ECLI:NL:RBGEL:2025:1473

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 februari 2025
Publicatiedatum
25 februari 2025
Zaaknummer
245002-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het voorhanden hebben van valse identiteitsbewijzen en kentekenbewijzen, en het op de bodem brengen van bedrijfsafvalstoffen

Op 19 februari 2025 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van valse identiteitsbewijzen en kentekenbewijzen, alsook het op de bodem brengen van bedrijfsafvalstoffen. De verdachte, geboren in Roemenië en niet ingeschreven in de Basisregistratie Personen, werd beschuldigd van meerdere feiten die plaatsvonden tussen 22 en 29 juli 2024. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met een medeverdachte betrokken was bij het verwerven en voorhanden hebben van valse documenten, waaronder identiteitsbewijzen en kentekenbewijzen, en dat zij bedrijfsafvalstoffen op een parkeerplaats in Wijchen hebben gedumpt zonder de benodigde vergunning. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de documenten vals waren, en dat hij samen met de medeverdachte opzettelijk handelde door de afvalstoffen op de bodem te brengen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft de in beslag genomen vrachtwagen verbeurd verklaard. De uitspraak is gedaan na een openbare terechtzitting, waarbij de rechtbank rekening heeft gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/245002-24
Datum uitspraak : 19 februari 2025
Verstek
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 2001 in [geboorteplaats 1] (Roemenië),
niet ingeschreven in de Basisregistratie Personen
.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij in/op of omstreeks de periode van 22 juli 2024 tot en met 29 juli 2024, te Bezons Parijs Frankrijk en/of Wijchen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een goed, te weten 27, althans één of meer rollen polypropylene GTX-N heeft verworven, voorhanden gehad en/of overgedragen, terwijl hij en zijn mededader(s) ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed/deze goederen wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in/op of omstreeks de periode van 22 juli 2024 tot en met 29 juli 2024, te Bezons Parijs Frankrijk en/of Wijchen, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen (van) 27, althans één of meer rollen polypropylene GTX-N, althans een of meer voorwerpen
- de werkelijke aard, de herkomst, de vindplaats, de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie de rechthebbende(n) op dat /die voorwerp(en) was/waren, en/of
- heeft verborgen en/of heeft verhuld wie dat/die voorwerp(en) voorhanden had(den), en/of
- heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen, heeft omgezet, en/of
- gebruik heeft gemaakt
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat/die voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;
2
hij op of omstreeks 29 juli 2024 te Wijchen, althans in Nederland, een of meerdere reisdocumenten en/of identiteitsbewijzen als bedoeld in het eerste lid van artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht, te weten
- een nationale identiteitskaart van Roemenië (voorzien van het nummer [nummer 1] , op naam gesteld van [naam 1] , geboren op [geboortedag 2] 1992 te [geboorteplaats 2] ), en/of
- een nationale identiteitskaart van Roemenië (voorzien van het nummer [nummer 2] , op naam gesteld van [naam 2] , geboren op [geboortedag 3] 1986 te [geboorteplaats 3] ),
waarvan hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze vals of vervalst was, voorhanden heeft gehad;
3
hij op of omstreeks 29 juli 2024 te Wijchen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, zonder een daartoe verstrekte omgevingsvergunning, al dan niet opzettelijk, een milieubelastende activiteit heeft verricht door bedrijfsafvalstoffen en/of gevaarlijke afvalstoffen, te weten 27, althans één of meer rollen polypropylene GTX-N op en/of in de bodem te brengen;
4
hij op of omstreeks 29 juli 2024 te Wijchen, althans in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen, opzettelijk valse en/of vervalste geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
- een kentekenbewijs behorende bij kenteken [kenteken 1] (voorzien van het documentnummer [documentnummer] , certificaatnummer [certificaatnummer 1] ),
- een kentekenbewijs behorende bij kenteken [kenteken 2] (voorzien van het
documentnummer [documentnummer] , certificaatnummer [certificaatnummer 2] ),
- een kentekenbewijs behorende bij kenteken [kenteken 3] (voorzien van het
documentnummer [documentnummer] , certificaatnummer [certificaatnummer 3] ), en/of
- een kentekenbewijs behorende bij kenteken [kenteken 4] (voorzien van het
documentnummer [documentnummer] , certificaatnummer [certificaatnummer 4] ),
voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die geschriften bestemd waren om gebruik van te maken als waren deze echt en onvervalst.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder 1 primair, 2, 3 en 4 tenlastegelegde.
