ECLI:NL:RBGEL:2025:1600

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 februari 2025
Publicatiedatum
28 februari 2025
Zaaknummer
310892-23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man tot gevangenisstraf en tbs met dwangverpleging voor poging tot doodslag, mishandeling en vernielingen

Op 27 februari 2025 heeft de Rechtbank Gelderland een 45-jarige man veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden en tbs met dwangverpleging voor een poging tot doodslag, mishandeling en vernielingen. De man had op 23 november 2023 in [plaats] geprobeerd [slachtoffer 1] met een hamer van het leven te beroven, maar de poging was niet voltooid. Hij had ook [slachtoffer 2] mishandeld en schade toegebracht aan de inboedel van een café. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van voorwaardelijke opzet op de dood van [slachtoffer 1], maar sprak de verdachte vrij van de poging tot doodslag omdat er onvoldoende bewijs was voor vol opzet. De rechtbank hield rekening met de psychische toestand van de verdachte, die lijdt aan schizofrenie en een stoornis in het gebruik van cannabis. De rechtbank achtte de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar en legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op, evenals de maatregel van tbs met dwangverpleging, gezien het risico op recidive. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2].

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05.310892.23
Datum uitspraak : 27 februari 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1979 in [geboorteplaats] (Turkije) ,
wonende aan de [adres] , [postcode] in [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. [verblijfplaats] .
Raadsvrouw: mr. A. Sahin, advocaat in Lent.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1hij op of omstreeks 23 november 2023 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven,
- met in elke hand een hamer meerdere malen, althans eenmaal, op/tegen het hoofd en/of in de richting van het hoofd, van die [slachtoffer 1] heeft geslagen en/of
- met in elke hand een hamer meerdere malen, althans eenmaal, op/tegen de rug van die [slachtoffer 1] heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 november 2023 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer 1] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- met in elke hand een hamer meerdere malen, althans eenmaal, op/tegen het hoofd en/of in de richting van het hoofd, van die [slachtoffer 1] heeft geslagen en/of
- met in elke hand een hamer meerdere malen, althans eenmaal, op/tegen de rug van die [slachtoffer 1] heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2hij op of omstreeks 23 november 2023 te [plaats] [slachtoffer 2] heeft mishandeld door meerdere malen, althans eenmaal, met een hamer op/tegen de vingers, althans op/tegen de hand, van die [slachtoffer 2] te slaan;
Feit 3hij op of omstreeks 23 november 2023 te [plaats] opzettelijk en wederrechtelijk een mobiele telefoon en/of inboedel van het café [café] , in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat verdachte ten aanzien van feit 1 primair moet worden vrijgesproken, omdat het dossier te weinig gedetailleerde informatie bevat om vast te stellen dat sprake was van een poging tot doodslag. Het is onvoldoende duidelijk hoe verdachte met de hamers heeft geslagen.
De officier van justitie heeft gesteld dat feiten 2 en 3 wettig en overtuigend kunnen worden bewezen.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair bepleit dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1. Verdachte heeft aangever enkel een duw gegeven, waardoor aangever met zijn hoofd tegen de deurpost kwam. Door de botsing met de deurpost kwam aangever een stuk naar achteren en toen heeft verdachte hem geslagen op zijn arm/schouder, althans hem getracht te slaan. Het dossier bevat onvoldoende bewijs dat verdachte met een hamer tegen of richting het hoofd van aangever sloeg. Het dossier bevat namelijk uitsluitend een verklaring van aangever dat hij met de hamer op zijn hoofd is geslagen. Aangever heeft dit pas tijdens zijn tweede verklaring verklaard. Ook kan de getuige niet hebben gezien dat verdachte op het hoofd van aangever sloeg. De getuige ging immers het biljartcafé binnen, terwijl het incident zich buiten afspeelde.
Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit dat het met de hamer tegen het hoofd slaan in dit geval geen poging doodslag oplevert. Het dossier bevat geen aanwijzingen dat verdachte met forse kracht op het hoofd van aangever heeft geslagen.
