kans op het betreffende gevolg bewust heeft aanvaard. Van contra-indicaties is de militaire kamer niet gebleken.
Daarmee komt de militaire kamer tot een bewezenverklaring van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde.
Feit 2 – Bewijsmiddelen
Zoals gezegd, hadden [slachtoffer] en verdachte een relatie. Op 7 april 2024 waren ze bij de moeder van verdachte aan de [adres 3] te [plaats] . Verdachte gedroeg zich raar en agressief naar aangeefster. Hij bleef haar duwen en trekken.
Op 14 april 2024 waren ze bij de moeder van verdachte. Verdachte duwde aangeefster hard op de grond. Gedurende de nacht bleef zijn rare gedrag aanhouden. Verdachte heeft aangeefster onder andere met zijn platte hand op haar gezicht geslagen. Aangeefster schrok hiervan en het deed pijn. Hij heeft haar ook met zijn linkerelleboog op haar kin geslagen. Dit deed erg pijn aan haar kin. Verdachte heeft aangeefster die nacht veel geduwd en aan haar getrokken. De moeder van verdachte heeft toen de politie gebeld.
Op 25 mei 2024 hield verdachte haar op bed door boven op haar te gaan liggen. Ook toen waren ze bij de moeder van verdachte thuis. Zijn moeder heeft wederom de politie gebeld.
Op 13 juni 2024 zijn verdachte en aangeefster samen gaan wonen op de [adres 1] te [plaats] . Op 11 augustus 2024 heeft verdachte aangeefster hard tegen het bed geduwd, waarna ze een schaafplek op haar onderrug had. In de nacht van 25 op 26 augustus 2024 wilde verdachte aangeefster niet laten gaan. Hij duwde haar telkens op bed, zodat ze niet weg kon komen. Hij heeft haar meerdere keren met zijn vuisten op haar bovenbenen en heupen geslagen. Hierdoor had ze meerdere blauwe plekken op haar bovenbenen en heupen en pijn op haar benen en heupen. [10]
Op 14 april 2024 heeft de moeder van verdachte melding gedaan bij de politie van een conflict tussen verdachte en aangeefster. Verdachte had zijn vriendin geslagen in de woning van zijn moeder. Zijn moeder heeft het huis verlaten, omdat het er tijdens het conflict hard aan toe ging en zij zich zorgen maakte om de veiligheid van aangeefster. Verdachte gaf tegenover de Koninklijke Marechaussee aan dat hij ruzie had gehad met zijn vriendin.
Op 26 mei 2024 deed de moeder van verdachte melding dat verdachte ruzie had met zijn vriendin. De politie is ter plaatse geweest. Er heeft enig duw- en trekwerk plaatsgevonden tussen beiden. [11]
Een verbalisant heeft geluidsfragmenten uitgeluisterd die aangeefster heeft gemaakt van het incident in de nacht van 13 op 14 april 2024. Hierop is onder andere te horen dat aangeefster huilend riep: ‘Stop met slaan’. Verdachte zei dat ze moest blijven liggen. De verbalisant hoorde aangeefster ‘au’ zeggen. Ook hoorde hij dat verdachte haar sloeg. Aangeefster zei: ‘Waarom sla je mij’ en vroeg of hij wilde stoppen. Ook zei ze: ‘Laat mij los’. [12]
[getuige 3] heeft verklaard dat aangeefster sinds haar relatie met verdachte abrupt het contact met haar had verbroken. Vanaf 26 augustus 2024 kreeg ze weer contact met aangeefster. Ze hebben die dag afgesproken. [getuige 3] zag dat aangeefster er slecht uit zag. Ze was bleek, dun en slecht verzorgd. [getuige 3] was erg geschrokken en vond het heel heftig om aangeefster zo te zien. Tot die dag wist ze niet dat aangeefster door verdachte werd mishandeld. Op 10 september 2024 vertelde aangeefster dat de mishandelingen niet zo erg waren. [13]
[getuige 4] , de moeder van aangeefster, heeft verklaard dat aangeefster in april of mei 2024 bij haar langs is geweest. Aangeefster en verdachte hadden erge ruzie gehad, die ook fysiek was geweest. Aangeefster was erg overstuur. Ze had haar moeder de foto’s van de blauwe plekken en voornoemd geluidsfragment doorgestuurd. Haar moeder zag dat er blauwe plekken op haar arm en haar benen zaten. [14]
Verdachte heeft verklaard dat aangeefster en hij een giftige relatie hadden, waarbij over en weer fysiek grensoverschrijdend gedrag werd vertoond. [15]
Feit 2 – Beoordeling door de militaire kamer
Op basis van voornoemde bewijsmiddelen stelt de militaire kamer vast dat verdachte meermaals hard op of tegen het lichaam van aangeefster, zijn vriendin, heeft geduwd en aan haar lichaam heeft getrokken, waardoor zij ten val kwam. Ook heeft hij haar op of tegen het bed geduwd. Verder heeft hij haar meermaals met vlakke hand in het gezicht geslagen en met zijn elleboog tegen haar kin gestoten. Hij is met zijn lichaam, met zijn volle gewicht, op haar gaan liggen. Tot slot heeft hij meermaals op of tegen haar benen en heupen gestompt. Hiermee heeft hij pijn en letsel veroorzaakt bij aangeefster.
