ECLI:NL:RBGEL:2025:1380

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 februari 2025
Publicatiedatum
20 februari 2025
Zaaknummer
05-203801/24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen woninginbraak, opzetheling, diefstal, poging tot diefstal d.m.v. braak en twee diefstallen d.m.v. braak

Op 21 februari 2025 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van meerdere misdrijven, waaronder woninginbraak, opzetheling en diefstal. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het medeplegen van een woninginbraak op 23 juni 2024, waarbij meerdere goederen uit de woning van het slachtoffer, de heer [slachtoffer 8], waren weggenomen. De verdachte werd aangetroffen in de woning, waar hij zich had opgesloten op het toilet. De rechtbank stelde vast dat de verdachte en zijn medeverdachte de toegang tot de woning hadden verkregen door middel van braak. De rechtbank achtte het wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich de goederen had toegeëigend door deze in tassen te stoppen, ondanks dat hij de woning niet ongezien had kunnen verlaten. Daarnaast werd de verdachte ook schuldig bevonden aan opzetheling van een elektrische fiets en aan meerdere diefstallen uit voertuigen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 14 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals toezicht door de reclassering en opname in een zorginstelling. De rechtbank weigerde de door de verdediging aangevoerde schending van de rechten van de verdachte tijdens de aanhouding te erkennen als reden voor strafvermindering.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers: 05/203801-24, 05/164276-24, 05/165445-24 (gev. ttz) en 05/141030-23 (tul)
Datum uitspraak : 21 februari 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1983 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven op het adres: [adres 1] in [postcode] in [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de PI [verblijfplaats] .
raadsvrouw: mr. A. van der Poel, advocaat in Apeldoorn .
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van de vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging, bij dagvaarding met parketnummer 05/203801-24 ten laste gelegd dat:
Parketnummer 05/203801-24
hij op of omstreeks 23 juni 2024 te [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten de [adres 2] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en),
een schroevendraaier en/of
een of meerdere lepel(s) en/of
een of meerdere (zonne)bril(len) en/of
een of meerdere horloge(s) (merk Guess en/of Prisma) en/of
een (zak)horloge (merk Star Wars) en/of
een (pillen)doosje en/of
een parfum (merk Ilvande Gold Asset) en/of
een of meerdere siera(a)d(en) en/of
een (rug)tas en/of een portemonnee (met inhoud) en/of
een of meerdere USB-stick(s) en/of
een geheugenkaart en/of
een onderscheidingsspeld en/of
een digitaal ontvanger en/of
een of meerdere fotocamera's (merk Canon en Nikon) en/of
een hoofdtelefoon (merk Apple) en/of
een hangslot en/of handschoen(en) (merk Msafe) en/of
een sieradendoos en/of
een acculader en/of een accu (merk Nikon) en/of
een flesopener en/of
een geldmunt
een identiteitskaart (ten name van [naam 1] ) en/of
een of meerder len(s)(z)(en) (merk Olympus en/of Sigma) en/of
een flits en/of lamp (merk Olympus) en/of
een of meerdere (camera) tas(s)(en) (merk Flamingo en/of Olympus
en/of Sony en/of Zoom) en/of
een elektrische fiets (merk Koga) en/of
een sleutelbos en/of
een brillenhoes,
en/of een brief van Interhome (ten name van [slachtoffer 8] ),
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 8] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming.
Parketnummer 05/164276-24
hij op of omstreeks 15 mei 2024 te [plaats] , een elektrische fiets, althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 15 mei 2024 te [plaats] een fiets, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Parketnummer 05/165445-24
1.
hij in of omstreeks de periode tussen 16 mei 2024 tot en met 17 mei 2024 te [plaats] , althans in Nederland, meerdere, althans een, goed(eren), te weten een Samsung telefoon en/of een
portemonnee met inhoud (bankpassen/betaalpassen) en/of (ongeveer) 50 euro, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode tussen 16 mei 2024 tot en met 17 mei 2024 te [plaats] , althans in Nederland, opzettelijk meerdere, althans een, goed(eren), te weten een Samsung telefoon en/of een portemonnee met inhoud (bankpassen/betaalpassen) en/of (ongeveer) 50 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als vinder, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2.
hij in of omstreeks de periode tussen 16 mei 2024 tot en met 17 mei 2024 te [plaats] , althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om (uit een voertuig) goederen en/of geld, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goederen en/of geld onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming, naar het voertuig toe is gegaan en/of (met een Lifehammer) een ruit in te slaan en/of plaats te nemen in het voertuig en/of op zoek is gegaan naar (waardevolle) goederen en/of geld, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode tussen 16 mei 2024 tot en met 17 mei 2024 te [plaats] , althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een voertuig (kenteken [kenteken 1] ), in elk geval enig
goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
3.
hij in of omstreeks de periode tussen 16 mei 2024 tot en met 17 mei 2024 te [plaats] , althans in Nederland, meerdere, althans een, goed(eren), te weten waterfles en/of fleecedeken en/of verbanddoos en/of cd's en/of een zonnebril, in elk geval enig goed, dat/die geheel
of ten dele aan [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode tussen 16 mei 2024 tot en met 17 mei 2024 te [plaats] , althans in Nederland, opzettelijk meerdere, althans een, goed(eren), te weten waterfles en/of fleecedeken en/of verbanddoos en/of cd's en/of een zonnebril, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als vinder, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
4.