Verder heeft de raadsvrouw bepleit dat de feiten 2 en 3 kunnen worden bewezen.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1
Aangever [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ) heeft verklaard dat hij op 23 november 2023 aan de zijkant van een café stond te roken toen hij een man van boven naar hen hoorde schreeuwen. De man kwam naar beneden met in iedere hand één hamer en bracht zijn armen omhoog. [slachtoffer 1] voelde ineens pijn in zijn rechterslaap, omdat de man hem met de hamer sloeg. [2] [slachtoffer 1] heeft later die dag verklaard dat de man met de hamers in zijn handen met volle kracht uithaalde richting zijn hoofd. Hij kon één hamer ontwijken en de andere hamer schampte zijn hoofd. [3] De huisarts constateerde bij [slachtoffer 1] op 24 november 2023 een hematoom bij de wenkbrauw. [4]
Getuige [getuige] heeft verklaard dat hij zag dat de man zijn armen omhoog bracht met de hamers in zijn handen. [getuige] is toen snel het café binnengegaan. Vervolgens keek hij achterom en zag dat [slachtoffer 1] door de man in het gezicht werd geslagen. [5]
[slachtoffer 2] heeft verklaard dat hij in zijn café in [plaats] was en dat hij zag dat zijn neef [verdachte] behoorlijk opgefokt en schreeuwend het café in [plaats] binnen kwam lopen. [6]
In de woning van verdachte werden twee hamers aangetroffen van ongeveer 30 centimeter lang. [7]
Verdachte heeft verklaard dat onder zijn woning een auto stond met een draaiende motor met daarin twee jongens die aan het blowen waren. Verdachte had last van de uitlaatgassen. Verdachte zei tegen de jongens dat als ze niet weggingen dat hij dan naar beneden zou komen. Verdachte is vervolgens vanuit zijn woning naar beneden gelopen met twee hamers in zijn handen. Hij wilde ze duidelijk maken dat ze hem niet lastig moesten vallen. [8]
Poging doodslag
Om tot een bewezenverklaring te komen van de onder 1 primair tenlastegelegde poging tot doodslag dient te worden vastgesteld dat verdachte het opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm, had om [slachtoffer 1] te doden. De rechtbank overweegt daarover dat van vol opzet uit het dossier niet is gebleken. Wel is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van voorwaardelijke opzet. Zij overweegt daartoe het volgende.
De rechtbank constateert op basis van de bewijsmiddelen dat verdachte met zijn armen omhoog en met in beide handen een hamer met volle kracht richting het hoofd van [slachtoffer 1] heeft geslagen. Hierbij schampte een van de hamers het hoofd van [slachtoffer 1] . Door met hamers met kracht richting een vitaal lichaamsdeel als het hoofd te slaan wordt de aanmerkelijke kans in het leven geroepen dat het slachtoffer daardoor overlijdt. Een krachtige slag met (een) hamer(s) op het hoofd kan namelijk schedel- en hersenletsel veroorzaken dat tot de dood kan leiden. Deze handeling van verdachte is naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zozeer gericht op de dood dat gezegd kan worden dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard.
De rechtbank constateert verder dat uit het dossier blijkt dat verdachte met een hamer ook op de rug van [slachtoffer 1] heeft geslagen. Deze handeling heeft echter geen bijdrage geleverd aan de poging tot doodslag, omdat de aanmerkelijke kans op de dood hierbij ontbreekt. Het dossier bevat verder onvoldoende informatie dat deze slag op de rug in dit geval een poging tot doodslag oplevert. De rechtbank spreekt verdachte daarom van dit onderdeel in de tenlastelegging vrij.
Feiten 2 en 3
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 11 en 12;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 13 februari 2025.