De militaire kamer acht het onder 2 tenlastegelegde dan ook wettig en overtuigend bewezen.
Nu uit het procesdossier blijkt dat voornoemde incidenten plaatsvonden in de periode van 7 april 2024 tot en met 26 augustus 2024 zal de militaire kamer de bewezenverklaring beperken tot deze periode.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de militaire kamer is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 subsidiair en het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks13 september 2024 te [plaats] , gemeente Noordenveld
, in elk geval in Nederland,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- meermalen
, althans eenmaal,met kracht
op/tegen het hoofd en/ofop/tegen het lichaam heeft geschopt en/of getrapt, terwijl die [slachtoffer] op bed lag en
/of- meermalen, althans eenmaal, met kracht
om de hals en/of de nek van achteren een nekklem en/of een wurggreep heeft aangelegd en/of gehouden en/of (vervolgens)de hals
en/of de nekheeft dichtgedrukt en
/ofdichtgedrukt heeft gehouden en
/of- meermalen
, althans eenmaal,met kracht op/tegen het hoofd en
/ofhet lichaam heeft geslagen en
/ofgestompt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op
één ofmeer tijdstip
(pen
)in of omstreeks de periode van
7 april 2024 tot en met 26 augustus2024 te [plaats] , gemeente Noordenveld,
in elk geval in Nederland,zijn levensgezel/vriendin, [slachtoffer] , (telkens) heeft mishandeld door die [slachtoffer]
- meermalen
, althans eenmaal,hard op/tegen het lichaam te duwen en
/ofaan haar lichaam te trekken, waardoor zij ten val kwam en
/ofhaar lichaam op/tegen het bed te duwen en
/of- meermalen
, althans eenmaal,met zijn handen
en/of vuistenen
/ofzijn elleboog op/tegen haar gezicht, althans het hoofd te slaan
en/of te stompenen
/ofte stoten en
/of- met zijn lichaam, althans zijn volle gewicht, boven op haar lichaam te gaan liggen en
/of- meermalen
, althans eenmaal,op/tegen haar benen en
/ofheupen
en/of billen te slaan en/ofte stompen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 subsidiair:
poging tot zware mishandeling;
feit 2:
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn levensgezel, meermaals gepleegd.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 200 uur, subsidiair 100 dagen hechtenis, en een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 135 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. De officier van justitie vordert dat de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat aan verdachte geen langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf moet worden opgelegd dan het aantal dagen dat hij in verzekering en in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De beoordeling door de militaire kamer
De militaire kamer heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De militaire kamer heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan – kort gezegd – ernstig huiselijk geweld tegen zijn levensgezel. Hij heeft aangeefster, zijn toenmalige vriendin met wie hij ook samenwoonde, gedurende een periode van ongeveer bijna vijf maanden meermaals en in toenemende mate mishandeld. Hij heeft – onder invloed van de nodige alcohol – zeer heftig geweld gebruikt tijdens de laatste mishandeling, waarbij hij zijn vriendin bont en blauw heeft geslagen, gestompt, geschopt en haar keel heeft dichtgedrukt, waardoor zij het gevoel kreeg het bewustzijn te verliezen. Zij heeft daarbij diverse soorten (bloedende) letsels opgelopen en moest vanwege die letsels ook in het ziekenhuis worden opgenomen. Zij heeft hierna niet alleen besloten om aangifte te doen, maar ook om de relatie te verbreken. Met zijn handelen heeft verdachte aldus een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van aangeefster. Het gebruik van fysiek geweld is volstrekt ontoelaatbaar in een relatie en is niet de manier om een conflict of een ruzie op te lossen. De mishandelingen vonden bovendien telkens plaats in huiselijke kring, waar iemand zich bij uitstek veilig moet kunnen voelen.