hij in of omstreeks de periode tussen 16 mei 2024 tot en met 17 mei 2024 te [plaats] , althans in Nederland, meerdere, althans een, goed(eren), te weten enkele 0,50 munten en/of CD's, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 7] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode tussen 16 mei 2024 tot en met 17 mei 2024 te [plaats] , althans in Nederland, opzettelijk meerdere, althans een, goed(eren), te weten enkele 0,50 munten en/of CD's, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 7] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als vinder, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Parketnummer 05/203801-24 [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Tussen 20 juni 2024 en 23 juni 2024 werd er in de woning van [slachtoffer 8] aan de [adres 2] in [plaats] ingebroken. De hele woning was overhoop gehaald. In de aanbouw van de woning was een ruit van een raam verbroken. Onder andere de volgende goederen ontbraken:
  • een kleine kluis;
  • een elektrische fiets (merk Koga);
  • een brillenhoes;
  • een identiteitskaart (ten name van [naam 1] ).
Verdachte en [naam 2] werden op 23 juni 2024 aangetroffen in de woning. [3] Verdachte had toen hij op het toilet van de woning werd aangetroffen twee tassen bij zich. In de tassen zaten de volgende goederen:
In een beige blauwe schoudertas:
  • een schroevendraaier;
  • 6 lepels;
  • een zonnebril;
  • een horloge (merk Guess);
  • een horloge (merk Prisma);
  • een zakhorloge (merk Star Wars);
  • een pillen/sieradendoosje;
  • parfum (merk Ilvande Gold Asset);
  • een bril, rooskleurig frame;
  • een ring, goudkleurig met ovaal steen;
  • een armband, zilverkleurig;
  • een speldje, avondvierdaagsen;
  • een ketting, zilverkleurig.
In een zwarte lederlook rugzak:
  • een portemonnee met verschillende pasjes op naam van [slachtoffer 8] ;
  • 4 USB-sticks;
  • een geheugenkaart;
  • een onderscheidingsspeld, ridderorde;
  • een digitaal ontvanger;
  • een fotocamera (merk Canon)
  • een fotocamera (merk Nikon)
  • een hoofdtelefoon (merk Apple);
  • een hangslot;
  • handschoenen (merk Msafe);
  • een sieradendoos;
  • een acculader en een accu (merk Nikon);
  • een flesopener;
  • een geldmunt.
Foto’s van deze aangetroffen goederen zijn aan [slachtoffer 8] getoond. [slachtoffer 8] herkende meerdere goederen als afkomstig uit zijn woning. [5]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde. De officier van justitie heeft zich daarbij op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het medeplegen van de woninginbraak.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdacht zich het tenlastegelegde niet kan herinneren. Daarnaast heeft verdachte de spullen die bij hem zijn aangetroffen niet meegenomen. Verdachte heeft de woning immers niet verlaten. Daarnaast kent hij medeverdachte [medeverdachte] niet en had hij geen weet van de spullen die bij [medeverdachte] in beslag zijn genomen.
Beoordeling door de rechtbank
Op 22 juni 2024 omstreeks 23:28 uur reed verbalisant [verbalisant 1] in de richting van de [fabriek] in [plaats] . Ter hoogte van de [straatnaam 1] werd medeverdachte [medeverdachte] staande gehouden. In diens zak vond [verbalisant 1] een ID-kaart van [naam 1] en een afschrift van de RDW op naam van [naam 1] e/v [slachtoffer 8] woonachtig aan de [adres 2] . [6]
[naam 2] verklaarde dat hij in de nacht van 23 juni 2024 samen met [verdachte] (de rechtbank begrijpt: verdachte) bij de woning aan de [adres 2] in [plaats] aankwam. Verdachte bood [naam 2] een slaapplek aan in de woning. Toen [naam 2] binnenkwam, wist hij dat er in de woning was ingebroken. Het was een rotzooi in de woning en er was een ruit ingeslagen. Verdachte had een zwarte rugzak bij zich toen hij de woning binnenkwam. Tijdens het verhoor werden er foto’s aan [naam 2] getoond van uit de woning weggenomen goederen. [naam 2] herkende op een van de foto’s twee horloges die verdachte in zijn bijzijn uit zijn zak tevoorschijn had gehaald. [7]
De rechtbank stelt vast dat verdachte in de woning aan de [adres 2] in [plaats] is geweest en dat hij meerdere goederen in twee rugzakken had zitten. De rechtbank gaat er vanuit dat deze goederen uit de woning afkomstig waren. [slachtoffer 8] heeft namelijk hiervan goederen herkend op foto’s die aan hem zijn getoond en ook [naam 2] heeft een tweetal voorwerpen herkend die bij verdachte zijn aangetroffen.
Voltooide diefstal
Anders dan door de raadsvrouw bepleit, is de rechtbank van oordeel dat verdachte de goederen die bij hem zijn aangetroffen heeft weggenomen. Doordat hij de voorwerpen in tassen heeft gestopt, waaronder een tas die hij bij zich had toen hij met [naam 2] naar de woning ging, heeft hij de beschikkingsmacht over de voorwerpen in de tassen verkregen. Deze voorwerpen waren afkomstig uit de woning van [slachtoffer 8] . Dat verdachte niet ongezien de woning heeft kunnen verlaten met de gevulde tassen, maakt niet dat sprake is van een onvoltooide diefstal. Op het moment dat verdachte de goederen in de tassen heeft gestopt, heeft hij zich de goederen namelijk al wederrechtelijk toegeëigend.
