ECLI:NL:RBGEL:2025:1379

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 februari 2025
Publicatiedatum
20 februari 2025
Zaaknummer
05-210785/24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak medeplegen woninginbraak en veroordeling voor twee pogingen tot woninginbraak met gevangenisstraf en verbeurdverklaring gereedschappen

Op 21 februari 2025 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van meerdere woninginbraken en pogingen daartoe. De rechtbank sprak de verdachte vrij van het medeplegen van een woninginbraak, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij enige rol had gespeeld bij de inbraak aan de [adres 1] in [plaats]. De rechtbank oordeelde echter dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan twee pogingen tot woninginbraak, waarbij hij ruiten had vernield om toegang te krijgen tot de woningen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]. De rechtbank baseerde haar oordeel op de verklaringen van de slachtoffers en de bevindingen van de verbalisanten, die de verdachte op heterdaad hadden betrapt. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis had doorgebracht. Daarnaast werden de in beslag genomen gereedschappen, die waren gebruikt bij de poging tot inbraak, verbeurd verklaard. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze waren gepleegd, evenals met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, die eerder in aanraking was gekomen met de justitie.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/210785-24
Datum uitspraak : 21 februari 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1973 in [geboorteplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. [verblijfplaats] .
raadsman mr. S.J. Nijhof, advocaat in Apeldoorn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing tot nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 23 juni 2024 te [plaats] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten de [adres 1] , alwaar verdachte en/of zijn mededader(s) zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond(en),
een schroevendraaier en/of
een of meerdere lepel(s) en/of
een of meerdere (zonne)bril(len) en/of
een of meerdere horloge(s) (merk Guess en/of Prisma) en/of
een (zak)horloge (merk Star Wars) en/of
een (pillen)doosje en/of
een parfum (merk Ilvande Gold Asset) en/of
een of meerdere siera(a)d(en) en/of
een (rug)tas en/of een portemonnee (met inhoud) en/of
een of meerdere USB-stick(s) en/of
een geheugenkaart en/of
een onderscheidingsspeld en/of
een digitaal ontvanger en/of
een of meerdere fotocamera's (merk Canon, Nikon, Olympus en/of
Sony) en/of een hoofdtelefoon (merk Apple) en/of
een hangslot en/of handschoen(en) (merk Msafe) en/of
een sieradendoos en/of
een acculader en/of
een accu (merk Nikon) en/of
een flesopener en/of een geldmunt en/of
een brief van het RDW (op naam van [naam] e/v [slachtoffer 1] ) en/of
een identiteitskaart (ten name van [naam] ) en/of
een of meerder len(s)(z)(en) (merk Olympus en/of Sigma) en/of
een flits en/of lamp (merk Olympus) en/of
een of meerdere (camera) tas(s)(en) (merk Flamingo en/of Olympus
en/of Sony en/of Zoom) en/of
een elektrische fiets (merk Koga) en/of
een sleutelbos en/of
een brillenhoes,
en/of een brief van Interhome (ten name van [slachtoffer 1] ),
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft
en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 juni 2024 te [plaats] , althans in Nederland,
een of meerdere camera('s) (merk Nikon en/of Olympus en/of Sony)
en/of
een of meerdere len(s)(z)(en) (merk Olympus en/of Sigma) en/of
een flits en/of lamp (merk Olympus) en/of
een brief van het RDW (op naam van [naam] e/v [slachtoffer 1] ) en/of
een identiteitskaart (ten name van [naam] ) en/of
een of meerdere (camera) tas(s)(en) (merk Flamingo en/of Olympus
en/of Sony en/of Zoom) en/of een brief van Interhome (ten name van [slachtoffer 1] ),
althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen,
terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
2.
hij op of omstreeks 23 juni 2024 te [plaats] , althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om in een woning en/of op een besloten erf waarop een woning stond, te weten de [adres 2] , alwaar verdachte zich buiten weten of
tegen de wil van de rechthebbende bevond een of meerdere goederen naar zijn/hun gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte toebehoorde weg te nemen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen een of meerdere voorwerpen (bestemd voor het plegen van een inbraak) heeft gebracht naar voornoemd adres en/of (vervolgens) een ruit van de
(achter)deur heeft ingeslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 juni 2024 te [plaats] , althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een raam en/of een ruit (van de woning aan de [adres 2] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 2] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3.
