In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 25 februari 2025 een beschikking gegeven met betrekking tot de omgangsregeling tussen een minderjarige en haar vader. De minderjarige, geboren in 2011, heeft aangegeven geen verplicht karakter aan de omgangsregeling met haar vader te willen. De ouders steunen dit verzoek. De rechtbank heeft de Raad voor de Kinderbescherming ingeschakeld om te onderzoeken of het beëindigen van de omgang in het belang van de minderjarige is. De Raad concludeert dat het in het belang van de minderjarige is om de omgangsregeling te beëindigen, omdat het verplichte contact weerstand oproept en de afstand tussen de minderjarige en haar vader alleen maar groter zal worden.
Tijdens de mondelinge behandeling op 10 februari 2025 zijn de ouders en een vertegenwoordigster van de Raad gehoord. De moeder steunt het advies van de Raad en merkt op dat de minderjarige nu meer rust ervaart. De vader respecteert de wens van de minderjarige en staat open voor tips. De rechtbank oordeelt dat de minderjarige zelf moet kunnen bepalen hoe en wanneer zij contact heeft met haar vader. De rechtbank wijzigt de omgangsregeling zodanig dat er geen verplichte omgang meer is en dat de minderjarige zelf kan beslissen over het contact. Tevens wordt er maandelijks contact via e-mail toegestaan, waarbij de minderjarige ook zelf kan bepalen of zij hierop reageert.
De beschikking is gegeven door mr. B. Krijnen, kinderrechter, en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.