ECLI:NL:RBGEL:2025:1574

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 februari 2025
Publicatiedatum
27 februari 2025
Zaaknummer
C/05/432345 / FA RK 24-640
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • mr. dr. E.L. de Jongh
  • mr. G. Tomassen
  • mr. M.A.M. Kools-de Vries
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Begeleide omgangsregeling vastgesteld in familiezaken met zorgen over de moeder

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 27 februari 2025 een eindbeschikking gegeven over de omgangsregeling tussen de moeder en haar minderjarige kind. De rechtbank heeft een begeleide omgangsregeling vastgesteld, waarbij het kind minimaal twee uur tot vier uur begeleide omgang heeft met de moeder in een cyclus van twee keer per drie weken. De rechtbank heeft deze beslissing genomen na een eerdere tussenbeschikking op 19 april 2024, waarin een voorlopige omgangsregeling was vastgesteld. De moeder heeft in hoger beroep verzocht om een eenhoofdig gezag en een hoofdverblijfplaats voor het kind bij haar, maar de rechtbank heeft de zorgen over de moeder en haar gedrag in de omgang met de vader en het kind als reden aangevoerd om onbegeleid contact niet toe te staan. De rechtbank heeft vastgesteld dat de moeder moeite heeft om haar negatieve overtuigingen over de vader los te laten, wat de ontwikkeling van een gezonde omgangsregeling in de weg staat. De rechtbank heeft benadrukt dat het belang van het kind voorop staat en dat de moeder moet werken aan haar reflectie en acceptatie van de situatie. De rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte afgewezen.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK GELDERLAND
Familie- en jeugdrecht
Zittingsplaats Arnhem
Zaakgegevens: C/05/432345 / FA RK 24-640
Datum uitspraak: 27 februari 2025
beschikking wijziging omgangsregeling
in de zaak van
[naam vader], hierna de vader,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. J.W.C. Giebels te Nijmegen
tegen
[naam moeder], hierna de moeder,
wonende te [woonplaats] ,
advocaat mr. C.L. Mens te Hoofddorp.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank heeft op 19 april 2024 een tussenbeschikking gegeven. In deze beschikking heeft de rechtbank:
- een voorlopige omgangsregeling vastgesteld tussen de moeder en [de minderjarige] inhoudende:
  • dat [de minderjarige] eenmaal per twee weken minimaal twee uur begeleide omgang heeft met de moeder (in de cyclus van de eerdere omgangsregeling van steeds drie weken de eerste en de tweede week), waarbij de verdere invulling over de aard, de frequentie, de duur van de contacten en de wijze van begeleiding worden bepaald door de hulpverleningsinstantie die de omgang begeleidt dan wel door het gebiedsteam/wijkteam;
  • waarbij aan de omgang de voorwaarde is verbonden dat de moeder geen huisarts of andere professionele derde(n) bezoekt met [de minderjarige] als dit niet spoedeisend is en dat, indien de moeder met toestemming van de vader een arts of professionele derde bezoekt, de moeder in dit geval het onderwerp van seksueel misbruik niet aan de orde stelt.
  • de verzoeken van beide ouders ten aanzien van de provisionele voorzieningen afgewezen,
  • het verzoek van de vader ten aanzien van het getuigenverhoor afgewezen,
  • de verzoeken van de moeder ten aanzien van het gezag, de hoofdverblijfplaats en vervangende toestemming afgewezen,
  • de beslissing over de definitieve omgangsregeling aangehouden.
1.2.
Daarna heeft de rechtbank nog ontvangen:
  • het F9-formulier met bijlagen van de moeder van 15 oktober 2024;
  • het F9-formulier met bijlagen van de vader van 25 oktober 2024;
  • het F9-formulier met bijlagen van de vader van 27 januari 2025;
  • het F9-formulier met bijlagen van de moeder van 27 januari 2025;
  • het F9-formulier van de vader van 29 januari 2025 met het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in hoger beroep.
1.3.
De mondelinge behandeling van de meervoudige kamer is voortgezet op 30 januari 2025. Daarbij zijn gehoord:
- de vader, bijgestaan door mr. J.W.C. Giebels;
- de moeder, bijgestaan door mr. C.L. Mens;
- een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming (de Raad).
Namens de moeder zijn pleitaantekeningen overgelegd.