Beoordeling door de rechtbank
Op 28 juli 2024 rond 23.30 uur zagen twee verbalisanten een witte vrachtwagen van het merk Scania met kenteken [kenteken 5] (hierna: “de Scania”) staan op een parkeerplaats. Deze vrachtwagen was eerder betrokken bij brandstof- en/of ladingdiefstallen en fake carrier fraude. Op 29 juli 2024 om 00.10 stonden de verbalisanten in de omgeving van de truckparking en zij hoorden van een collega, die zicht had op de uitgang van de truckparking, dat er twee vrachtwagens met Roemeense kentekens wegreden. De verbalisanten besloten de vrachtwagens onopvallend te gaan volgen. De twee vrachtwagens stopten op een parkeerplaats in Wijchen. De verbalisanten vonden de reisbeweging midden in de nacht en de verplaatsing die deze vrachtwagens maakten ongebruikelijk voor een vrachtwagenchauffeur die rendabel wil werken en winst wil maken. De verbalisanten zagen dat er twee personen bezig waren rondom de trekker en de oplegger. Zij waren met planken aan het sjouwen die afkomstig waren van de trailer. Af en toe klommen zij de oplegger in en enkele minuten later klommen zij er weer uit. Ze zagen dat een van de mannen in de zwarte vrachtwagen van het merk MAN met het kenteken [kenteken 6] (hierna: “de MAN”) stapte en dat de andere man in de witte vrachtwagen van het merk Scania stapte. De Scania werd een stuk naar voren gereden en de MAN reed naar de achterkant van de trailer. Zij zagen dat in de trailer ongeveer twintig à vijfentwintig zwarte rollen waren. Beide mannen waren met spanbanden aan het sjouwen en probeerden deze om de rollen te binden. Hierop stapte een van de mannen de MAN in en reed deze naar voren. Hierdoor trok hij een van de zwarte rollen die in de vrachtwagen lagen uit de trailer en deze viel op de grond. Omstreeks 01.50 uur was het hen gelukt om vier rollen uit de vrachtwagen te trekken. De verbalisanten hebben de mannen daarna aangehouden. [2]
Een van de verbalisanten zag daarna dat de achterzijde van de Scania geopend was. Hij zag veel grote rollen met witte inhoud ingepakt in zwart plastic liggen. Op de stickers op de kop van de rollen stond 'Polypropylene GTX-N’. Vier rollen lagen achter de oplegger op de grond. De locatie was aan de achterzijde van de parkeerplaats en het leek op een dumpplek voor spullen, want er lag overal afval. Medeverdachte [medeverdachte] verklaarde tegen een verbalisant dat de Scania van hem was en dat zijn legitimatiebewijs in het middenvak lag in het dashboard. Met toestemming van medeverdachte mochten de verbalisanten in dit vak kijken. De verbalisant zag een ingevulde CMR-brief liggen en hij vermoedde dat deze bij de lading hoorde. De verbalisant heeft in de loop van de jaren veel CMR-brieven gezien en het viel hem op dat de CMR-brief met potlood is ingevuld, terwijl dit in de transportsector uit den boze is, dat er geen kentekens op de CMR-brief zijn ingevuld die de lading hebben opgehaald, dat de lading op 22 juli 2024 is opgehaald in Bezons Cedex te Frankrijk en dat de lading naar Montpellier moest. Bezons betreft een wijk in Parijs en Montpellier ligt op basis van de navigatie 757 kilometer in het zuiden van Parijs. Volgens de verbalisant is het totaal onlogisch is dat verdachten met deze lading na 7 dagen in Nederland waren. [3]