Medeplegen
De rechtbank stelt op basis van bovengenoemde bewijsmiddelen vast dat er op 23 juni 2024 twee personen in de woning aan de [adres 2] in [plaats] waren. Gelet hierop en op het feit dat de hele woning overhoop is gehaald, dat er bij verschillende personen goederen uit de woning zijn aangetroffen en dat deze goederen op verschillende plekken binnen en buiten de woning zijn aangetroffen, is de rechtbank van oordeel dat de woninginbraak door meerdere personen is gepleegd.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte omstreeks 23 juni 2024 tezamen en in vereniging met (een) ander(en) meerdere goederen uit de woning van [slachtoffer 8] heeft weggenomen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
De rechtbank kan op basis van het dossier echter niet vaststellen dat de bij de [fabriek] aangetroffen fotocamera’s met toebehoren uit de woning van [slachtoffer 8] afkomstig zijn. De rechtbank zal verdachte partieel vrijspreken van de diefstal van die goederen.
Parketnummer 05/164276-24 [8]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair ten laste gelegde feit.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van het bewijs.
Beoordeling door de rechtbank
[slachtoffer 1] deed op 27 april 2024 aangifte van diefstal van haar elektrische fiets met framenummer [framenummer] . Zij had op 26 april 2024 haar fiets dubbel op slot gedaan in de Hoofdstraat in [plaats] . [9]
Verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] reden op 15 mei 2024 omstreeks 18:35 uur op de [straatnaam 4] in [plaats] . Zij hoorden een persoon luid roepen. Deze persoon, [naam 3] , vertelde [verbalisant 3] dat hij een “dakloze” de parkeergarage in zag lopen met een fiets. Daarbij tilde de persoon de fiets aan de achterkant op. [verbalisant 3] liep naar de parkeergarage en trof daar verdachte met de fiets. [verbalisant 3] zag dat de fiets gesignaleerd stond als gestolen. [10]
Verbalisant [verbalisant 4] onderzocht de inbeslaggenomen fiets en een inbeslaggenomen sleutelbos van verdachte. Verbalisant zag dat de fiets twee sloten bevatte. Verbalisant duwde alle sleutels van de sleutelbos in de sloten. Geen enkele sleutel paste in een van de sloten. [11]
Vanaf pagina 43 van het dossier zijn foto’s in het dossier opgenomen. De rechtbank neemt op foto 4 (pagina 46) waar dat de inbeslaggenomen fiets voorzien was van framenummer [framenummer] . [12]
Verdachte verklaarde tijdens het verhoor bij de politie dat hij de fiets heeft gekocht op het [locatie] in [plaats] . Hij betaalde met drugs en tien euro. De drugs had een waarde van ongeveer 10 euro. Verdachte herkende de door hem gekochte fiets op een getoonde foto van de inbeslaggenomen fiets. [13]
Gelet op bovengenoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte de gestolen elektrische fiets van [slachtoffer 1] voorhanden had. De fiets was middels twee sloten afgesloten. Verdachte was niet in het bezit van de sleutels van deze sloten. Er is een foto van de fiets aan verdachte getoond en verdachte heeft deze fiets herkend als de fiets die hij had gekocht. De rechtbank gaat uit van die verklaring. Nu verdachte een afgesloten elektrische fiets heeft gekocht -zonder bijbehorende sleutels- voor € 10,- cash en drugs ter waarde van € 10,-, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dan dat verdachte wist dat hij een gestolen fiets kocht.
Verdachte kwam tijdens het verhoor bij de politie terug op zijn verklaring. Verdachte kreeg naar eigen zeggen een black-out en zei dat hij
geen elektrischefiets had gekocht. De rechtbank acht deze verklaring onaannemelijk, omdat hij wel met die elektrische fiets onderweg was.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling.
Parketnummer 05/165445-24 [14]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1, primair, feit 2, primair, feit 3, primair, en feit 4, primair, tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 1, primair, vrijspraak bepleit. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat verdachte de spullen heeft gevonden. Ten aanzien van feit 1, subsidiair, refereert de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 2, primair, vrijspraak bepleit. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat verdachte in het voertuig is gaan zitten om droog te kunnen overnachten. Verdachte is uit het voertuig gegaan toen hij werd betrapt. Verdachte heeft geen oogmerk gehad om iets weg te nemen. Ten aanzien van feit 2, subsidiair, refereert de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank.
Ten aanzien van feit 3 refereert de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank.
De raadsvrouw heeft ten aanzien van feit 4 vrijspraak bepleit. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat verdachte ontkent een ruit in te hebben geslagen. Daarnaast zijn er geen cd’s of munten van 50 cent bij verdachte aangetroffen.