hij op of omstreeks 28 juni 2024 te [plaats] , althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om in een woning en/of (in een schuur) op een besloten erf waarop een woning stond, te weten de [adres 3] , alwaar
verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een of meerdere goederen naar zijn/hun gading, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte toebehoorde weg te nemen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen een of meerdere voorwerpen (bestemd voor het plegen van een inbraak) heeft gebracht naar voornoemd adres en/of (vervolgens) een ruit van de woning heeft ingeslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 28 juni 2024 te [plaats] , althans in Nederland, opzettelijk en wederrechtelijk een raam en/of een ruit (van de woning aan de [adres 3] ), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [slachtoffer 3] toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feit 1, subsidiair, feit 2, primair, en feit 3, primair, tenlastegelegde. Van de inbraak onder feit 1 primair kan verdachte worden vrijgesproken.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft integrale vrijspraak bepleit. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat verdachte enig goed heeft weggenomen uit de woning aan de [adres 1] (feit 1, primair) of dat er sprake is van een bewuste en nauwe samenwerking met een of meer anderen. Verdachte wist niet dat de ID-kaart en de brief van diefstal afkomstig waren (feit 1, subsidiair). Verdachte heeft de goederen gevonden en wilde deze goederen inleveren bij de gemeente of politie. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte in de tuin van de desbetreffende woning lag te slapen. Verdachte heeft geen ruit vernield of glasgerinkel gehoord. Daarnaast is er geen sprake van een begin van uitvoering van (poging tot) een inbraak. Verdachte is niet in de woning geweest en heeft geen kamers doorzocht. De gedragingen van verdachte zijn naar hun uiterlijke verschijningsvorm in onvoldoende concrete mate gericht op voltooiing van het misdrijf. Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman aangevoerd dat verdachte niet in de woning en/of schuur is geweest en dat hij niets heeft weggenomen of vernield. De herkenning van verdachte door een verbalisant in het dossier is niet aan de hand van specifieke kenmerken gebeurd.
Beoordeling door de rechtbank
Woninginbraak [adres 1] in [plaats] (feit 1 primair)
Net zoals door de officier van justitie gesteld en door de raadsman bepleit, is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig en overtuigd bewijs bevat dat verdachte enige rol heeft gehad bij de woninginbraak aan de [adres 1] in [plaats] . De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder feit 1, primair, tenlastegelegde.
Heling goederen (feit 1 subsidiair)
Niet ter discussie staat dat verdachte op 22 juni 2024 een ID-kaart en een brief van de RWD op naam van mw. [naam] e/v [slachtoffer 1] in zijn jaszak had zitten. Deze goederen waren afkomstig uit de woning aan de [adres 1] in [plaats] waar omstreeks die datum een woninginbraak had plaatsgevonden. De rechtbank dient de volgende vragen te beantwoorden: heeft verdachte de overige in de tenlastelegging genoemde goederen ook voorhanden gehad en wist verdachte dat al deze goederen van diefstal afkomstig waren.
Uit het proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] blijkt dat verdachte op het terrein van de Nettenfabriek in [plaats] naar een paar tassen heeft gewezen. Verdachte verklaarde dat alleen de jas en één tas van een supermarkt van hem was. In de twee overige tassen werden fotocamera’s en een videocamera, lenzen, een lamp, een kunststof tas en papier met hierop gegevens van [slachtoffer 1] aangetroffen.
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat er drie meter tussen zijn spullen en de twee tassen zat. Daartussen stond een stroomkast. Verdachte heeft de ID-kaart en de brief van de RDW gevonden en wilde deze de volgende dag afgeven bij de politie of de gemeente. Verdachte wist niets van de twee andere tassen met fotocamera’s en een videocamera, lenzen, een lamp, een kunststof tas en papier met hierop gegevens van [slachtoffer 1] .
De rechtbank kan op basis van het dossier niet vaststellen dat verdachte de twee tassen met voornoemde inhoud voorhanden heeft gehad. Uit het proces-verbaal blijkt niet wat de afstand tussen enerzijds de jas en tas van verdachte en anderzijds de andere twee tassen was en of deze goederen werden gescheiden door een stroomkast.