Uit de schriftelijke slachtofferverklaring die de ex-vriendin van verdachte ter terechtzitting heeft voorgelezen blijkt dat zij nog dagelijks wordt geconfronteerd met de gevolgen die het handelen van verdachte voor haar hebben gehad. Hieruit en uit het schadevergoedingsverzoek dat hierna wordt besproken, blijkt dat zij ten gevolge van de mishandelingen naast heftig fysiek letsel ook psychische klachten heeft gekregen. Zij had zich na en als gevolg van de mishandeling op
26 augustus 2024 al ziek gemeld op haar werk, en zij heeft zeker sinds de mishandeling op
13 september 2024 last van zweten, trillen, hartkloppingen, vermoeidheid, paniekaanvallen, concentratiestoornissen, angsten, herbelevingen en stress. Ze gebruikt nog steeds medicatie om rustig te blijven en te kunnen slapen. Met deze klachten is zij naar de huisarts geweest, naar [GGZ instelling] (GGZ instelling) en naar een maatschappelijk werker. Zij staat momenteel op de wachtlijst bij [locatie] voor psychische ondersteuning. Zij is nog steeds aan het re-integreren en dus nog steeds niet volledig aan het werk. Deze gevolgen komen door toedoen van verdachte en de militaire kamer vindt zijn gedrag dan ook volstrekt onacceptabel en een militair onwaardig.
De persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte
Uit het strafblad van verdachte van 16 september 2024 blijkt dat hij op 5 juni 2023 een strafbeschikking heeft gekregen wegens openlijke geweldpleging. Er is dus sprake van recidive ten aanzien van geweldsdelicten.
Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij is geschorst bij Defensie.
Reclassering Nederland heeft op 6 februari 2025 een advies uitgebracht over verdachte. De reclassering ziet geen delictpatroon, maar signaleert wel problemen op diverse gebieden, waaronder de relatie met zijn partner en familie, zijn middelengebruik, psychosociaal functioneren en houding. De combinatie van deze leefgebieden heeft ertoe geleid dat verdachte de keuze heeft gemaakt om onderhavig delict te plegen en heeft ook tot gevolg gehad dat verdachte de gevolgen van zijn handelen niet kon overzien. De reclassering ziet als beschermende factor dat verdachte zijn familie en vrienden inmiddels in vertrouwen neemt om over zijn problemen te praten, waardoor de reclassering op dit moment spreekt over een steunend netwerk. Daarnaast heeft hij momenteel een stabiel inkomen en een zelfstandige woonruimte. Deze leefgebieden waren ten tijde van onderhavig delict echter ook op orde en hebben het delictgedrag dus niet kunnen voorkomen. Verdachte heeft in het verleden gebruik gemaakt van hulpverlening via VNN, zij het tevergeefs. Ook heeft hij zich in het schorsingstoezicht open opgesteld. Hij wil graag hulpverlening en diagnostiek krijgen voor zijn angstproblematiek en alcoholverslaving. Hij zegt tegen de reclassering dat hij open staat voor gedragsverandering om recidive te voorkomen. De reclassering schat in dat verdachte mee zal werken als bijzondere voorwaarden zouden worden opgelegd, omdat verdachte tot nu toe meewerkt met de gesprekken, middelencontroles en gemaakte afspraken met de reclassering.
De reclassering schat de risico’s op recidive en letsel in als gemiddeld en het risico op onttrekken aan voorwaarden in als laag.
De reclassering adviseert toepassing van het volwassenenstrafrecht, nu verdachte zelfstandig woont, geen scholing meer volgt, niet pedagogisch beïnvloedbaar lijkt te zijn en een goedlopend toezicht heeft bij Reclassering Nederland.
Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden:
  • meldplicht bij de reclassering;
  • ambulante behandeling met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname;
  • alcoholverbod;
  • contactverbod ten aanzien van aangeefster;
  • locatiegebod met elektronische monitoring ten aanzien van zijn woning;
  • meewerken aan middelencontrole.
De reclassering adviseert dat zij de opdracht krijgt om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte daarbij te begeleiden.
De reclassering acht een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zeer onwenselijk, gelet op zijn psychosociaal functioneren. Verdachte is in staat om een taakstraf uit te voeren. De reclassering ziet geen zwaarwegende negatieve gevolgen voor het opleggen van een geldboete.
Conclusie
Evenals de reclassering ziet de militaire kamer in de persoon en persoonlijke omstandigheden van verdachte geen reden om het jeugdstrafrecht toe te passen.