2.De verdere beoordeling

Waar gaat het over?
2.1.
De procedure gaat over de minderjarige [naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] .
2.2.
Bij beschikking van 8 april 2021 is het gezamenlijk gezag van ouders beëindigd en is bepaald dat de vader voortaan alleen het gezag zal uitoefenen over [de minderjarige] .
2.3.
[de minderjarige] heeft van 17 augustus 2018 tot 17 februari 2024 onder toezicht gestaan van de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering.
2.4.
De moeder heeft hoger beroep ingesteld tegen de tussenbeschikking van 19 april 2024. Zij heeft in hoger beroep verzocht om het eenhoofdig gezag, de hoofdverblijfplaats van [de minderjarige] bij haar, vervangende toestemming om [de minderjarige] te plaatsen op de basisschool bij haar in de omgeving en een omgangsregeling vast te stellen met de vader. Bij wege van provisionele voorziening heeft zij verzocht de vader te veroordelen tot nakoming van de omgangsregeling. De vader heeft in de bodemprocedure verzocht om een begeleide omgangsregeling met de moeder vast te stellen en om bij provisionele voorziening de huidige omgangsregeling tussen de moeder en [de minderjarige] op te schorten in afwachting van de beslissing in de bodemprocedure. Het hof heeft het provisionele verzoek van de moeder bij beschikking van 29 oktober 2024 afgewezen. Het Hof heeft – voor zover de rechtbank bekend - nog geen uitspraak gedaan in de bodemprocedure.
2.5.
De rechtbank moet in de huidige procedure nog een beslissing nemen over de definitieve omgangsregeling tussen de moeder en [de minderjarige] .
Wat beslist de rechtbank?
2.6.
De rechtbank handhaaft de omgangsregeling uit de vorige beschikking met de mogelijkheid tot uitbreiding van het aantal uur als de begeleidende instantie dat kan bieden. Dat betekent dat de rechtbank zal bepalen dat [de minderjarige] minimaal twee uur tot vier uur begeleide omgang heeft met de moeder in een cyclus van twee keer per drie weken (in de eerste en de tweede week en in de derde week niet), waarbij de verdere invulling en de duur van de contacten wordt bepaald door de hulpverleningsinstantie die de omgang begeleidt dan wel door het Sociaal Team. De rechtbank zal uitleggen waarom zij deze beslissing neemt.
2.7.
De rechtbank stelt voorop dat niet ter discussie staat dat er een liefdevolle band is tussen [de minderjarige] en de moeder. Iedereen, inclusief de vader, ziet dat de begeleide omgangsmomenten goed gaan en dat [de minderjarige] en haar moeder het fijn hebben samen. Er is een warm en liefdevol contact.
2.8.
De moeder benadrukt dat het de uitdrukkelijke wens van [de minderjarige] is om meer bij haar moeder te zijn en dat [de minderjarige] dit structureel blijft benoemen. De rechtbank gelooft dat [de minderjarige] graag bij haar moeder is, maar haar wens is niet doorslaggevend voor de beslissing van de rechtbank. Het belang van [de minderjarige] staat voorop. Dat de huidige begeleide regeling goed verloopt, maakt niet dat de rechtbank van oordeel is dat er daarom ook ruimte is voor een onbegeleide regeling. De zorgen van de rechtbank liggen namelijk niet zozeer in de opvoedvaardigheden van de moeder. Zij kan [de minderjarige] de basale verzorging bieden en kan sensitief en responsief op [de minderjarige] reageren. De zorg van de rechtbank zit in de blijvende (negatieve) overtuiging van de moeder over de persoon van vader en het idee dat [de minderjarige] eigenlijk bij haar hoort te zijn en dat zij dit ook aan [de minderjarige] laat merken. Het allerbelangrijkste voor de moeder is dat [de minderjarige] haar terugkrijgt in haar dagelijks leven en dat de gelijkwaardigheid tussen ouders wordt hersteld (de rechtbank begrijpt dat de moeder hiermee doelt op herstel van haar ouderlijk gezag). De moeder benoemt dat de vader haar bij het verbreken van de relatie heeft achtergelaten in de rotzooi en met een onafgebouwd huis en dat er sprake was van fors huiselijk geweld. De moeder heeft er spijt van dat ze toen geen aangifte heeft gedaan. Tot slot kwalificeert ze de verhuizing van de vader met [de minderjarige] naar [gemeenteplaats] als ontvoering. Uit deze uitspraken maakt de rechtbank op dat er nog altijd veel onverwerkte pijn zit bij de moeder vanuit de scheidingsperiode en dat het haar niet lukt om dit achter zich te laten.
2.9.