Een verbalisant heeft de naam ‘polypropyleen geotextile non-woven’ opgezocht via Google en hij zag dat er een grote fabrikant in onder andere Nederland en Frankrijk actief was, namelijk [fabrikant] . Het verzendadres dat op de CMR-brief stond, kwam overeen met het adres van de Franse vestiging van [fabrikant] . De verbalisant heeft daarop telefonisch contact gezocht met [fabrikant] Nederland. Hij sprak met een medewerkster van dat bedrijf en zij vertelde dat de vestiging in Parijs die rollen maakt en dat ze ging navragen of er iets bijzonders was gebeurd met dit materiaal. Later belde zij terug en zij vertelde dat er 27 rollen waren verzonden vanaf de locatie in Bezons in Frankrijk en dat de lading nog steeds niet was aangekomen op het afleveradres in Zuid-Frankrijk. Er was een aangifte van vermissing/diefstal opgenomen in Frankrijk. Ze overlegde foto’s van de oplegger waarin de rollen waren geladen en van de persoon die de oplegger met de rollen meenam. De verbalisant zag dat de oplegger ten tijde van het laden een ander kenteken voerde dan het kenteken van de oplegger waarin de rollen waren aangetroffen. Alle unieke kenmerken op de oplegger, ten tijde van het laden in Bezons , kwamen wel overeen met de unieke kenmerken van de onder medeverdachte [medeverdachte] in beslag genomen oplegger. [4] Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij zichzelf herkent op de foto die is gemaakt tijdens het laden van de rollen. [5]
De MAN is onderzocht door de verbalisanten. Zij troffen in de cabine enkele matrassen aan die zij hebben onderzocht. Een van de matrassen had een rits. De verbalisant maakte de rits open en zag in het matras een enveloppe. Hierin lagen twee Roemeense identiteitsbewijzen en meerdere kentekenbewijzen. De verbalisant zag dat de identiteitsbewijzen en de kentekenbewijzen niet voldeden aan de echtheidskenmerken en dus vals waren. [6] Verdachte heeft verklaard dat hij in de MAN reed. [7]
Een van de identiteitskaarten is een Roemeense identiteitskaart op naam van [naam 1] , geboren op [geboortedag 2] 1992 te [geboorteplaats 2] en is voorzien van het nummer [nummer 1] . De identiteitskaart is onderzocht door de Koninklijke Marechaussee en het is een nabootsing van een origineel model van een identiteitskaart. De identiteitskaart is vals. [8]
De andere identiteitskaart is ook een Roemeense identiteitskaart en die staat op naam van [naam 2] , geboren op [geboortedag 3] 1986 te [geboorteplaats 3] . Het nummer van de identiteitskaart is [nummer 2] . De identiteitskaart is onderzocht door de Koninklijke Marechaussee en het is een nabootsing van een origineel model van een identiteitskaart. De identiteitskaart is vals. [9]
Verder zijn de vier aangetroffen kentekenbewijzen onderzocht, waarvan de verbalisant vermoedde dat deze vals waren. Het kentekenbewijs behorende bij het kenteken [kenteken 1] , voorzien van documentnummer [documentnummer] en certificaatnummer [certificaatnummer 1] , is onderzocht door de Koninklijke Marechaussee. Het is een nabootsing van een origineel model van een kentekenbewijs. Het kentekenbewijs is vals. [10]
Het tweede kentekenbewijs hoorde bij het kenteken [kenteken 2] , voorzien van documentnummer [documentnummer] en certificaatnummer [certificaatnummer 2] . Volgens de Koninklijke Marechaussee is dit kentekenbewijs ook een nabootsing van een origineel model van een kentekenbewijs. Het kentekenbewijs is vals. [11]
Ook het kentekenbewijs behorende bij het kenteken [kenteken 3] , voorzien van documentnummer [documentnummer] en certificaatnummer [certificaatnummer 3] , is onderzocht door de Koninklijke Marechaussee. Dit kentekenbewijs is ook een nabootsing van een origineel model van een kentekenbewijs. Het kentekenbewijs is vals. [12]