Beoordeling door de rechtbank
Diefstal portemonnee en telefoon van [slachtoffer 2] (feit 1)
Verdachte werd op 17 mei 2024 omstreeks 00:15 uur aangehouden nadat hij op 16 mei 2024 om 20:25 uur na een aanhouding op 15 mei 2024 was heengezonden. Verdachte was tijdens zijn aanhouding op 17 mei 2024 in het bezit van onder andere diverse pasjes op naam van [slachtoffer 2] , een mobiele telefoon (merk/type Samsung A54 5G), die verdachte op 15 mei 2024 niet in zijn bezit had. De goederen werden door verbalisanten [verbalisant 5] en [verbalisant 6] in beslaggenomen. [15]
[slachtoffer 2] was op 16 mei 2024 omstreeks 23:20 uur op de [straatnaam 5] in [plaats] om een defecte bus te laden. Hij sloot de cabine van zijn voertuig niet af. Toen hij op 17 mei 2024 omstreeks 00:05 uur terug in de cabine kwam, zag hij dat zijn portemonnee en telefoon (merk/type Samsung A54 5G) waren weggenomen. In de portemonnee zaten diverse pasjes, waaronder een Rabobank bankpas en creditcard. [slachtoffer 2] reed naar het politiebureau aan de [adres 4] in [plaats] . Daar belde verbalisant [verbalisant 7] naar het telefoonnummer van [slachtoffer 2] . [verbalisant 7] hoorde een telefoon afgaan binnen het politiebureau. Uit een inbeslaggenomen tas kwam het geluid van een overgaande mobiele telefoon. [slachtoffer 2] herkende het geluid van de afgaande mobiele telefoon als die van hem. In de inbeslaggenomen tas zaten een Rabobank bankpas en creditcard die [slachtoffer 2] herkende als die van hem. Ook de telefoon uit de tas herkende hij als zijn telefoon. [16]
De rechtbank stelt op basis van het voorgaande vast dat verdachte op 17 mei 2025 in het bezit was van de mobiele telefoon (Samsung A54 5G) en Rabobank bankpas en creditcard van [slachtoffer 2] . Tussen de diefstal van voornoemde goederen en de aanhouding van verdachte zit minder dan 45 minuten. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat verdachte deze goederen heeft weggenomen.
De verklaring van verdachte dat hij de pasjes en de telefoon heeft gevonden, acht de rechtbank niet concreet en verifieerbaar. Gelet op het korte tijdsbestek van de diefstal en de aanhouding van verdachte, acht de rechtbank het bovendien niet aannemelijk dat iemand anders die waardevolle spullen heeft gestolen, vrijwel direct daarna achtergelaten, en dat verdachte die goederen vervolgens heeft gevonden. Dit scenario wordt daarom terzijde geschoven.
De conclusie is dat de rechtbank wettig en overtuigend bewezen acht dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de onder feit 1, primair, tenlastegelegde diefstal.
Poging tot diefstal uit een voertuig van [slachtoffer 3] (feit 2)
[slachtoffer 4] parkeerde op 16 mei 2024 een opleggervoertuig met kenteken [kenteken 2] voor het bedrijf van hem en zijn vrouw [slachtoffer 3] aan de [adres 3] in [plaats] . Het voertuig staat op naam van zijn vrouw. [slachtoffer 4] werd diezelfde dag omstreeks 21:15 uur gebeld door zijn zwager. Zijn zwager vertelde hem dat de oplegger was vernield en dat hij een man had betrapt in het voertuig. [slachtoffer 4] bekeek de camerabeelden van het bedrijfspand en zag een man langs het voertuig lopen. De man klom in de auto die op de oplegger stond. Vervolgens liep de man richting de bijrijderskant van de oplegger. De man pakte een lifehammer en sloeg de ruit van het voertuig in. Vervolgens stapte de man het voertuig in, deed daar zijn behoefte in een emmer en stond bij het portier. [17]
Verdachte verklaarde bij de politie dat hij zichzelf herkende op de camerabeelden. Verdachte zag zichzelf op de beelden een ruit inslaan. Hij ging in het voertuig zitten en haalde onzin uit. Hij was onder invloed van alcohol en denkt te zijn gevlucht toen een getuige hem in het voertuig zag. Hij nam niets mee uit het voertuig. Hij liet alles achter. [18]
Gelet op de aangifte van [slachtoffer 4] en de verklaring van verdachte stelt de rechtbank vast dat verdachte op 16 mei 2024 een ruit van een oplegger heeft ingeslagen om het voertuig te kunnen betreden. Verdachte is gevlucht toen hij betrapt werd. De rechtbank is van oordeel dat verdachte niet enkel de ruit heeft ingeslagen om zo een slaapplek te bemachtigen. Hij is in het voertuig gaan zitten en heeft naar eigen zeggen “onzin uitgehaald”. De rechtbank leidt uit die verklaring af dat verdachte op zoek was naar goederen en niet naar een slaapplek.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot diefstal door middel van braak, zoals onder feit 1, primair, tenlastegelegd.