De rechtbank acht op basis van voornoemde bewijsmiddelen bewezen dat verdachte [slachtoffer 2] heeft mishandeld en dat hij de telefoon van [slachtoffer 2] heeft vernield en de barkrukken en de toonbank van het café heeft beschadigd.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Feit 1, primairhij op
of omstreeks23 november 2023 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer 1] opzettelijk van het leven te beroven,
- met in elke hand een hamer
meerdere malen, althanseenmaal
, op/tegen het hoofd en
/ofin de richting van het hoofd, van die [slachtoffer 1] heeft geslagen
en/of- met in elke hand een hamer meerdere malen, althans eenmaal, op/tegen de rug van die [slachtoffer 1] heeft geslagen,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2hij op
of omstreeks23 november 2023 te [plaats] , [slachtoffer 2] heeft mishandeld door
meerdere malen, althanseenmaal
,met een hamer op
/tegende vinger
s, althans op/tegen de hand,van die [slachtoffer 2] te slaan;
Feit 3hij op
of omstreeks23 november 2023 te [plaats] opzettelijk en wederrechtelijk een mobiele telefoon en
/ofeen deel van de inboedel van het café [café]
, in elk geval enig goed, dat/die geheel
of ten deleaan [slachtoffer 2]
, in elk geval aan een andertoebehoorde
(n
)heeft vernield en/of beschadigd
, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1, primair:
poging tot doodslag
feit 2:
mishandeling
feit 3:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen en beschadigen

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van de straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor feit 1 subsidiair en feiten 2 en 3 zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 8 maanden, met aftrek van het voorarrest, en de maatregel van terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging van overheidswege (hierna: tbs met dwangverpleging), niet gemaximeerd.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit de zaak aan te houden voor het laten opmaken van een maatregelenrapport, zodat tbs met voorwaarden kan worden opgelegd.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag, een mishandeling en vernieling. Onder het raam van de woning van verdachte stond een auto met een draaiende motor geparkeerd. Bij die auto waren [slachtoffer 1] en een vriend aan het blowen. Verdachte is met twee hamers naar beneden gegaan. Hij heeft met in iedere hand een hamer met volle kracht richting het hoofd van [slachtoffer 1] geslagen. Hij schampte hiermee met een van de hamers het hoofd van [slachtoffer 1] , die daardoor gewond is geraakt aan zijn hoofd. Vervolgens is verdachte een café binnengegaan en heeft daar met een hamer op de vinger van [slachtoffer 2] geslagen. Ook heeft verdachte met de hamers op de barkrukken, de toonbank en de telefoon van [slachtoffer 2] geslagen.
Door zo te handelen heeft verdachte niet alleen een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers, ook zorgen zulke gedragingen voor gevoelens van angst bij zowel de slachtoffers als bij direct of indirect betrokken personen. [slachtoffer 1] mag van geluk spreken dat hij er enkel een schampwond aan heeft overgehouden.
Daarnaast heeft verdachte blijk gegeven geen respect te hebben voor de eigendommen van anderen.
Toerekenbaarheid
Ter beoordeling van de strafbaarheid van verdachte heeft de rechtbank kennisgenomen van een Pro Justitia-rapportage van psychiater F. Verstraeten, GZ-psycholoog I.F.J. Bronnenberg en klinisch psycholoog B.H. Boer, allen verbonden aan het Pieter Baan Centrum (PBC), van 26 november 2024. Uit het rapport blijkt dat bij verdachte sprake is van recidiverende psychotische episodes die te bezien zijn in het kader van schizofrenie. Daarnaast is er sprake van een ernstige stoornis in het gebruik van cannabis. Het gaat om ernstige, psychiatrische problematiek. De schizofrenie en de stoornis in het gebruik van cannabis waren aanwezig ten tijde van de ten laste gelegde feiten. Gezien verdachte zowel voor als na het plegen van de ten laste gelegde feiten als verward/psychotisch wordt beschreven, is het aannemelijk dat hij psychotisch was ten tijde van het ten laste gelegde. De rapporteurs adviseren om verdachte het ten laste gelegde (in ieder geval) verminderd toe te rekenen.
De rechtbank neemt de voornoemde conclusies over en zal verdachte de bewezenverklaarde feiten in verminderde mate toerekenen.
Straf
Gelet op de ernst van de feiten, - met name de poging tot doodslag - is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats. De rechtbank houdt in de oplegging van de straf rekening met het feit dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden passend en geboden. De straf is hoger dan geëist omdat de rechtbank, anders dan de officier van justitie, komt tot een bewezenverklaring van de poging tot doodslag.
Tbs met dwangverplegingIn voornoemd PBC-rapport wordt een matig-hoog risico gezien op soortgelijk geweld als waar verdachte thans van wordt verdacht. De klinische inschatting is dat er een matig-hoog risico op recidive van geweld bestaat. De verwachting is dat verdachte langdurig zorg en toezicht nodig heeft en in beeld van hulpverlening moet blijven om de kans op recidive te beperken. Een klinische start van de behandeling wordt noodzakelijk geacht.
De schizofrenie in combinatie met de simulatie/nagebootste stoornis/conversie maakt de problematiek moeilijk behandelbaar en draagt eraan bij dat verdachte zal willen stoppen met medicatie (aangezien hij de bewegingen als ongewenste bijwerking betitelt), mede vanwege een beperkt ziekte-inzicht. Verwacht wordt dat verdachte beperkt stappen in de resocialisatie zal zetten en zich dan zal verschuilen achter zijn ziekte. De inschatting is zodoende dat
verdachte zich onvoldoende aan de eisen van een behandeling binnen een voorwaardelijk kader zal weten te houden. Het juridische kader van tbs met dwangverpleging wordt dan ook noodzakelijk geacht om de hiervoor beschreven behandeling vorm te kunnen geven. Het hoogste beveiligingsniveau is niet nodig; een forensisch psychiatrische kliniek kan volstaan.