Verder werd het kentekenbewijs behorende bij het kenteken [kenteken 4] , voorzien van documentnummer [documentnummer] en certificaatnummer [certificaatnummer 3] , is onderzocht door de Koninklijke Marechaussee. De conclusie van de Koninklijke Marechaussee is dat het een nabootsing is van een origineel model van een kentekenbewijs. Het kentekenbewijs is vals. [13]
Feit 1 primair
Impliciet primair is opzetheling tenlastegelegd. Om opzetheling wettig en overtuigend bewezen te kunnen verklaren is vereist dat uit de bewijsmiddelen volgt dat de pleger opzet heeft gehad op het plegen van het misdrijf. Uit artikel 416, eerste lid, onderdeel a, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) volgt dat de delictsomschrijving wetenschap van de pleger eist. Dat wil zeggen dat de pleger wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof. Naar het oordeel van de rechtbank kan op grond van de inhoud van het dossier niet wettig en overtuigend bewezen worden verklaard dat verdachte wist dat de rollen uit misdrijf afkomstig waren. De rechtbank is dan ook van oordeel dat dit (impliciet primair tenlastegelegde) feit niet wettig en overtuigend is bewezen en zal verdachte van opzetheling vrijspreken.
Impliciet subsidiair is schuldheling tenlastegelegd. Om tot een bewezenverklaring van schuldheling op grond van artikel 417bis Sr te komen dient de vereiste schuld te bestaan uit het feit dat verdachte redelijkerwijs had moeten vermoeden dat de rollen van diefstal afkomstig waren. Ook ten aanzien van de (impliciet subsidiair) tenlastegelegde schuldheling is de rechtbank van oordeel dat niet is komen vast te staan dat verdachte had moeten vermoeden dat de rollen uit misdrijf afkomstig waren. Verdachte wordt daarom ook vrijgesproken van schuldheling.
Feit 1 subsidiair
Voor de beantwoording van de vraag of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan witwassen dient vast komen te staan dat verdachte wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat de rollen uit misdrijf afkomstig waren. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank verdachte ook vrijspreken van witwassen.
Feit 2 en feit 4
De verbalisanten voelen bij het doorzoeken van de MAN onder andere aan de matrassen en komen daarbij iets hards tegen. Zij proberen het matras te buigen maar dit lukt niet. In het matras in de cabine van de MAN werd door de verbalisanten een enveloppe aangetroffen waarin een tweetal identiteitsbewijzen en een viertal kentekenbewijzen werden aangetroffen. Zowel de kentekenbewijzen als de identiteitsbewijzen zijn, zo blijkt uit onderzoek, vals. Verdachte heeft verklaard de bestuurder te zijn van de MAN en hiervan ook langer gebruik te maken. Gelet op de vindplaats van de enveloppe met daarin de valse papieren (in het matras) kan het niet anders dan dat verdachte wist dat de enveloppe met daarin de identiteits- en kentekenbewijzen daar heeft gelegen. Nu het om waardevolle papieren gaat zoals identiteitsbewijzen en kentekenbewijzen, waaraan binnen de (internationale) gemeenschap vergaande betekenis wordt toegekend kan het niet anders dan dat verdachte heeft geweten dan wel redelijkerwijs heeft moeten vermoeden dat deze vals of vervalst waren. Gelet op het voorgaande kan wettig en overtuigend worden bewezen dat verdachte twee valse identiteitsbewijzen en vier valse kentekenbewijzen voorhanden heeft gehad, nu deze in de vrachtwagen van verdachte zijn aangetroffen in het matras en deze vals blijken te zijn.