[de minderjarige] is langere tijd onderworpen aan lichamelijke onderzoeken vanwege het vermoeden van de moeder dat er sprake is van seksueel misbruik door de vader. Sinds er begeleide omgang is, heeft [de minderjarige] geen uitspraken of uitingen gedaan die duiden op (seksueel) misbruik of mishandeling en wordt ze niet meer onderworpen aan lichamelijke onderzoeken door of op initiatief van haar moeder. De rechtbank vreest dat zonder de aanwezigheid van professionele begeleiding de moeder terugvalt in voor [de minderjarige] belastend gedrag, omdat zij tijdens de mondelinge behandeling heeft verteld dat de vader zich tegenover de buitenwereld goed kan voordoen en dat zij
op dit momentgeen zorgen heeft, omdat [de minderjarige] nu geen zorgelijke uitspraken doet. De moeder lijkt niet in staat te zijn haar ideeën en oordelen over de vader in het belang van [de minderjarige] opzij te zetten. Allerhande momenten grijpt de moeder aan om de vader te diskwalificeren ook als iedere redelijke noodzaak of aanleiding daartoe ontbreekt. Zij lijkt zichzelf hierbij niet in de hand te kunnen houden en lijkt ook niet in staat om te reflecteren op haar eigen gedrag en te zien dat dit gedrag niet bijdraagt aan of zelfs ondermijnend is voor het op een constructieve manier vormgeven van het gezamenlijk ouderschap. De rechtbank heeft op basis hiervan dan ook niet de overtuiging dat de zorgen van de moeder weg zijn over de fysieke veiligheid van [de minderjarige] bij haar vader.
2.10.
Ook met de begeleide vorm van omgang, is de onrust niet volledig weg te nemen en blijft de moeder strijden vóór [de minderjarige] en tégen de vader. Zij heeft in de basis geen vertrouwen in de vader en de keuzes die hij maakt en hoe hij de verzorging en opvoeding vormgeeft. De rechtbank maakt dit op uit de volgende voorbeelden.
De tandarts
2.11.
De moeder beschrijft in haar verweerschrift dat er een verkeerde medische keuze voor [de minderjarige] is gemaakt door haar melkkiezen te trekken. Deze behandeling is vanuit vader en met instemming van de rechtbank ingezet. Wanneer er naar de moeder zou zijn geluisterd en haar gezag was gerespecteerd, had [de minderjarige] geen nieuwe behandelingen hoeven te ondergaan.
2.12.
Het is duidelijk dat de moeder een meer bio-energetische en holistische visie aanhangt die afwijkt van de reguliere visie op tandheelkundige zorg. [1] Het is ook duidelijk dat de moeder vasthoudt aan haar visie dat zij als moeder het beste weet wat goed is voor [de minderjarige] , ook als deze visie afwijkt van die van anderen. De rechtbank vreest dat de moeder bij onbegeleid contact [de minderjarige] gaat betrekken in de keuzes die de vader maakt en deze ter discussie gaat stellen.
’s Heeren Loo
2.13.
De moeder stelt in haar verweerschrift dat er geen onderzoek heeft plaatsgevonden vanuit ’s Heerenloo, omdat de vader eenhoofdig gezag heeft en hij daarom zelf kan bepalen welke onderzoeken wel of niet zullen plaatsvinden. Hierdoor vindt er opnieuw geen objectief onderzoek plaats volgens de moeder.
2.14.
Uit het verslag van ’s Heerenloo van 2 juli 2024 [2] blijkt echter het volgende. Er is een verwijzing van de kinderarts richting ’s Heerenloo gedaan voor psychologische begeleiding van [de minderjarige] . ’s Heerenloo concludeert dat de hulpvraag vanuit de kinderarts geen hulpvraag is die poliklinisch kan worden opgepakt. Daarom start ‘s Heerenloo geen behandeltraject en zijn de contacten afgesloten. Anders dan de moeder beschrijft, is het dus niet de vader die een onderzoek tegenhoudt.
Duur van de omgangsmomenten
2.15.
De moeder verwijt de vader de duur van de door de rechtbank vastgestelde voorlopige regeling te interpreteren als maximum in plaats van minimum.
2.16.
Uit de mail van het Sociaal Team [3] blijkt dat zij hebben gekozen voor een beschikking van 2 uur begeleide omgang per keer. Dit is dus niet de keuze van de vader, maar van de gemeente. Uit het verslag van Atlas blijkt bovendien dat zij 2 uur omgang adviseren zodat er kwalitatief goed contact mogelijk is.
Mail school
2.17.
De moeder heeft de nieuwe school van [de minderjarige] gemaild dat zij gelijkelijke ouderlijke macht heeft net als de vader en dringt aan op contact met school en op informatie. [4] Volgens de vader heeft dit tot gevolg dat de school zich terughoudender opstelt, wat niet in het belang van [de minderjarige] is.
2.18.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de moeder verteld dat zij weet dat zij niet het ouderlijk gezag heeft, maar dat zij bedoelde aan te geven dat zij net als de vader ouder is van [de minderjarige] . Nu er al jarenlang procedures lopen, acht de rechtbank het onwaarschijnlijk dat de moeder de juridische betekenis van ouderlijk gezag niet kent. Daar komt bij dat uit de overgelegde stukken blijkt dat de vader de moeder regelmatig en uitgebreid informeert over [de minderjarige] . De rechtbank vindt het daarom zorgelijk dat de moeder desondanks meent contact te moeten opnemen met school waarbij zij niet alleen onjuiste informatie geeft, maar ook druk uitoefent op school om met haar in contact te treden.