Ten aanzien van de ID-kaart en de brief van de RWD geldt het volgende. Vaststaat dat verdachte deze goederen voorhanden heeft gehad. Uitgaande van de verklaring van verdachte en gelet op de bevindingen van verbalisant [verbalisant 1] is de rechtbank echter van oordeel dat niet buiten redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat verdachte ten tijde van het voorhanden krijgen van deze spullen wist dat het door misdrijf verkregen goederen betrof. De rechtbank zal verdachte daarom ook vrijspreken van het onder feit 1, subsidiair, tenlastegelegde.
Poging tot inbraak aan de [adres 2] (feit 2)
[slachtoffer 2] deed op 23 juni 2024 aangifte van een poging tot diefstal uit haar woning aan de [adres 2] in [plaats] . Zij werd eerder die dag, omstreeks 01:37 uur, geïnformeerd door de politie dat er schade was aan haar woning. [slachtoffer 2] zag dat de ruit van de achterdeur volledig kapot was. [slachtoffer 2] had de deur zo niet achtergelaten toen zij op 22 juni 2024 omstreeks 22:30 uur naar bed ging. [2]
Verbalisanten [verbalisant 2] en [verbalisant 3] kregen op 23 juni 2024 omstreeks 00:56 uur melding van een mogelijke inbraak aan de [adres 2] in [plaats] en waren 00:59 uur ter plaatse. Verbalisant [verbalisant 2] zag een manspersoon over de schutting van perceelnummer [perceelnummer] komen. De man, zijnde verdachte, werd staande gehouden. Verbalisant [verbalisant 2] liep naar de tuin van de [adres 2] en zag dat er een ruit van de achterdeur was vernield. [3]
Verbalisant [verbalisant 4] deed op 23 juni 2024 forensisch onderzoek in/aan de woning aan de [adres 2] in [plaats] . Hij nam waar dat de achterdeur was voorzien van een driedubbel glazen ruit en dat er in de raamsponning van de achterdeur diverse loszittende glasscherven zaten. De ruit was volledig vernield. [4]
De rechtbank stelt op basis hiervan vast dat de ruit van de achterdeur van de woning van [slachtoffer 2] uit drie lagen bestond.
Verbalisant [verbalisant 5] bekeek de fouillering van verdachte. Op de rechtermouw van de jas van verdachte zag verbalisant meerdere kleine glassplinters. [5]
Gelet op het korte tijdsbestek tussen de melding, het ter plaatse komen van de verbalisanten, en het aantreffen van verdachte met glassplinters op zijn jas, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan dat verdachte degene is geweest die de ruit van de achterdeur heeft ingeslagen. Zijn verklaring dat hij slechts in de tuin lag te slapen acht de rechtbank niet aannemelijk.
Anders dan door de verdediging is bepleit, is de rechtbank van oordeel dat door het inslaan van de ruit met meerdere lagen, sprake is van een begin van uitvoering van de diefstal uit de woning.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot diefstal uit de woning aan de [adres 2] in [plaats] .