Feit 3
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] de rollen op de bodem heeft gebracht. Er is sprake van een nauwe en bewuste samenwerking, omdat verdachten gezamenlijk de rollen uit de vrachtwagen hebben gehaald en zij daarin beiden een bijdrage van voldoende gewicht hebben gehad. De rechtbank dient te beantwoorden of verdachten hiermee een milieubelastende activiteit hebben verricht door bedrijfsafvalstoffen op de bodem te brengen zonder dat verdachten hiervoor een vergunning hadden. Een milieubelastende activiteit is volgens artikel 3.40b lid 1van het Besluit activiteiten leefomgeving “het op of in de bodem brengen van bedrijfsafvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen.” Uit artikel 1.1 Omgevingswet, de bijlage van artikel 1.1 Omgevingswet en artikel 1.1 Wet milieubeheer blijkt dat bedrijfsafvalstoffen zijn gedefinieerd als “afvalstoffen, niet zijnde huishoudelijke afvalstoffen of gevaarlijke afvalstoffen”. Afvalstoffen zijn in artikel 1.1 Wet milieubeheer gedefinieerd als: “alle stoffen, mengsels of voorwerpen, waarvan de houder zich ontdoet, voornemens is zich te ontdoen of zich moet ontdoen”. Deze definitie is overgenomen uit de Europese Kaderrichtlijn afvalstoffen. Uit de verklaring van medeverdachte [medeverdachte] blijkt dat hij de rollen wilde achterlaten op de parkeerplaats. [14] Hiermee is bewezen dat verdachten zich van de rollen wilden ontdoen. De rollen polypropyleen zijn geen huishoudelijke afvalstoffen en uit het dossier blijkt niet dat het gevaarlijke afvalstoffen zijn. Naar oordeel van de rechtbank staat daarom vast dat verdachten bedrijfsafvalstoffen op de bodem hebben gebracht. Verder is uit het dossier niet gebleken dat verdachten beschikten over een vergunning om dit te mogen doen. Het handelen van verdachten is te kwalificeren als opzettelijk. In het economisch strafrecht geldt dat het opzet kleurloos is. Dit betekent dat het opzet slechts behoeft te zijn gericht op het op de bodem brengen van de rollen (de gedraging) en dat het opzet niet mede op het overtreden van het verbod behoeft te zijn gericht. Het vereiste opzet is in deze zaak bewezen. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] bedrijfsafvalstoffen op de bodem heeft gebracht zonder over een daartoe verstrekte omgevingsvergunning te beschikken.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
2
hij op
of omstreeks29 juli 2024 te Wijchen,
althans in Nederland, een ofmeerdere
reisdocumenten en/ofidentiteitsbewijzen als bedoeld in het eerste lid van artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht, te weten
- een nationale identiteitskaart van Roemenië
(voorzien van het nummer [nummer 1] , op naam gesteld van [naam 1] , geboren op [geboortedag 2] 1992 te [geboorteplaats 2]
), en
/of
- een nationale identiteitskaart van Roemenië
(voorzien van het nummer [nummer 2] , op naam gesteld van [naam 2] , geboren op [geboortedag 3] 1986 te [geboorteplaats 3]
),
waarvan hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze vals of vervalst wa
rens, voorhanden heeft gehad;
3
hij op
of omstreeks29 juli 2024 te Wijchen,
althans in Nederland,tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, zonder een daartoe verstrekte omgevingsvergunning,
al dan nietopzettelijk, een milieubelastende activiteit heeft verricht door bedrijfsafvalstoffen
en/of gevaarlijke afvalstoffen, te weten 27
, althans één of meerrollen polypropylene GTX-N op
en/of inde bodem te brengen;
4
hij op
of omstreeks29 juli 2024 te Wijchen,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging, althans alleen,opzettelijk valse
en/of vervalstegeschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten
- een kentekenbewijs behorende bij kenteken [kenteken 1]
(voorzien van het documentnummer [documentnummer] , certificaatnummer [certificaatnummer 1]
),
- een kentekenbewijs behorende bij kenteken [kenteken 2]
(voorzien van het
documentnummer [documentnummer] , certificaatnummer [certificaatnummer 2]
),
en
- een kentekenbewijs behorende bij kenteken [kenteken 3]
(voorzien van het
documentnummer [documentnummer] , certificaatnummer [certificaatnummer 3]
), en
/of
- een kentekenbewijs behorende bij kenteken [kenteken 4]
(voorzien van het
documentnummer [documentnummer] , certificaatnummer [certificaatnummer 4]
),
voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die geschriften bestemd waren om gebruik van te maken als waren deze echt en onvervalst.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 2:
een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht voorhanden hebben, waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden, dat het vals of vervalst is, meermalen gepleegd;
feit 3:
medeplegen van opzettelijke overtreding van een voorschrift, gesteld krachtens artikel 8.40, eerste lid, van de Wet milieubeheer;
feit 4:
opzettelijk een geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, voorhanden hebben, terwijl hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat dit geschrift bestemd is voor gebruik als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.
