ECLI:NL:RBGEL:2025:16

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
7 januari 2025
Publicatiedatum
6 januari 2025
Zaaknummer
C/05/442794 / FZ RK 24-2564
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging zorgregeling minderjarige op basis van eigen rechtsingang

Op 7 januari 2025 heeft de Rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, een beschikking gegeven in een zaak betreffende de wijziging van de zorgregeling voor een minderjarige, aangeduid als [minderjarige]. Deze beschikking is het resultaat van een verzoek dat op 3 oktober 2024 door [minderjarige] is ingediend via de eigen rechtsingang voor minderjarigen, zoals bedoeld in artikel 1:377g van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter heeft de zaak behandeld, waarbij de moeder en een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming aanwezig waren. De vader was niet aanwezig, maar had eerder zijn standpunt kenbaar gemaakt via e-mail.

In de procedure heeft [minderjarige] aangegeven dat zij niet meer bij de vader wil overnachten, ondanks dat de huidige zorgregeling voorziet in een afwisseling van verblijf bij de moeder en de vader. De rechtbank heeft vastgesteld dat [minderjarige] op een leeftijd is waarop zij haar wensen duidelijk kan verwoorden. De moeder steunt het verzoek van [minderjarige], terwijl de vader heeft aangegeven de wens van [minderjarige] te respecteren.

De rechtbank heeft geoordeeld dat er geen reden is om het verzoek van [minderjarige] niet toe te wijzen. De zorgregeling wordt gewijzigd in die zin dat [minderjarige] niet meer bij de vader overnacht, maar de regeling van verblijf bij de ouders blijft bestaan. De rechtbank heeft benadrukt dat deze wijziging alleen geldt voor [minderjarige] en dat de zorgregeling voor [naam zusje] niet wordt aangepast, omdat er onvoldoende bewijs is dat [naam zusje] dezelfde wensen heeft als [minderjarige]. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad en kan binnen drie maanden na de uitspraak worden aangevochten.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Zutphen
Zaakgegevens: C/05/442794 / FZ RK 24-2564
beschikking van 7 januari 2025
naar aanleiding van de op 3 oktober 2024 ingekomen brief, via de eigen rechtsingang minderjarige als bedoeld in artikel 1:377g Burgerlijk Wetboek (hierna: BW), van:
[naam minderjarige],
hierna te noemen: [minderjarige] ,
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
wonende te [woonplaats] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam moeder],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de moeder,
[naam vader],
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Op 3 oktober 2024 heeft de rechtbank een brief van [minderjarige] ontvangen.
1.2.
Op 13 november 2024 heeft [minderjarige] een gesprek met de kinderrechter gehad.
1.3.
Op 11 december 2024 is er een mondelinge behandeling geweest. Hierbij waren aanwezig de moeder en een vertegenwoordigster van de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad).
1.4.
De vader was niet aanwezig bij de mondelinge behandeling op 11 december 2024. De vader heeft bij e-mailberichten van 24 november 2024 en 30 november 2024 de rechtbank verzocht om uitstel van de mondelinge behandeling. De rechtbank heeft deze verzoeken afgewezen. De vader heeft in het e-mailbericht van 30 november 2024 zijn standpunt kenbaar gemaakt.

2.De brief van [minderjarige]

2.1.
maakt gebruik van de informele eigen rechtsingang minderjarigen als bedoeld in artikel 1:377g BW. Zij heeft een brief aan de kinderrechter geschreven en haar brief in een gesprek met de kinderrechter toegelicht. [minderjarige] wil – kort samengevat – dat de zorgregeling tussen haar en de vader wordt gewijzigd. [minderjarige] wil niet meer bij de vader thuis overnachten.