Poging tot inbraak aan de [adres 3] (feit 3)
[slachtoffer 3] was op 28 juni 2024 in haar woning aan de [adres 3] in [plaats] . Omstreeks 23:25 uur hoorde zij een bonkend geluid. Zij bekeek de live-camerabeelden van de zijdeur van de woning en zag een persoon op beeld staan. De man droeg donkerkleurige teenslippers, een lichtkleurig T-shirt en een donkerkleurige lange broek. Over zijn schouder droeg de man een bigshopper. Na het kijken van alle camerabeelden zag [slachtoffer 3] dat de eerdergenoemde persoon in de schuur was geweest. Daarnaast ontdekte ze dat het raam van de deur aan de zijkant van haar woning vernield was. [6] In een aanvullend verhoor verklaarde [slachtoffer 3] dat de man om 23:24 uur op de achterdeur bonkte en dat hij om 23:25 uur de schuur in ging. Daarnaast verklaarde [slachtoffer 3] dat zij ongeveer vijf minuten voordat zij de man op de achterdeur hoorde bonken, nog langs de deur aan de zijkant van de woning was gelopen. Zij wist zeker dat het raam toen nog onbeschadigd was. [7]
Verbalisant [verbalisant 6] kreeg op 28 juni 2024 om 23:30 uur een melding om naar de [adres 3] te gaan. [verbalisant 6] kreeg het volgende signalement door: man, rond de 30 jaar, wit shirt en kort geschoren haar. Toen [verbalisant 6] omstreeks 23:35 uur de [straatnaam] inreed, zag hij een persoon die aan het signalement voldeed. [verbalisant 6] zag een man, rond de 30 á 40 jaar, wit shirt met een patroon, blauwe spijkerbroek en zwarte badslippers met een witte tekst. Hij zag dat de persoon een rood/roze tas in een voortuin gooide. Hij hield de man staande en droeg hem over aan collega’s. Hij ging naar de bewoners van de [adres 3] en bekeek de camerabeelden. [verbalisant 6] zag dat de persoon op de camerabeelden dezelfde persoon was als de persoon die hij op de [straatnaam] staande had gehouden. [8]
Verbalisanten [verbalisant 7] en [verbalisant 8] reden op 28 juni 2024 naar de hondengeleider (de rechtbank begrijpt: verbalisant [verbalisant 6] ) op de [straatnaam] . Daar aangekomen namen zij de staande gehouden persoon over. [verbalisant 7] zag dat de persoon in zijn rechterbroekzak een life-hammer had zitten. Nadat [verbalisant 7] en [verbalisant 8] hoorden dat de staande gehouden persoon overeen kwam met de persoon op de camerabeelden, hebben zij de persoon, zijnde verdachte, aangehouden. [9]
De rechtbank heeft geen redenen om te twijfelen aan de waarnemingen van verbalisant [verbalisant 6] . De door hem beschreven persoon komt grotendeels overeen met de beschrijving van [slachtoffer 3] . Gelet op bovengenoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank daarom vast dat verdachte degene is die op de camerabeelden van de woning aan de [adres 3] verscheen. Verdachte is daarbij de schuur ingelopen. [slachtoffer 3] heeft vijf minuten voordat zij verdachte hoorde en op de camerabeelden zag, nog gezien dat de ruit onbeschadigd was. Gelet op dit korte tijdsbestek en het bij zich dragen van een life-hammer, is de rechtbank van oordeel dat verdachte degene is die de ruit van de deur aan de zijkant van de woning heeft vernield. Verdachte heeft gepoogd om de woning van [slachtoffer 3] binnen te gaan met als doel daar spullen te stelen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een poging tot diefstal uit de woning en schuur aan de [adres 3] in [plaats] .

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feiten 2 primair, en 3 primair, tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
2, primair
hij op
of omstreeks23 juni 2024 te [plaats] ,
althans in Nederland,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om in een woning
en/of op een besloten erf waarop een woning stond,te weten de [adres 2] , alwaar verdachte zich buiten weten of
tegen de wil van de rechthebbende bevond een of meerdere goederen naar zijn
/hungading
, in elk geval enig goed, dat/die geheel
of ten deleaan [slachtoffer 2]
, in elk geval aan een ander dan aan verdachtetoebehoorde weg te nemen met het oogmerk om het zich
wederrechtelijk toe te eigenen een of meerdere voorwerpen
(bestemd voor het plegen van een inbraak
)heeft gebracht naar voornoemd adres en
/of (vervolgens
)een ruit van de
(achter
)deur heeft ingeslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
3, primair
hij op
of omstreeks28 juni 2024 te [plaats] ,
althans in Nederland,ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om in een woning en
/of (in een schuur
)op een besloten erf waarop een woning stond, te weten de [adres 3] , alwaar
verdachte zich buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevond, een of meerdere goederen naar zijn
/hungading,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 3]
, in elk geval aan een ander dan aan verdachtetoebehoorde weg te nemen met het
oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen een of meerdere voorwerpen
(bestemd voor het plegen van een inbraak
)heeft gebracht naar voornoemd adres en
/of (vervolgens
)een ruit van de woning heeft ingeslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 2, primair:
poging tot diefstal in een woning door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt;
feit 3, primair:
poging tot diefstal in een woning en op een besloten erf waarop een woning staat door iemand die zich aldaar buiten weten of tegen de wil van de rechthebbende bevindt.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 270 dagen met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering, waarvan 66 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest bepleit.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan twee pogingen tot woninginbraak. Bij beide pogingen heeft verdachte een ruit vernield om zo de woning binnen te kunnen gaan. Verdachte werd betrapt voordat hij de woningen kon betreden en daadwerkelijk spullen kon wegnemen. Verdachte heeft terwijl de slachtoffers in bed lagen hun erven betreden. Dit heeft ongetwijfeld gevoelens van onveiligheid bij hen teweeg gebracht. Het zijn daarnaast feiten die in het algemeen, naast financiële schade, veel hinder en overlast met zich brengen.
