ECLI:NL:RBGEL:2025:1565

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
3 maart 2025
Publicatiedatum
27 februari 2025
Zaaknummer
05.354679.24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deels voorwaardelijke jeugddetentie voor betrokkenheid bij poging tot diefstal uit een woning dmv braak

Op 3 maart 2025 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte, geboren op 6 november 2004, die betrokken was bij een poging tot diefstal uit een woning. De zaak vond plaats in Arnhem, waar de verdachte samen met anderen op 6 november 2024 probeerde in te breken in een woning in de gemeente Brummen. De verdachte en zijn mededaders forceerden een deur en een badkamerraam, maar namen geen goederen weg. De rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor betrokkenheid van de verdachte, onder andere door DNA-sporen op een muts die in de vluchtauto werd aangetroffen. De verdachte verklaarde dat hij niet op de hoogte was van de plannen van zijn mededaders, maar de rechtbank vond deze verklaring ongeloofwaardig. De rechtbank legde een jeugddetentie op van 60 dagen, waarvan 16 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals meldplicht en behandeling door de reclassering. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij van € 4.174,50, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank hield rekening met de ernst van het feit, de schade en de omstandigheden van de verdachte, die ten tijde van het feit 20 jaar oud was.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/354679-24
Datum uitspraak : 3 maart 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 2004 in [geboorteplaats] ,
wonende aan [adres 1] , [postcode] [woonplaats] .
Raadsvrouw: mr. Y. Finani, advocaat in Utrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 6 november 2024 te [plaats] , gemeente Brummen, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s) voorgenomen misdrijf om in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, een woning gelegen aan [adres 2] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en), enig(e) goed(eren) van zijn/hun gading, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking, inklimming, de (achter)deur van de woning en/of het kozijn van die deur heeft/hebben geforceerd en/of beschadigd en/of vernield en/of het slot van het badkamerraam heeft/hebben verbroken en/of geforceerd en/of de woning is/zijn ingeklommen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit. Hiertoe is aangevoerd dat opzet van verdachte op het wegnemen van goederen ontbreekt.
Beoordeling door de rechtbank
Op 6 november 2024 is geprobeerd goederen weg te nemen uit een woning gelegen aan [adres 2] in [plaats] . Dit betreft de toekomstige woning van [slachtoffer] die op dit moment wordt gerenoveerd. Het badkamerraam was geforceerd en het kozijn van de deur was beschadigd. Er stonden in de woning voetsporen op de vloer onder het badkamerraam. [2]
Getuige [getuige 1] zag in de woning het licht van zaklampen schijnen. Hij belde de dochter van de eigenaar van de woning om dit te verifiëren. Kort daarna zag hij vier personen uit de tuinpoort komen lopen, die begonnen te rennen nadat hij wat naar ze riep. Ze stapten vervolgens in een grijze Ford Fiësta met kenteken [kenteken] . De auto reed hard weg. [3]
De auto is na een politieachtervolging, waarbij diverse goederen uit de auto werden gegooid zoals een koevoet, schroevendraaier en kleding, gecrasht. Verdachte werd kort hierna in de directe omgeving van de vluchtauto aangehouden. Hij zat in een afvalcontainer en had maar één schoen aan. [4] De auto was via Snapcarr gehuurd op naam van [getuige 2] . [5] Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat zij de auto niet heeft gehuurd op 6 november 2024. Verder heeft ze verklaard dat [verdachte] (
de rechtbank begrijpt: [verdachte]) een vriend van haar zoon is en toegang tot haar Snapcarr account heeft. [6]
In de auto werd een zwarte muts aangetroffen met aan de voorzijde een plat ingebouwd lampje. Deze muts lag in het opbergvakje aan de bestuurdersstoel. De voorzijde van de draagrand aan de binnenzijde van de muts is door de politie bemonsterd op humane biologische sporen. Het spoor is veiliggesteld met SIN [SIN-nummer] . [7] Het forensisch onderzoek heeft geleid tot het volgende resultaat. Het DNA-mengprofiel is afkomstig van minimaal twee donoren, van wie zeker één man. Er is een DNA-hoofdprofiel afgeleid van een man waarvan de frequentie van voorkomen kleiner is dan één op één miljard. De mogelijke donor van het celmateriaal is [verdachte] (DNA-hoofdprofiel). [8]
De rechtbank leidt hieruit af dat het DNA van verdachte op de muts zit.