Diefstal uit de voertuigen van [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] (feiten 3 en 4)
Getuige [getuige] zag op 16 mei 2024 een man in een oplegger aan de [adres 3] in [plaats] zitten waarvan de ruit van het portier aan de bijrijderskant was vernield. [getuige] sprak de man aan. Na het aanspreken, slaan en schoppen van de man door [getuige] , rende de man in de richting van de Aldi. [getuige] hoorde van een buurvrouw dat de man op de parkeerplaats van de Aldi liep. [getuige] liep daar vervolgens heen en zag dat diezelfde man in een personenauto van het merk BMW zat. [getuige] zag dat van dit voertuig ook een ruit stuk was. Toen [getuige] de man aansprak, stapte de man uit en rende weg. [19]
[slachtoffer 6] parkeerde op 16 mei 2024 omstreeks 18:00 uur haar auto (Opel Corsa) op de parkeerplaats naast haar huis aan de [straatnaam 2] in [plaats] . Dit was een parkeerplaats voor de Aldi. Naast schade aan de buitenspiegel, had haar auto geen schade. Omstreeks 21:00 uur diezelfde dag belde de buurvrouw aan om te vragen of de Opel Corsa van haar en haar vriend was. Er was namelijk een ruit ingetikt. [slachtoffer 6] keek in haar auto en zag dat het raam aan de bijrijderskant kapot was. Zij miste de volgende spullen uit haar auto: een blauwe waterfles, een grijs/blauw geruite vliesdeken, een verbanddoos, cd’s en een zonnebril. [20]
[slachtoffer 7] parkeerde op 16 mei 2024 omstreeks 15:00 uur zijn auto (BMW) onbeschadigd op de parkeerplaats aan de [straatnaam 3] in [plaats] . Omstreeks 21:00 uur diezelfde dag belde een buurvrouw aan. De buurvrouw vertelde [slachtoffer 7] dat van een personenauto die op de parkeerplaats geparkeerd stond het portierraam was vernield. Dit bleek om de auto van zijn partner te gaan (de rechtbank begrijpt: [slachtoffer 6] ). Gelijk voor de auto van zijn partner, stond zijn auto geparkeerd. [slachtoffer 7] zag dat het rechter portierraam van zijn BMW ook was vernield. [slachtoffer 7] mist enkele cd’s en 50 eurocentmunten. [21]
Verdachte was tijdens zijn aanhouding op 17 mei 2024 in het bezit van onder andere een doek/deken (blauw, wit, bruin geblokt), een EHBO-set en een flesje water (blauw), die verdachte op 15 mei 2024 niet in zijn bezit had. Ook had hij een oranje lifehammer bij zich. [22]
De rechtbank stelt op basis van de genoemde bewijsmiddelen onder feit 2 vast dat de man die [getuige] zag, verdachte betreft. Op basis van de verklaring van [getuige] stelt de rechtbank verder vast dat verdachte in de BMW van [slachtoffer 7] heeft gezeten en is weggegaan nadat hij werd betrapt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte degene is geweest die nadat hij had gepoogd een diefstal te plegen (feit 2) naar het parkeerterrein van de Aldi is gerend. Daar heeft verdachte de ruit van het voertuig van [slachtoffer 7] ingetikt en goederen uit die auto weggenomen. Aangezien de auto van [slachtoffer 7] voor de auto van [slachtoffer 6] stond geparkeerd, bij de auto van [slachtoffer 6] ook een ruit was ingetikt en goederen waren weggenomen, acht de rechtbank bewezen dat verdachte ook in de auto van [slachtoffer 6] heeft ingebroken. De verklaring van verdachte dat hij de goederen heeft gevonden acht de rechtbank ongeloofwaardig, nu verdachte in en/of bij de auto’s is gezien en verdachte ongeveer drie uur later is aangehouden. Bij zijn aanhouding had verdachte goederen in zijn bezit afkomstig uit de auto van [slachtoffer 6] (doek/deken, EHBO-set en waterfles). Dat niet alle weggenomen goederen uit de auto van [slachtoffer 6] en [slachtoffer 7] zijn aangetroffen bij verdachte, betekent niet dat verdachte de goederen niet uit de auto’s heeft weggenomen.
Concluderend acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 3, primair, en feit 4, primair, tenlastegelegde, te weten twee diefstallen door middel van braak.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder parketnummer 05/203801-24, onder parketnummer 05/164276-24, primair, en het onder parketnummer 05/165445-24 feit 1, primair, feit 2, primair, feit 3, primair en feit 4, primair, tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Parketnummer 05/203801-24
hij
op ofomstreeks 23 juni 2024 te [plaats] ,
althans in Nederland,tezamen en in vereniging met een of meer anderen
, althans alleenin een woning
en/of op een besloten erf waarop een woning stond,te weten de [adres 2] , alwaar verdachte en
/ofzijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond
(en
),
een schroevendraaier en
/of
een ofmeerdere lepel
(s
)en
/of
een
zonnebril en een brilof meerdere (zonne)bril(len)en
/of
een ofmeerdere horloge
(s
) (merk Guess en
/ofPrisma
)en
/of
een
(zak
)horloge
(merk Star Wars
)en
/of
een
(pillen
)doosje en
/of
een parfum
(merk Ilvande Gold Asset
)en
/of
een ofmeerdere siera
(a)d
(en
)en
/of
een (rug)tas en/ofeen portemonnee
(met inhoud
)en
/of
een ofmeerdere USB-stick
(s
)en
/of
een geheugenkaart en
/of
een onderscheidingsspeld en
/of
een digitaal ontvanger en
/of
een ofmeerdere fotocamera's
(merk Canon en Nikon
)en
/of
een hoofdtelefoon
(merk Apple
)en
/of
een hangslot en
/ofhandschoen
(en
) (merk Msafe
)en
/of
een sieradendoos en
/of
een acculader en
/ofeen accu
(merk Nikon
)en
/of
een flesopener en
/of
een geldmunt
en
een identiteitskaart
(ten name van [naam 1]
)en
/of
een of meerder len(s)(z)(en) (merk Olympus en/of Sigma) en/of
een flits en/of lamp (merk Olympus) en/of
een of meerdere (camera) tas(s)(en) (merk Flamingo en/of Olympus
en/of Sony en/of Zoom) en/of
een elektrische fiets
(merk Koga
)en
/of
een sleutelbos en
/of
een brillenhoes,
en
/ofeen brief van Interhome (ten name van [slachtoffer 8]
),
in elk geval enig goed, dat/die geheel
of ten deleaan [slachtoffer 8]
, in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)toebehoorde
(n
)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en
/ofzijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf
heeft/hebben verschaft en
/of dat/die weg te nemen
goed/goederen onder
zijn/haar/hun bereik
heeft/hebben gebracht door middel van braak
, verbreking en/of inklimming.