De militaire kamer is van oordeel dat, gelet op de ernst van de feiten en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en geboden is. Gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte, in het bijzonder zijn psychosociaal functioneren en zijn middelengebruik, vindt de militaire kamer het onwenselijk dat verdachte terug moet naar de gevangenis, omdat hulpverlening in dit geval op de voorgrond dient te staan. Daarom zal de militaire kamer hem veroordelen tot een taakstraf van 200 uur, subsidiair 100 dagen hechtenis en een gevangenisstraf van 180 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), waarvan 135 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar en de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat is gericht tegen de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. De militaire kamer is van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte weer een dergelijk misdrijf zal begaan. Zijn psychische problemen en middelenproblematiek, die mede ten grondslag hebben gelegen aan onderhavige feiten, zijn immers nog steeds aanwezig en er is een stevig pakket aan maatregelen nodig om deze op te lossen. Daarom zal de militaire kamer bevelen dat de te stellen voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
Oplegging 38v-maatregel
Verder zal de militaire kamer ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten een vrijheidsbeperkende maatregel opleggen. Deze maatregel houdt in dat verdachte gedurende drie jaar geen contact – direct of indirect – zal op nemen met [slachtoffer] . De militaire kamer zal daarbij bevelen dat vervangende hechtenis wordt toegepast voor iedere keer dat verdachte niet aan de maatregel voldoet. Deze hechtenis bedraagt één week per overtreding, met een totale duur van maximaal zes maanden, en heft de verplichtingen op grond van de maatregel niet op.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt jegens aangeefster, zal de militaire kamer bevelen dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is. Zijn psychische problemen en middelenproblematiek, die mede ten grondslag hebben gelegen aan onderhavige feiten, zijn immers nog steeds aanwezig en er is een stevig pakket aan maatregelen nodig om deze op te lossen. Tot deze effect beginnen te sorteren, moet er een stok achter de deur zijn om verdachte ervan te weerhouden opnieuw contact op te nemen met het slachtoffer. In dit oordeel ligt besloten dat, voor het geval dat verdachte zich onverhoopt niet aan de bijzondere voorwaarden in het kader van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel weet te houden en het toezicht onverhoopt alsnog voortijdig wordt geretourneerd, er geen vangnet is dat voorkomt dat hij contact zoekt met aangeefster (op welke manier dan ook).

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met de tenlastegelegde feiten een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 673,96 aan materiële schade en € 5.000,- aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met uitzondering van de advocaatkosten, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Voor het overige deel aan materiële schade heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partij niet ontvankelijk te verklaren in de vordering.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet ontvankelijk moet worden verklaard in de vordering, gelet op de bepleite integrale vrijspraak. Subsidiair heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Meer subsidiair heeft de verdediging de militaire kamer verzocht om bij het bepalen van de hoogte van de immateriële schade gebruik te maken van haar schattingsbevoegdheid.
De beoordeling door de militaire kamer
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden.
De militaire kamer overweegt dat de schadeposten medicatie, advocaatkosten en reiskosten niet dan wel onvoldoende inhoudelijk zijn betwist. De schadeposten zijn verder voldoende onderbouwd en komen redelijk voor. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Daarom is de militaire kamer van oordeel dat de vordering voor wat betreft deze schadeposten tot een hoogte van € 473,96 kan worden toegewezen.
De militaire kamer overweegt dat er onvoldoende causaal verband is aangetoond tussen de bewezenverklaarde feiten en de gevorderde administratiekosten à € 200,- die in een later stadium bij aangeefster in rekening zijn gebracht. De militaire kamer zal om die reden de benadeelde partij niet ontvankelijk verklaren in dit deel van de vordering.
Smartengeld
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de militaire kamer vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen één van de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door feit 1 subsidiair en feit 2 heeft de benadeelde immers lichamelijk letsel in de vorm van meerdere scheurwonden, bloeduitstortingen, puntbloedingen en kras- en schaafletsel opgelopen. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De militaire kamer houdt rekening met de aard en de ernst van de feiten en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 2.000,- vaststellen.
De militaire kamer zal de benadeelde partij voor het overige niet ontvankelijk verklaren in de vordering.
De wettelijke rente
Verdachte is vanaf 13 september 2024 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De schadevergoedingsmaatregel
De militaire kamer ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 38v, 38w, 45, 57, 300, 302 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De militaire kamer:
 spreekt verdachte vrij van het onder 1 primair ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op een taakstraf van 200 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 100 dagen;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 135 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarden:
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- verdachte zich gedurende de proeftijd meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering bepaalt op welke dagen en tijdstippen deze afspraken zijn. Voor de eerste afspraak meldt verdachte zich binnen drie dagen nadat de proeftijd is ingegaan bij Reclassering Nederland op het adres Leonard Springerlaan 21, 9727 KB te Groningen;
- verdachte zich gedurende de proeftijd laat behandelen door VNN, AFPN of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering, zolang de reclassering de behandeling nodig vindt. De zorgverlener bepaalt de wijze van behandeling. De behandeling is gericht op zijn angstproblematiek en middelengebruik.