Uit het reclasseringsrapport van 27 januari 2025 volgt dat Tactus Reclassering inschat dat verdachte zich, gezien zijn ziektebeeld, niet zal kunnen houden aan de eisen van een behandeling binnen enig voorwaardelijk kader. Hij is zeer beperkt responsief. Het risico op recidive wordt ingeschat als gemiddeld-hoog en het risico op onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als hoog. De reclassering adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden, omdat zij geen mogelijkheid ziet om in enig voorwaardelijk kader met interventies of toezicht de risico’s te beperken en het gedrag te veranderen.
De rechtbank stelt vast dat het onder primair bewezenverklaarde feit 1 een misdrijf is als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, onder 2, van het Wetboek van Strafrecht waarvoor tbs mogelijk is. Verder is de rechtbank gelet op de conclusies van de deskundigen van oordeel dat bij verdachte tijdens het begaan van het feit een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestesvermogens bestond. De rechtbank is ten slotte van oordeel dat de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen of goederen het opleggen van de maatregel van terbeschikkingstelling eist.
De rechtbank vindt het gelet op voornoemde rapportages niet in de rede liggen de mogelijkheden tot tbs met voorwaarden te onderzoeken. De rechtbank vindt, rekening houdend met de problematiek van verdachte, de verwachting dat verdachte beperkt stappen in resocialisatie zal zetten en zich zal verschuilen achter zijn ziekte, het matig-hoge recidivegevaar en de mate van beveiliging die nodig zal zijn, de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging het meest passend en zal deze maatregel dan ook aan verdachte opleggen. De rechtbank wijst het verzoek tot aanhouding van de zaak dan ook af.
Het onder 1 primair bewezenverklaarde feit is een misdrijf dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Op grond van artikel 38e Sr is de maatregel dan ook niet in duur gemaximeerd.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

[slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in verband met feit 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 2.500,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden gematigd.
Overweging van de rechtbank
Smartengeld
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
  • verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
  • de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
  • de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
  • de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Om te spreken van een aantasting in persoon op andere wijze moet sprake zijn van geestelijk letsel of een diepe inbreuk op de persoonlijke levenssfeer, persoonlijke integriteit of een fundamenteel recht.
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen meerdere van de hiervoor genoemde categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt.
Door feit 1 heeft de benadeelde immers lichamelijk letsel in de vorm van een hematoom bij zijn wenkbrauw opgelopen. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 500,- vaststellen.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Verdachte is vanaf 23 november 2023 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
[slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft in verband met feit 3 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 1.350,- aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie en de verdediging hebben zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard, omdat de vordering niet is onderbouwd.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De schadeposten komen redelijk voor. De rechtbank constateert dat de schadeposten niet zijn onderbouwd. De rechtbank zal daarom gebruikmaken van haar schattingsbevoegdheid. De rechtbank stelt de geleden schade van de iPhone op € 450,-, van de bar op € 250 en van de kruk op € 100,- vast.
Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering tot een hoogte van € 800,- kan worden toegewezen.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Verdachte is vanaf 27 februari 2025 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 36f, 37a, 37b, 45, 57, 287, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 gelast dat verdachte
ter beschikking wordt gestelden beveelt dat hij
van overheidswege zal worden verpleegd;
  • veroordeelt verdachte in verband met
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde
[slachtoffer 1]voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot smartengeld;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
  • veroordeelt verdachte in verband met
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y.M.J.I. Baauw (voorzitter), mr. A.M.P.T. Blokhuis en mr. M.S. de Vries, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.J. Schoen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 februari 2025.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023542900, gesloten op 28 november 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] , p. 27.
3.Het proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 32.
4.Verwijsbrief Medisch Centrum Dorp d.d. 5 maart 2024, als bijlage bij het verzoek tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] , p. 13.
5.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 24.
6.Het prcoes-verbaal van aangifte van [slachtoffer 2] , p. 11.
7.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 50; fotoblad foto 1, p. 70.
8.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 13 februari 2025.