Parketnummer 05/164276-24
hij op
of omstreeks15 mei 2024 te [plaats] , een elektrische fiets
, althans een goed heeft verworven,voorhanden heeft gehad
, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van
de verwerving ofhet voorhanden krijgen van dit goed wist
, althans redelijkerwijs had moeten vermoedendat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Parketnummer 05/165445-24
1.
hij in
of omstreeksde periode tussen 16 mei 2024 tot en met 17 mei 2024 te [plaats] ,
althans in Nederland, meerdere
, althans een,goed
(eren
), te weten een Samsung telefoon en
/ofeen portemonnee met inhoud
(bankpassen
/betaalpassen) en/of (ongeveer) 50 euro, in elk geval enig goed, dat/die geheel
of ten deleaan [slachtoffer 2]
, in elk geval aan een andertoebehoorde
(n
)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2.
hij
opin of omstreeks de periode tussen16 mei 2024
tot en met 17 mei 2024te [plaats] ,
althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
(uit een voertuig
)goederen en
/ofgeld
, in elk geval enig goed,
dat/die geheel
of ten deleaan [slachtoffer 3]
en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] , in elk geval aan een andertoebehoorde
(n
)weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen
en/of dat/die weg te nemen goederen en/of geld onder zijn bereik te brengendoor middel van braak
en/of verbreking en/of inklimming, naar het voertuig toe is gegaan en
/of (met een Lifehammer
)een ruit in te slaan en
/ofplaats te nemen in het voertuig en
/ofop zoek is gegaan naar
(waardevolle)goederen en
/ofgeld, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3.
hij
opin of omstreeks de periode tussen16 mei 2024
tot en met 17 mei 2024te [plaats] ,
althans in Nederland, meerdere
, althans een,goed
(eren
), te weten
eenwaterfles en
/ofeenfleecedeken en
/ofeenverbanddoos en
/ofcd's en
/ofeen zonnebril,
in elk geval enig goed, dat/die geheel
of ten deleaan [slachtoffer 6]
, in elk geval aan een andertoebehoorde
(n
)heeft
weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en
/ofdie weg te nemen goed
erenonder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
en/of verbreking en/of inklimming;
4.
hij
opin of omstreeks de periode tussen16 mei 2024
tot en met 17 mei 2024te [plaats] ,
althans in Nederland, meerdere
, althans een,goed
(eren
), te weten enkele 0,50 munten en
/ofcd's,
in elk geval enig goed, dat/die geheel
of ten deleaan [slachtoffer 7]
, in elk geval aan een andertoebehoorde
(n
)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk
toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en
/ofdie weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak
en/of verbreking en/of inklimming.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
parketnummer 05/203801-24
diefstal door twee of meer verenigde personen in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
parketnummer 05/164276-24, primair,
opzetheling.
parketnummer 05/165445-24
feit 1, primair:
diefstal;
feit 2, primair:
poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
feit 3, primair, en feit 4, primair:
diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 14 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering (Sv), waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. De officier van justitie vordert dat aan de voorwaardelijke gevangenisstraf de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld zoals geadviseerd door de reclassering in het rapport van 20 januari 2025, met toevoeging van de bijzondere voorwaarden controle van middelengebruik en begeleid wonen. Er is volgens de officier van justitie wat betreft de aanhouding van verdachte in de woning van [slachtoffer 8] geen sprake van een vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat sprake is van een schending in de zin van artikel 359a Sv. Er is disproportioneel geweld tegen verdachte gebruikt tijdens de aanhouding. Dit is in strijd met de lichamelijke integriteit ex artikel 3 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Dit moet leiden tot strafvermindering.
De raadsvrouw heeft een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest bepleit. Er is geen sprake van recidive. De straf kan volgens de raadsvrouw worden aangevuld met een voorwaardelijk strafdeel met daaraan gekoppeld de door de reclassering gestelde bijzondere voorwaarden, met uitzondering van het drugsverbod. In plaats van het drugsverbod verzoekt de raadsvrouw controle op middelengebruik als bijzondere voorwaarde op te leggen. Tot slot verzoekt de raadsvrouw om begeleid wonen als afzonderlijke bijzondere voorwaarde toe te voegen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich op 23 juni 2024 schuldig gemaakt aan het medeplegen van een woninginbraak. De hele woning is overhoop gehaald en het slachtoffer, de heer [slachtoffer 8] , mist meerdere goederen. Terwijl [slachtoffer 8] van een vakantie genoot, nam verdachte de woning samen met anderen over. Verdachte werd op het toilet van de woning aangetroffen, waar hij zich al geruime tijd bleek te hebben opgesloten. Daarnaast werd in een slaapkamer een kennis van verdachte aangetroffen. Onder de weggenomen goederen bevonden zich onder andere een bij een medeverdachte aangetroffen ID-kaart op naam van de overleden echtgenoot van [slachtoffer 8] en sieraden. Dit betreffen persoonlijke spullen met een grote emotionele waarde. Dit en het overnemen van de woning waarbij een grote chaos is gecreëerd neemt de rechtbank verdachte bijzonder kwalijk. Daarnaast heeft verdachte zich in mei 2024 schuldig gemaakt aan opzetheling, diefstal, poging tot diefstal door middel van braak en twee diefstallen door middel van braak. Verdachte heeft bij het plegen van deze feiten enkel oog gehad voor zijn eigen financiële gewin. Het zijn daarnaast feiten die in het algemeen, naast financiële schade, veel hinder en overlast met zich brengen.
De rechtbank heeft kennis genomen van de justitiële documentatie van verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte al eerder in aanraking met politie en justitie is geweest voor het plegen van lichtere vermogensfeiten. Verdachte is in 2021 tot en met 2023 meermalen veroordeeld voor diefstallen, hetgeen in het nadeel van verdachte werkt.