Mailwisseling rond verjaardag, wegloopmoment en logeerhuis
2.19.
In december was [de minderjarige] jarig. Er is een extra contactmoment georganiseerd, zodat [de minderjarige] haar moeder en grootouders moederszijde kon zien om haar verjaardag te vieren. De moeder reageert op het voorstel van de vader met een lange mail naar meerdere hulpverleners en familieleden waarin zij aandringt op een viering bij haar thuis, als eerste stap naar een hereniging van [de minderjarige] met haar. Zij herhaalt dat het essentieel is voor [de minderjarige] om met haar verenigd te worden, dat de huidige situatie schadelijk is voor [de minderjarige] en dat de vader geestelijke problematiek heeft. [5]
Daarnaast legt de moeder het moment dat [de minderjarige] wegloopt van haar vader en even uit zicht raakt uit als slecht ouderschap in plaats dit in perspectief te plaatsen. En ook de inzet van een logeerhuis ter ontlasting van de vader wordt uitgelegd als dat de vader [de minderjarige] niet meer wil nu hij een kind verwacht met zijn vriendin.
2.20.
Uit deze manier van communiceren blijkt dat de moeder nog niet in staat is om de situatie te accepteren.
Wat is nodig?
2.21.
Deze voorbeelden maken dat de stap naar onbegeleid contact nu niet gezet kan worden. Voor de moeder is het wel belangrijk om te weten wanneer er sprake kan zijn van een normale omgang tussen haar en [de minderjarige] . De Raad heeft dit tijdens de mondelinge behandeling heel helder uitgelegd. De stap richting onbegeleide omgang kan gezet worden op het moment dat de moeder berust in de situatie. Tijdens de omgangsmomenten gaat het goed, blijkt uit de verslagen, maar de moeder zal ook overstijgend moeten zien wat [de minderjarige] nodig heeft van haar en dat is dat zij [de minderjarige] het gevoel kan geven dat het oké is dat zij bij haar vader woont. Daarvoor is nodig dat de moeder het verleden laat rusten en de overtuiging loslaat dat alles gebaseerd is op leugens.
2.22.
De moeder heeft tijdens de zitting verteld dat zij blij is met dit advies van de Raad. Het loslaten van het verleden is moeilijk voor haar, omdat het gevoel van onrechtvaardigheid zo lang de boventoon heeft gevoerd. Maar de moeder ziet in dat dit haar niet verder brengt. Zij heeft daarom besloten om het advies ter harte te nemen en te proberen om het verleden los te laten. De rechtbank hoopt dat het de moeder lukt deze stap te zetten omdat dit rust zou brengen voor [de minderjarige] en voor beide ouders.
Geen ouderschapstraject
2.23.
De moeder ziet een ouderschapstraject voor de verstoorde communicatie als de oplossing voor de problemen. De rechtbank is van oordeel dat een dergelijk traject alleen kans van slagen heeft als beide ouders in staat zijn om kritisch naar zichzelf te kijken en met een open blik naar de ander te kijken. Uit hetgeen de moeder tijdens de mondelinge behandeling heeft gezegd over de persoon van vader, leidt de rechtbank af dat de moeder nog niet klaar is voor een dergelijk traject.
Tot slot
2.24.
De rechtbank begrijpt dat deze beslissing wederom een grote teleurstelling is voor de moeder. De zorgen van de moeder over [de minderjarige] en haar wantrouwen richting de vader lijken op dit moment nog onverkort aanwezig te zijn. Dit is met juridische procedures niet op te lossen, maar staat wel in de weg aan het vergroten van haar rol in het leven van [de minderjarige] . De rechtbank hoopt dat de moeder aan de slag gaat met het advies van de Raad.

3.De beslissing

De rechtbank:
3.1.
stelt de omgangsregeling tussen de moeder en [de minderjarige] als volgt vast: [de minderjarige] heeft minimaal twee uur tot vier uur begeleide omgang met de moeder in een cyclus van twee keer per drie weken (in de eerste en de tweede week en in de derde week niet), waarbij de verdere invulling de duur van de contacten wordt bepaald door de hulpverleningsinstantie die de omgang begeleidt dan wel door het Sociaal Team;
3.2.
verklaart de beslissing tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.3.
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. dr. E.L. de Jongh (voorzitter), mr. G. Tomassen en
mr. M.A.M. Kools-de Vries, allen (kinder)rechter, in tegenwoordigheid van mr. M. Cox-Weber als griffier en in het openbaar uitgesproken op 27 februari 2025.
Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Voetnoten

1.Zie productie 36 en 37 van de moeder.
2.Zie bijlage 24 van de vader.
3.Zie bijlage 26 van de vader.
4.Zie bijlage 27 van de vader.
5.Zie bijlage 6 van de vader.