Verdachte heeft ter zitting erkend dat hij door een paar jongens met de auto is opgehaald en ze naar de woning in [plaats] toe zijn gereden. Hij is meegelopen naar de woning met een aantal anderen. [9] Verder verklaart verdachte dat hij bij de tuinpoort is blijven staan, terwijl de anderen de tuin inliepen. Hij wist niet wat de intenties van de anderen waren. Hij dacht dat ze gingen chillen.
De rechtbank vindt deze verklaring volstrekt ongeloofwaardig en overweegt hierover het volgende. Door getuige [getuige 1] is gezien dat er in de woning met lampen werd geschenen. Het DNA van verdachte zat op een zwarte muts met daarop een lamp. Deze muts werd aangetroffen in de gehuurde vluchtauto. De rechtbank leidt hieruit af dat verdachte in de woning is geweest. Hierbij betrekt zij dat door [getuige 1] is gezien dat er vier personen vanuit de tuinpoort de oprit op liepen. Dit staat haaks op de verklaring van verdachte dat hij bij de tuinpoort is blijven staan. Daarnaast gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte diegene is geweest die de auto heeft gehuurd, nu hij toegang tot het Snapcarr account van [getuige 2] had en [getuige 2] zelf de auto niet had gehuurd. Verder sloegen alle verdachten na het aanspreken door [getuige 1] direct gezamenlijk op de vlucht en werden er tijdens de vlucht diverse goederen (zoals een koevoet, schroevendraaier en zwarte muts) die in verband kunnen worden gebracht met een inbraak uit de auto gegooid. Dit handelen past niet bij iemand die geen wetenschap heeft.
Al het voorgaande brengt de rechtbank ertoe dat zij wettig en overtuigend bewezen vindt dat verdachte betrokken is geweest bij dit feit. Gelet op het gezamenlijke plan, de nauwgezette samenwerking waarbij de huurauto door verdachte werd geregeld en de gezamenlijke uitvoering en het vluchten, vindt de rechtbank ook bewezen dat sprake is van de voor medeplegen vereiste bewuste en nauwe samenwerking.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks6 november 2024 te [plaats] ,
gemeente [plaats] , althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een
of meeranderen,
althans alleenter uitvoering van het door verdachte en
/ofzijn mededader
(s
)voorgenomen misdrijf om in
een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond,een woning gelegen aan [adres 2] , alwaar verdachte en/of zijn mededader
(s
)zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond
(en
), enig(e) goed(eren) van zijn/hun gading, dat/die geheel
of ten deleaan [slachtoffer] ,
in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen
en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik te brengendoor middel van braak,
verbreking, inklimming,de (achter)deur van de woning en
/ofhet kozijn van die deur heeft/hebben
geforceerd en/ofbeschadigd
en/of vernielden
/ofhet slot van het badkamerraam heeft/hebben verbroken
en/of geforceerden
/ofde woning
is/zijn ingeklommen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toepassing van het jeugdstrafrecht en gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot 60 dagen jeugddetentie met aftrek van het voorarrest, waarvan 17 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar en daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering is geadviseerd en daarnaast 80 uur werkstraf.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht het jeugdstrafrecht toe te passen en een jeugddetentie die gelijk is aan de duur van het voorarrest bepleit. Daarbij kan nog een geheel voorwaardelijke taakstraf worden opgelegd met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal uit een woning. Ze hebben een deur geprobeerd te forceren en zijn uiteindelijk via een geforceerd badkamerraam de woning ingegaan. Hoewel er geen goederen weggenomen zijn, is er veel braakschade ontstaan. Verdachte heeft door zijn gedrag schade en veel overlast veroorzaakt voor de bewoner. Daarbij komt dat een woning bij uitstek een plek is waar men zich veilig moet kunnen voelen. Door zijn handelen heeft verdachte inbreuk gemaakt op het gevoel van veiligheid bij de bewoners. Bovendien zorgen woninginbraken voor gevoelens van angst, onrust en onveiligheid in de maatschappij.
Strafverhogende omstandigheden zijn in dit geval de omvang van de schade en het samenwerkingsverband met de medeverdachte. Strafverminderend werkt de omstandigheid dat het uiteindelijk bij een poging is gebleven.
Ook heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies van 11 februari 2025. Hieruit komt naar voren dat een gebrek aan dagbesteding en inkomen en het sociale netwerk als delictgerelateerde risicofactoren worden gezien. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog. De reclassering adviseert een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht, ambulante behandeling, contactverbod, locatieverbod, het volgen van onderwijs, dagbesteding en het geven van inzage in de financiën. Verder lijkt verdachte de risico’s van zijn gedrag niet goed in te kunnen inschatten, lijkt hij beperkt te kunnen organiseren en plannen en lijkt hij beïnvloedbaar. Dit brengt de reclassering ertoe om te adviseren om het jeugdstrafrecht toe te passen, maar met begeleiding vanuit de volwassenreclassering. Een pedagogische aanpak of groepsklimaat is niet nodig, aldus de reclassering.