De rechtbank houdt verder rekening met de rapportage van de reclassering van 20 januari 2025. Verdachte komt sinds 2021 in beeld vanwege vermogensdelicten, waarbij de frequentie en ernst sinds 2024 lijken toe te nemen. Dit baart de reclassering zorgen. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. Er is sprake van problemen op alle leefgebieden en verdachte lijkt onvoldoende in staat om hier zelf verandering in aan te brengen. Gedurende zijn voorlopige hechtenis is de houding van verdachte veranderd. Hij is meer verantwoordelijkheid gaan nemen voor de problemen die zich in zijn leven voordoen, ondanks dat ook veel hiervan voortkomt uit traumatische ervaringen die hem zijn overkomen. Verdachte is gestart met traumabehandeling en is intrinsiek gemotiveerd om dit na detentie voort te zetten. Uit verdiepingsdiagnostiek komt naar voren dat er noodzaak gezien wordt voor een klinisch behandeltraject met een ambulant vervolgtraject. De reclassering ziet voldoende aanknopingspunten voor het inzetten van interventies in het kader van een toezicht, waarbij het noodzakelijk is dat een klinisch traject direct aansluit op de detentie van verdachte. Verdachte is reeds aangemeld via het Informatiesysteem Forensische Zorg (IFZO) voor een dergelijke klinische behandeling. Er is nog geen concrete informatie over in welke kliniek verdachte geplaatst kan worden en of er sprake is van een wachtlijst. Indien de beoogde kliniek geen plek heeft aansluitend op detentie, dan is de Divisie Individuele Zaken (DIZ) verantwoordelijk om overbruggingszorg te realiseren. De reclassering adviseert een (deels) voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden: meldplicht, opname in een zorginstelling en een drugsverbod.
De raadsvrouw heeft bepleit dat sprake is van een vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv omdat bij de aanhouding van verdachte onnodig geweld zou zijn toegepast en dat dit zou moeten leiden tot strafvermindering. De rechtbank ziet in de manier waarop verdachte is aangehouden geen aanleiding om tot strafvermindering te komen en overweegt hierover het volgende. [naam 4] was op 23 juni 2024 in de woning van zijn schoonvader, de heer [slachtoffer 8] . [naam 4] is werkzaam bij de politie, maar had die dag geen dienst. Terwijl [naam 4] wachtte op de forensische opsporing ontdekte hij verdachte op de wc in het huis. Hij heeft snel moeten handelen en besloot verdachte aan te houden. Hierover heeft hij een proces-verbaal van bevindingen opgemaakt. Hierin staat dat verdachte niet luisterde naar de commando’s die [naam 4] hem gaf en dat hij zich hevig verzette tijdens zijn aanhouding. Verdachte ging daarbij volgens hem volledig door het lint, terwijl [naam 4] slecht zicht op de handen van verdachte kreeg. Nadat de inmiddels geboeide verdachte door andere politieagenten van de grond werd getild, zag [naam 4] op de vloer een ingeklapt mes liggen dat eerder nog niet op de grond lag. Dit sterkte [naam 4] in de veronderstelling dat verdachte tijdens zijn verzet mogelijk dit mes heeft willen pakken en daarom telkens met zijn linkerarm uit beeld verdween.
De rechtbank heeft onvoldoende reden om te twijfelen aan de inhoud van dit proces-verbaal, nu dit op ambtsbelofte is opgemaakt. De rechtbank ziet de noodzaak van het ingrijpen en gebruiken van geweld door [naam 4] . De rechtbank is van oordeel dat dit geweld niet disproportioneel is geweest.
De rechtbank heeft bij de oplegging van de straf acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting die rechters hanteren. De ernst van de feiten, bezien in het licht van de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, rechtvaardigt een forse gevangenisstraf. De rechtbank ziet echter in de persoonlijke omstandigheden van verdachte aanleiding om een gedeelte van deze gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. Dit als stok achter de deur om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen en om daaraan de geadviseerde bijzondere voorwaarden te koppelen. De rechtbank acht de eis van de officier van justitie passend en geboden.
Alles overziend, zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 14 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Dit is gelijk aan de eis van de officier van justitie. De rechtbank zal naast de algemene voorwaarden bijzondere voorwaarden opleggen in de vorm van een meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling, meewerken aan middelencontrole (in plaats van een drugsverbod) en begeleid wonen of maatschappelijke opvang.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

[slachtoffer 3]
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft in verband met parketnummer 05/165445-24 feit 2 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 325,- aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de nieuwe ruit (€ 265,-) kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Voor het overige deel aan materiële schade heeft de officier van justitie verzocht de vordering af te wijzen.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen danwel dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard. De schadeposten zijn niet onderbouwd. Daarnaast blijkt niet dat verdachte zijn ontlasting heeft gedaan in de auto, maar in een emmer. Schoonmaakkosten zijn daarom zonder nadere onderbouwing niet vereist.
Overweging van de rechtbank
De vordering betreft twee schadeposten, namelijk kosten voor een nieuwe ruit (€ 265,-) en kosten voor het reinigen van de auto (€ 60,-). Deze schadebedragen zijn niet door de benadeelde partij met stukken onderbouwd. De rechtbank is echter van oordeel dat het bedrag voor een nieuwe ruit redelijk is. De kosten voor het reinigen van de auto acht de rechtbank ook redelijk en noodzakelijk, nu een voor de benadeelde partij onbekende man zijn behoefte, ook al was dit in een emmer, heeft gedaan in haar voertuig. De rechtbank schat de schade daarom op € 325,- (€ 265,- + € 60,-) en wijst dit bedrag toe.