3.De mening van de ouders

3.1.
De vader heeft in zijn e-mailbericht van 30 november 2024 – kort samengevat – aangegeven dat hij nooit eerder een signaal van [minderjarige] heeft ontvangen dat zij graag de zorgregeling gewijzigd wil hebben. Naar het inzien van de vader had dat ook onderling, in goede harmonie, besproken en geregeld kunnen worden. Het welzijn van [minderjarige] staat voor de vader voorop en als [minderjarige] van mening is dat zij minder vaak of niet in zijn huis wil verblijven omdat zij dat om welke reden dan ook niet prettig vindt, dan is dat wat de vader betreft geen probleem. De vader heeft het beste met [minderjarige] voor en als dat voor haar betekent dat het beter is dat zij minder bij de vader thuis is, dan accepteert de vader dat. De vader geeft daarbij aan dat hij daarover graag met [minderjarige] in gesprek wil gaan als zij dat prettig vindt. Als [minderjarige] dat (nog) niet wil, dan zal de vader dat ook accepteren en respecteren.
3.2.
De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat zij merkt dat er, sinds [minderjarige] de brief naar de rechtbank heeft gestuurd, sprake is van spanningen tussen [minderjarige] en de vader. [minderjarige] zit verder goed in haar vel en doet het goed op school. De moeder heeft aangegeven het verhaal van [minderjarige] te herkennen, in die zin dat [minderjarige] datgene wat ze in haar brief heeft geschreven en tijdens het kindgesprek heeft toegelicht, ook aan de moeder heeft verteld. De moeder heeft aangegeven achter [minderjarige] te staan en als zij graag wil dat de zorgregeling gewijzigd wordt, dan staat de moeder daar achter. De moeder heeft ook met [naam zusje] (het zusje van [minderjarige] ) gesproken en [naam zusje] heeft wel aangegeven dat als [minderjarige] niet meer bij de vader gaat slapen, zij dat ook niet wil, maar verder heeft [naam zusje] niet bij de moeder aangegeven dat zij ook wil dat de zorgregeling gewijzigd wordt en/of dat ze minder vaak naar de vader toe wil. De band die [naam zusje] heeft met de vader is ook hechter dan de band die [minderjarige] heeft met de vader.

4.Het advies van de Raad

4.1.
De Raad heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat de Raad het verhaal van [minderjarige] wel zorgelijk vindt. Tegelijkertijd heeft de Raad aangegeven dat een raadsonderzoek niet nodig is. Er zijn zorgen, maar de ouders hebben onderling wel (redelijk) contact met elkaar. Er is op dit moment geen hulpverlening betrokken en voor de ouders staat altijd de mogelijkheid open om via de gemeente hulpverlening in te schakelen. De Raad benoemt daarbij dat als de zorgregeling voor [minderjarige] gewijzigd wordt, het wel wenselijk is dat ook gekeken wordt naar de zorgregeling die [naam zusje] heeft met de vader. De Raad heeft zorgen over de emotieregulatie van de vader. De Raad zou daarom ook graag zien dat als de zorgregeling gewijzigd gaat worden, dat ook voor [naam zusje] gaat gelden en dat de rechtbank ook met [naam zusje] hierover in gesprek gaat.