De rechtbank stelt vast dat verdachte ten tijde van het bewezenverklaarde feit 20 jaar oud was. Gelet op bovenstaand advies, de leeftijd van verdachte in combinatie met de beperkte handelingsvaardigheden, ziet de rechtbank aanleiding het jeugdstrafrecht toe te passen, maar wel met begeleiding vanuit de volwassenreclassering.
De rechtbank zal alles afwegende een jeugddetentie van 60 dagen, waarvan 16 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar opleggen. Aan het voorwaardelijke deel van de straf verbindt de rechtbank de voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd. De tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht wordt hierop nog in mindering gebracht. Het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis wordt opgeheven.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft zich in verband met het feit in het strafproces gevoegd en een vordering tot schadevergoeding ingediend. Gevorderd wordt een bedrag van € 4.174,50 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij hoofdelijk kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft verzocht om de vordering, voor wat betreft de arbeidsuren ter hoogte van € 2.510,75, niet-ontvankelijk te verklaren, nu deze uren onvoldoende zijn onderbouwd.
Overweging van de rechtbank
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De schadepost “herstelkosten” is voldoende onderbouwd en komt redelijk voor. Verdachte is voor deze schade naar burgerlijk recht aansprakelijk. Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering ter hoogte van € 4.174,50 kan worden toegewezen.
Verdachte is vanaf 6 november 2024 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank overweegt dat verdachte en zijn medeverdachte(n) ieder voor het hele schadebedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachte(n) de schade heeft/hebben vergoed.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 45, 63, 77c, 77i, 77x, 77y, 77z en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van 60 dagen;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde jeugddetentie in mindering zal worden gebracht;
 bepaalt dat een gedeelte van deze jeugddetentie, te weten 16 dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren niet heeft gehouden aan de hierna te melden voorwaarden:
 stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- verdachte zich zal blijven melden bij het Leger des Heils op het adres Zeehaenkade 30 in Utrecht op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering bepaalt op welke dagen en tijdstippen deze afspraken zijn;
- verdachte zal meewerken aan verdiepingsdiagnostiek en, indien geïndiceerd, zal hij zich laten behandelen door een forensische ambulante zorginstellen, nader te bepalen door de reclassering, zolang de reclassering de behandeling nodig vindt. De zorgverlener bepaalt de wijze van behandeling. Indien een gedragsinterventie passender is, dan zal hij deelnemen aan de door de reclassering aangewezen gedragsinterventie. Ook zal verdachte zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- verdachte zal op geen enkele wijze – direct of indirect – contact zoeken of hebben met:
1) [naam 1] , geboren op [geboortedag 2] 1999;
2) [naam 2] , geboren op [geboortedag 3] 2001,
zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
- verdachte zich niet zal bevinden in de [straatnaam] in [plaats] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
- verdachte een mbo-opleiding zal volgen voor de duur van de proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
- verdachte zal zich inspannen voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur;
- verdachte zal openheid geven over zijn financiële situatie: zijn inkomsten, uitgaven en eventuele schulden. Wanneer de reclassering dit nodig vindt toont hij bewijzen zoals loonstroken en/of bankafschriften;
 geeft opdracht aan de volwassenreclassering om toezicht te houden op de naleving van deze voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan begeleidt;
 heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Beslissing op de civiele vordering
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 4.174,50 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 november 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 4.174,50 aan materiële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 6 november 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kan 51 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachte(n) (een deel van) het schadebedrag betaalt/betalen dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y. van Wezel (voorzitter), mr. R.M.H. Pennings en mr. M. Hoedeman, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.H.M. van Keulen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 maart 2025.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024523781, gesloten op 16 december 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer] , p. 54-56 (met fotobijlagen, p. 57-70).
3.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 82.
4.Proces-verbaal van aanhouding, p. 232-233; proces-verbaal van bevindingen, p. 36-37.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 117.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 99-100.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p.106-108; proces-verbaal vooronderzoek lab 44-45.
8.Rapport forensisch DNA-onderzoek, p. 1-3 (nagekomen).
9.De verklaring van verdachte afgelegd ter zitting van 17 februari 2025.