Verdachte is vanaf 16 mei 2024 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
[slachtoffer 6]
De benadeelde partij [slachtoffer 6] heeft in verband met parketnummer 05/165445-24 feit 3 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 327,39 aan materiële schade voor herstellen van een ingeslagen autoraam, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen.
Overweging van de rechtbank
Het gevorderde bedrag van herstel van het ingeslagen autoraam van € 327,39, dat is onderbouwd en niet is betwist, wijst de rechtbank toe.
Verdachte is vanaf 16 mei 2024 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De vordering tot tenuitvoerlegging (parketnummer 05/141030-23)

De politierechter van de rechtbank Gelderland heeft verdachte op 22 juni 2023 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken.
De officier van justitie vordert de tenuitvoerlegging van die straf.
De raadsvrouw heeft afwijzing van de vordering tenuitvoerlegging bepleit. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat toewijzing van de vordering niet opportuun is.
Bewezen is dat verdachte zich binnen de proeftijd opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit. De rechtbank is van oordeel dat de voorwaardelijk opgelegde straf daarom ten uitvoer moet worden gelegd.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 57, 310, 311 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
14 (veertien) maanden;
  • bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat:
  • verdachte zich gedurende de proeftijd meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering bepaalt op welke dagen en tijdstippen deze afspraken zijn. Voor de eerste afspraak meldt verdachte zich binnen drie dagen nadat de proeftijd is ingegaan bij Reclassering Leger des Heils op het adres Van Pallandtstraat 11, 6814 GM in Arnhem;
  • verdachte zich tijdens de proeftijd voor één jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt, laat opnemen in en behandelen door een forensische zorginstelling of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de voor plaatsing verantwoordelijke instantie. De opname start zo spoedig mogelijk nadat de proeftijd is gestart en zodra de plaatsing mogelijk is. De zorginstelling bepaalt de wijze van behandeling. Gelet op de problematiek kan onderdeel van de behandeling zijn dat de veroordeelde voorgeschreven medicatie zal gebruiken. Verdachte houdt zich aan de huisregels en aanwijzingen van de zorginstelling en de behandelaren. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg of verblijf in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang nodig vindt, werkt verdachte mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
  • verdachte gedurende de proeftijd meewerkt aan controles om zicht te krijgen op het gebruik en/of het gebruik te leren beheersen van verdovende middelen, genoemd in lijst I (harddrugs) en lijst II (softdrugs) in de Opiumwet. Deze controles kunnen bestaan uit urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak en met welk controlemiddel wordt gecontroleerd;
  • verdachte gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt, verblijft in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering opstelt;
 geeft opdracht aan de reclassering om toezicht te houden op de naleving van de genoemde voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan begeleidt.
 hierbij gelden als voorwaarden dat verdachte:
- meewerkt aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een geldig identiteitsbewijs ter inzage aanbiedt om de identiteit vast te stellen;
- meewerkt aan reclasseringstoezicht, waaronder het meewerken aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 beveelt de tenuitvoerlegging van de op 22 juni 2023 door de politierechter voorwaardelijk opgelegde straf, te weten een gevangenisstraf voor de duur van 2 weken (parketnummer
05/141030-23);
De beslissing op de vorderingen van de benadeelde partijen
 veroordeelt verdachte in verband met de feiten onder parketnummer 05/165445-24 feit 2 en feit 3 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partijen [slachtoffer 3] en [slachtoffer 6] van de volgende bedragen aan materiële schade, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de genoemde datum tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald:
Benadeelde partij Bedrag Wettelijke rente

1. [slachtoffer 3] € 325,- 16 mei 2024

2. [slachtoffer 6] € 327,39 16 mei 2024

 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en de kosten die de benadeelde partijen mogelijk nog moeten maken om de te noemen bedragen betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de volgende benadeelde partijen de hier na te noemen bedragen aan materiële schade te betalen. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 mei 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als het bedrag niet wordt betaald, kan gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
Benadeelde partij Bedrag Gijzeling
1. [slachtoffer 3] € 325,- 6 dagen;
2. [slachtoffer 6] € 327,39 6 dagen.
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partijen in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P. Sno (voorzitter), mr. W.H.S. Duinkerke en mr. A. Bril, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Wisseborn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 februari 2025.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 8] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024288893, gesloten op 30 juli 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever [slachtoffer 8] , p. 23-25.
3.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 65-67.
4.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 72-73.
5.Het proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever [slachtoffer 8] , p. 25-27.
6.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 30-31.
7.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , p. 278-279 en 283-285.
8.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 4] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024222228, gesloten op 23 mei 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
9.Het proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 1] , p. 9-10.
10.Het proces-verbaal van aanhouding verdachte, p. 19.
11.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 15.
12.De eigen waarneming van de rechtbank gedaan in raadkamer.
13.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 30.
14.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 9] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024224545, gesloten op 23 mei 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
15.Het proces-verbaal van aanhouding, p. 49-50.
16.Het proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 2] , p. 42-43.
17.Het proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 4] namens [slachtoffer 3] , p. 15.
18.Het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 64.
19.Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , p. 28.
20.Het proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 6] , p. 36.
21.Het proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 7] , p. 39.
22.Het proces-verbaal van aanhouding, p. 49-50.