ECLI:NL:RBGEL:2025:1566

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 maart 2025
Publicatiedatum
27 februari 2025
Zaaknummer
05.354738.24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deels voorwaardelijke gevangenisstraf voor betrokkenheid bij poging tot diefstal uit een woning dmv braak

Op 3 maart 2025 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij een poging tot diefstal uit een woning. De verdachte, geboren in 1999 en momenteel gedetineerd, werd beschuldigd van het samen met anderen plegen van een inbraak in een woning in de gemeente Brummen op 6 november 2024. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededaders geprobeerd hebben toegang te krijgen tot de woning door middel van braak, waarbij schade is veroorzaakt aan de deur en het badkamerraam. De verdachte heeft zijn aandeel in het delict bekend, wat leidde tot een bekennende verdachte status. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 120 dagen, waarvan 35 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij, die materiële schade heeft geleden ter hoogte van € 4.174,50, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit, de schade en de impact op de slachtoffers, en heeft besloten dat een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk kan worden opgelegd, gezien de omstandigheden van de zaak.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/354738-24
Datum uitspraak : 3 maart 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1999 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] , [postcode] [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de [verblijfplaats] .
Raadsman: mr. R.P.A. Kint, advocaat in Zoetermeer.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 6 november 2024 te [plaats] , gemeente Brummen, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, een woning gelegen aan [adres 2] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), enig(e) goed(eren) van zijn/hun gading, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking, inklimming, de (achter)deur van de woning en/of het kozijn van die deur heeft/hebben geforceerd en/of beschadigd en/of vernield en/of het slot van het badkamerraam heeft/hebben verbroken en/of geforceerd en/of de woning is/zijn ingeklommen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 54-56 (met fotobijlagen, p. 57-70);
- het proces-verbaal van verhoor van getuige [getuige] p. 82 en
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 17 februari 2025.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks6 november 2024 te [plaats] ,
gemeente Brummen, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleenter uitvoering van het door verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)voorgenomen misdrijf om in
een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond,een woning gelegen aan [adres 2] , alwaar verdachte en/of zijn mededader
(s
)zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), enig(e) goed(eren) van zijn/hun gading, dat/die geheel
of ten deleaan [slachtoffer] ,
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen
en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te brengendoor middel van braak,
verbreking, inklimming,de (achter)deur van de woning en
/ofhet kozijn van die deur heeft/hebben
geforceerd en/ofbeschadigd
en/of vernielden
/ofhet slot van het badkamerraam heeft/hebben verbroken
en/of geforceerden
/ofde woning
is/zijn ingeklommen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 120 dagen met aftrek van het voorarrest, waarvan 35 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en daarnaast een taakstraf van 120 uur.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest bepleit.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal uit een woning. Ze hebben een deur geprobeerd te forceren en zijn uiteindelijk via een geforceerd badkamerraam de woning ingegaan. Hoewel er geen goederen weggenomen zijn, is er veel braakschade ontstaan. Verdachte heeft door zijn gedrag schade en veel overlast veroorzaakt voor de bewoner. Daarbij komt dat een woning bij uitstek een plek is waar men zich veilig moet kunnen voelen. Door zijn handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op het gevoel van veiligheid bij de bewoners. Bovendien zorgen woninginbraken voor gevoelens van angst, onrust en onveiligheid in de maatschappij.
Het feit is ernstig en een forse gevangenisstraf is op zijn plaats. De LOVS-oriëntatiepunten nemen voor een woninginbraak een gevangenisstraf van drie maanden als uitgangspunt.
Strafverhogende omstandigheden zijn in dit geval de omvang van de schade en het samenwerkingsverband met de medeverdachte. Strafverminderend werkt de omstandigheid dat het uiteindelijk bij een poging is gebleven, alsook de omstandigheid dat verdachte ter terechtzitting zijn verantwoordelijkheid heeft genomen door zijn aandeel aan dit feit te bekennen. In deze omstandigheden ziet de rechtbank aanleiding om een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen.
De rechtbank zal alles afwegende een gevangenisstraf van 120 dagen, waarvan 35 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar opleggen. De tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht wordt hierop nog in mindering gebracht.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in verband met het feit in het strafproces gevoegd en een vordering tot schadevergoeding ingediend. Gevorderd wordt een bedrag van € 4.174,50 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft verzocht om de vordering niet-ontvankelijk te verklaren, omdat slechts een offerte is overgelegd ter onderbouwing van deze kostenpost en daarmee niet is voldaan aan de stelplicht en bewijslast.
Overweging van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De schadepost “herstelkosten” is voldoende onderbouwd en komt redelijk voor. Dat er een offerte ligt ter onderbouwing is voldoende voor toewijzing aangezien er voor de benadeelde partij geen verplichting tot herstel bestaat. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering ter hoogte van
€ 4.174,50 kan worden toegewezen.
Verdachte is vanaf 6 november 2024 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank overweegt dat verdachte en zijn medeverdachte(n) ieder voor het hele schadebedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachte(n) de schade heeft/hebben vergoed.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten 35 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van drie jaren schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit.
Beslissing op de civiele vordering
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 4.174,50 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 november 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 4.174,50 aan materiële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 november 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kan 51 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachte(n) (een deel van) het schadebedrag betaalt/betalen dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y. van Wezel (voorzitter), mr. R.M.H. Pennings en mr. M. Hoedeman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.H.M. van Keulen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 maart 2025.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024523781, gesloten op 16 december 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.