5.De beoordeling

5.1.
De rechtbank heeft de brief van [minderjarige] aangemerkt als een (informele) eigen rechtsingang van een minderjarige en zal deze procedure daarom op die manier behandelen.
5.2.
Volgens de artikelen 1:377g, 1:377a en 1:253a lid 4 BW, heeft de minderjarige van twaalf jaar en ouder een eigen toegang tot de rechter. Na een gesprek met de minderjarige kan de rechter ook ambtshalve besluiten een beslissing op de voet van artikel 1:377e BW te wijzigen.
5.3.
In haar brief schrijft [minderjarige] dat zij volgens de zorgregeling die de ouders hebben afgesproken zeven dagen en nachten bij de moeder verblijft, dan twee dagen en nachten bij de vader en dan weer zeven dagen en nachten bij de moeder enzovoort. Deze regeling loopt het gehele jaar zo door. [minderjarige] wil de vader nog wel zien volgens deze regeling, maar zij wil niet meer bij de vader thuis overnachten omdat zij zich daar niet prettig bij voelt. De rechtbank merkt dit aan als een verzoek van [minderjarige] tot wijziging van de zorgregeling.
5.4.
[minderjarige] is heel duidelijk in haar wens en de rechtbank is van oordeel dat [minderjarige] inmiddels op een leeftijd is waarbij zij duidelijk naar voren kan brengen wat haar wens is. [minderjarige] heeft aangegeven nog wel gewoon de vader te willen zien volgens de geldende zorgregeling, maar zij wil daar alleen niet meer slapen. De moeder heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven dat zij achter het verzoek van [minderjarige] staat en de vader heeft in zijn e-mailbericht van 30 november 2024 aangegeven dat hij de wens van [minderjarige] accepteert. De rechtbank ziet geen reden om het verzoek van [minderjarige] niet toe te wijzen. De rechtbank zal daarom ook gebruik maken van de ambtshalve bevoegdheid om de zorgregeling tussen [minderjarige] en de vader te wijzigen.
5.5.
De rechtbank merkt daarbij op dat deze wijziging alleen geldt voor [minderjarige] omdat zij expliciet dit verzoek heeft gedaan. [naam zusje] zou hebben aangegeven dat als [minderjarige] niet meer bij de vader slaapt, zij dat ook niet meer wil, maar het is de rechtbank niet duidelijk geworden of [naam zusje] dit alleen gezegd heeft vanuit een loyaliteit naar [minderjarige] , of dat ze dit ook echt zo wil. Ook na doorvragen tijdens de mondelinge behandeling maakt de rechtbank uit het verhaal van de moeder niet op dat [naam zusje] (ook) heeft aangegeven niet meer bij de vader te willen slapen en/of dat [naam zusje] dezelfde ervaringen heeft als die [minderjarige] aangeeft. De rechtbank ziet, ook niet gelet op hetgeen de Raad hierover heeft aangegeven, voor nu geen aanleiding om ook de zorgregeling tussen [naam zusje] en de vader te wijzigen. De rechtbank ziet op dit moment ook geen aanleiding om [naam zusje] hierover te spreken. De rechtbank merkt daarbij wel op dat het zowel de vader als de moeder altijd vrij staat om samen (andere) nadere afspraken te maken over de zorgregeling dan wel om hiertoe een verzoek bij de rechtbank in te dienen als duidelijk wordt dat de zorgregeling tussen [naam zusje] en de vader niet meer passend is en/of aansluit bij de behoeften en wensen van [naam zusje] .
5.6.
[minderjarige] heeft tijdens het gesprek met de kinderrechter aangegeven dat zij graag via de moeder wil horen wat de kinderrechter besloten heeft. De rechtbank zal [minderjarige] daarom niet een aparte brief toezenden waarin de beslissing wordt uitgelegd. De rechtbank gaat er vanuit dat de moeder met [minderjarige] de uitkomst van deze procedure zal bespreken.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
maakt gebruik van de ambtshalve bevoegdheid om de zorgregeling tussen
[naam minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] , en de vader te wijzigen in die zin dat de tussen ouders onderling afgesproken zorgregeling blijft gelden en doorlopen, maar dat [minderjarige] niet meer bij de vader overnacht op de dagen dat zij volgens de zorgregeling bij hem verblijft;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. T. Hermans, (kinder)rechter, in tegenwoordigheid van
L. Stoevenbelt als griffier en in het openbaar uitgesproken op 7 januari 2025.
Voor zover in deze beschikking één of meer eindbeslissingen zijn opgenomen, kan tegen deze beschikking hoger beroep worden ingesteld bij het gerechtshof:
a. namens de minderjarige door zijn wettelijk vertegenwoordiger of de bijzondere curator: binnen 3 maanden na de dag van de beschikking;
b. door de minderjarige zelf als zijn aanvraag ziet op de benoeming van een bijzondere curator: binnen 3 maanden na de dag van de beschikking;
c. door de anderen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden: binnen 3 maanden na de dag van de beschikking;
d. door andere belanghebbenden: binnen 3 maanden na de betekening van de beschikking of nadat de beschikking hun op een andere manier bekend is geworden.
Het hoger beroep kan slechts worden ingesteld door een advocaat.