ECLI:NL:RBGEL:2025:144
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vordering tot terugbetaling van een geldlening met rente en kosten
In deze civiele zaak heeft eiser, een partij die niet bij naam is genoemd, een vordering ingesteld tegen HOLDING DASSENBORGH B.V. voor de terugbetaling van een geldlening. Eiser heeft op 20 mei 2022 een bedrag van € 35.000 en op 21 mei 2022 een bedrag van € 15.000 aan Dassenborgh overgemaakt. Dassenborgh heeft op 12 oktober 2022 een bedrag van € 15.000 terugbetaald, maar eiser vordert nu de terugbetaling van het resterende bedrag van € 35.000, vermeerderd met rente en kosten. Eiser stelt dat er een geldlening is overeengekomen, die uiterlijk op 31 augustus 2022 terugbetaald zou worden. Dassenborgh betwist echter dat het om een geldlening gaat en stelt dat het een investeringsbijdrage betrof in een voorgenomen samenwerking die niet is doorgegaan.
De rechtbank heeft de vordering van eiser toegewezen. De rechtbank oordeelt dat uit de in het geding gebrachte correspondentie blijkt dat eiser het bedrag van € 50.000 daadwerkelijk als een lening aan Dassenborgh heeft verstrekt. Dassenborgh heeft in haar correspondentie niet betwist dat er een leningsovereenkomst was en heeft zelfs een deel van het bedrag terugbetaald. De rechtbank concludeert dat Dassenborgh onvoldoende heeft gemotiveerd dat het bedrag niet als lening is verstrekt. Eiser heeft ook een faillissementsaanvraag ingediend tegen Dassenborgh, die door de rechtbank Midden-Nederland is afgewezen vanwege het ontbreken van een steunvordering.
De rechtbank heeft Dassenborgh veroordeeld tot betaling van het gevorderde bedrag, de wettelijke rente, de beslagkosten en de proceskosten. Het vonnis is uitgesproken op 22 januari 2025 door mr. L.J. de Kerpel-van de Poel.