7. De overwegingen ten aanzien van straf
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot 6 maanden gevangenisstraf met aftrek van voorarrest
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft samen met zijn medeverdachte 27 rollen polypropyleen GTX-N op de bodem gebracht op een parkeerplaats in Wijchen. Door deze handelswijze heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de regelgeving die beoogt het milieu te beschermen. Verder heeft verdachte twee valse identiteitsbewijzen en vier valse kentekenbewijzen voorhanden gehad. Door het voorhanden hebben van valse identiteitsbewijzen heeft verdachte schade toegebracht aan het vertrouwen dat in het maatschappelijk verkeer in de juistheid van identiteitsbewijzen moet kunnen worden gesteld. Het gebruikmaken van valse en vervalste documenten maakt identiteitscontrole moeilijk of zelfs onmogelijk, wat het plegen van andere strafbare feiten vergemakkelijkt. Het gebruik van valse kentekenbewijzen hangt vaak samen met het afdekken van criminele feiten. Verdachte is een beroepschauffeur die zich door het vrij verkeer van personen vrij binnen de Europese Unie kan verplaatsen en hij heeft hier misbruik van gemaakt. De rechtbank rekent verdachte deze feiten aan.
De rechtbank overweegt dat de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) wat betreft een vals identiteitsbewijs uitgaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden. Verdachte heeft daarnaast vier valse kentekenbewijzen voorhanden gehad en bedrijfsafvalstoffen op de bodem gebracht. Alles overwegende acht de rechtbank passend en geboden een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden met aftrek van voorarrest.

8.De beoordeling van het beslag

De rechtbank zal de vrachtwagen met betrekking tot welke feit 3 is begaan verbeurd verklaren.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 33, 33 a, 47, 57, 225 en 231 van het Wetboek van Strafrecht;
- 1 a, 2 en 6 van de Wet op de Economische delicten
- 8.40 van de Wet milieubeheer;
- 5.1 van de Omgevingswet.

10.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van de onder 1 primair en 1 subsidiair ten laste gelegde feiten;
 verklaart bewezen dat verdachte de onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 (zes) maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 verklaart verbeurd de inbeslaggenomen vrachtwagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Bonder (voorzitter), mr. R.M.H. Pennings en mr. J.F. van Halderen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. G.C. van de Fliert, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 februari 2025.
mr. Van Halderen is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie e Eenheid Landelijke Expertise En Operaties, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024351343, gesloten op 3 augustus 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 19-20.
3.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 28-29.
4.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 35.
5.Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte] , p. 76.
6.Het aanvullend proces-verbaal van bevindingen, PL0600-2024351343-33, opgemaakt op 12 augustus 2024, p. 2.
7.Het proces-verbaal van verhoor van verdachte, p. 94.
8.Het aanvullend proces-verbaal van bevindingen (KMAR), p. 1.
9.Het aanvullend proces-verbaal van bevindingen (KMAR), p. 7.
10.Het aanvullend proces-verbaal van bevindingen (KMAR), p. 25.
11.Het aanvullend proces-verbaal van bevindingen (KMAR), p. 37.
12.Het aanvullend proces-verbaal van bevindingen (KMAR), p. 40.
13.Het aanvullend proces-verbaal van bevindingen (KMAR), p. 28.
14.Het proces-verbaal van verhoor van medeverdachte [medeverdachte] , p. 73.