- Indien er sprake is van een terugval in middelengebruik of een zodanige verslechtering van de psychische toestand van verdachte dat een kortdurende klinische opname voor detoxificatie of crisisbehandeling noodzakelijk is, kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een dergelijke kortdurende klinische opname voor de duur van maximaal 7 weken. Indien de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert, nadat dit door de rechter is bevolen, laat verdachte zich opnemen in een zorginstelling te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing;
- verdachte gedurende de proeftijd geen alcohol gebruikt, tenzij de reclassering toestemming heeft gegeven voor het gebruik. Verdachte moet gedurende de proeftijd meewerken aan controles. Dit kunnen zijn urineonderzoek of ademonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak en met welk controlemiddel wordt gecontroleerd;
- verdachte gedurende de proeftijd meewerkt aan controles om zicht te krijgen op het gebruik en/of het gebruik te leren beheersen van verdovende middelen, genoemd in lijst I (harddrugs) en lijst II (softdrugs) van de Opiumwet. Deze controles kunnen bestaan uit urineonderzoek of ademonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak en met welk controlemiddel wordt gecontroleerd;
- verdachte gedurende de proeftijd op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zoekt of heeft met [slachtoffer] , geboren op 10 april 2002, zolang het Openbaar Ministerie dit nodig vindt;
- verdachte gedurende de proeftijd op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig is op het verblijfadres, zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met verdachte en afhankelijk van de dagbesteding. Bij de start van het locatiegebod hoeft verdachte op doordeweekse dagen met dagbesteding een aaneengesloten blok van 12 uur niet op het verblijfadres te zijn. Op dagen zonder opleiding, (vrijwilligers)werk of behandeling is dat 2 uur. In de weekenden heeft verdachte een aaneengesloten blok van 4 uur per dag vrij te besteden. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering de genoemde bloktijden veranderen. Verdachte werkt mee aan elektronische monitoring van dit locatiegebod. De reclassering kan tijdens de proeftijd de dagen en tijden waarop het locatiegebod geldt, al dan niet tijdelijk, verminderen. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met de veroordeelde en afhankelijk van de dagbesteding.
Het huidige verblijfadres is [adres 1] , [postcode] in [plaats] . Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft.
Verdachte werkt mee aan elektronisch toezicht op de naleving van het locatiegebod, voor de genoemde periode of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt;
geeft opdracht aan de reclassering om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Hierbij gelden als voorwaarden dat verdachte:
  • meewerkt aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een geldig identiteitsbewijs ter inzage aanbiedt om de identiteit vast te stellen;
  • meewerkt aan reclasseringstoezicht, waaronder het meewerken aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
 beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
 legt een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op, inhoudende een contactverbod. Het contactverbod houdt in dat verdachte gedurende drie jaren zich onthoudt van – direct of indirect – contact met: [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 2002;
 beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt ten hoogste één week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van zes maanden in totaal.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen op grond van de opgelegde maatregel niet op.
 beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
  • veroordeelt verdachte in verband met de feiten onder 1 subsidiair en 2 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 473,96 aan materiële schade en € 2.000,- aan smartengeld, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 september 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 473,96 aan materiële schade en € 2.000,- aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 september 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 34 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.H.M. Marijs (voorzitter) en mr. R.M.H. Pennings, rechters, en Kolonel mr. H.M. Stratenus, in tegenwoordigheid van mr. M.M. Aalbers, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 24 februari 2025.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door Wachtmeester der 1ste klasse [verbalisant] van de Koninklijke Marechaussee, opgemaakte proces-verbaal, dossier 27BATTERY POINT, gesloten op 7 januari 2025 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , p. 25-27 en proces-verbaal van (aanvullende) aangifte door [slachtoffer] , p. 34.
3.Proces-verbaal van aangifte door [slachtoffer] , p. 28.
4.Een geschrift, te weten medische informatie over aangeefster, p. 88-89 en 92.
5.Een geschrift, te weten een forensisch geneeskundig letselverslag betreffende aangeefster, p. 2-4 en 8-9 (aanvullend).
6.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 49.
7.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 56.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 62-63.
9.Verklaring van verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 10 februari 2025 en proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 138 en 141.
10.Proces-verbaal van (aanvullende) aangifte door [slachtoffer] , p. 29-32.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 84.
12.Proces-verbaal van bevindingen, p. 124.
13.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 3] , p. 55-56.
14.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , p. 58-59.
15.Verklaring van verdachte, afgelegd op de terechtzitting van 10 februari 2025.