De rechtbank heeft kennis genomen van de justitiële documentatie van verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte al eerder in aanraking met politie en justitie is geweest voor het plegen van vermogensfeiten. Zo is verdachte in 2021 veroordeeld voor poging tot afpersing, hetgeen in het nadeel werkt voor verdachte.
De rechtbank houdt verder rekening met de rapportage van de reclassering van 20 januari 2025. De reclassering kan geen risico op recidive inschatten omdat zij over te weinig dossierinformatie beschikt. Daarnaast kan zij geen verbanden leggen tussen de leefgebieden en mogelijk delictgedrag, omdat verdachte de feiten ontkent. Er is sprake van instabiliteit op vrijwel alle leefgebieden bij verdachte. Vóór het verblijf van verdachte in detentie had hij geen stabiele huisvesting en dagbesteding. Verdachte heeft via een medegedetineerde werk als schilder geregeld voor na zijn detentie. Via de werkgever zou verdachte ook een kamer kunnen huren. Als steunend kan worden aangemerkt dat verdachte zich heeft aangemeld bij de gemeente. Hij wil graag gebruik maken van vrijwillige hulpverlening. Verdachte is bekend met verslavingsproblematiek, wat mogelijk in verband staat met delictgedrag. Verdachte heeft geen actieve hulpvragen aan de reclassering. Hij is daarmee niet gemotiveerd om mee te werken aan reclasseringstoezicht. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een straf zonder bijzondere voorwaarden. Zij zien geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen.
De rechtbank heeft bij de oplegging van de straf acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting die rechters hanteren. De ernst van de feiten, bezien in het licht van de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, rechtvaardigt een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank komt tot een lagere straf dan door de officier van justitie geëist nu zij tot minder bewezen verklaarde feiten komt.
Alles overziend, zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 180 dagen met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Vanwege de op te leggen straf heeft de rechtbank op 7 februari 2025 de voorlopige hechtenis van verdachte in een separate beslissing opgeheven.

8.De beoordeling van het beslag

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de in beslag genomen goederen dienen te worden verbeurd verklaard.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gelet op de bepleite vrijspraak verzocht om teruggave van de goederen aan verdachte.
De beoordeling door de rechtbank
Blijkens het dossier ligt er strafrechtelijk beslag (als bedoeld in artikel 94 Sv) op de volgende goederen:
- schroevendraaier (G3242179)\;
- gereedschap (G3242181);
- knijptang (G3242182);
De rechtbank zal:
- schroevendraaier (G3242179)\;
- gereedschap (G3242181);
- knijptang (G3242182),
die aan verdachte toebehoren, verbeurd verklaren. Deze voorwerpen zijn voor verbeurdverklaring vatbaar aangezien met behulp van die voorwerpen het onder feit 3, primair, tenlastegelegde is begaan of is voorbereid.
De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 33, 33a, 45, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder 1 (primair en subsidiair) ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte de overige ten laste gelegde feiten, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
180 (honderdtachtig) dagen;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 verklaart verbeurd de schroevendraaier (G3242179), het gereedschap (G3242181) en de knijptang (G3242182).
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P. Sno (voorzitter), mr. W.H.S. Duinkerke en mr. A. Bril, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Wisseborn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 februari 2025.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 9] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024288893, gesloten op 30 juli 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 2] , p. 158.
3.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 161.
4.Het proces-verbaal forensisch onderzoek woning ( [adres 2] [plaats] ), p. 181.
5.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 173.
6.Het proces-verbaal aangifte van [slachtoffer 3] , p. 183.
7.Het proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever [slachtoffer 3] , p. 186.
8.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 189.
9.Het proces-verbaal van aanhouding, p. 203.