ECLI:NL:RBGEL:2025:1378

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
21 februari 2025
Publicatiedatum
20 februari 2025
Zaaknummer
05.313479.24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorhanden hebben van vuurwapens en munitie in vereniging

Op 21 februari 2025 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het voorhanden hebben van een automatisch machinegeweer en munitie. De verdachte, geboren in 1980 en op dat moment gedetineerd, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. C.M. Peeperkorn. De tenlastelegging omvatte het bezit van een machinegeweer van het merk Zavasta en munitie van categorie III. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met een medeverdachte op 1 oktober 2024 naar een woning in Heumen was gereden, waar zij op camerabeelden werden waargenomen met een wapen. De verdachte werd later aangehouden op de A15, waar in zijn auto een automatisch machinegeweer en kogelpatronen werden aangetroffen. De rechtbank concludeerde dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte, en dat de verdachte wetenschap had van het wapen en de munitie. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie, en legde een gevangenisstraf op van 16 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals reclasseringstoezicht en deelname aan een gedragsinterventie. De rechtbank oordeelde dat het ongecontroleerde bezit van wapens een ernstige aantasting van de maatschappelijke veiligheid met zich meebracht.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers: 05/313479-24 en 09/219406-23 (gev. ttz)
Datum uitspraak : 21 februari 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1980 op [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] in [woonplaats] ,
op dit moment gedetineerd in de P.I. [verblijfplaats] .
raadsvrouw: mr. C.M. Peeperkorn, advocaat in Amsterdam.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
parketnummer 05/313479-24
1.
hij op of omstreeks 1 oktober 2024 te [plaats 1] en/of [plaats 2] , gemeente Heumen , althans in
Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen (machinegeweer), van het merk Zavasta, model/type M70, kaliber 7.62x39mm zijnde een vuurwapen geschikt om (semi-)automatisch te vuren voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 1 oktober 2024 te [plaats 1] en/of [plaats 2] , gemeente Heumen , althans in
Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 13, kogelpatronen van het kaliber 7,62x39mm voorhanden heeft gehad.
parketnummer 09/219406-23
hij op of omstreeks 23 september 2023 te Rijswijk, in elk geval in Nederland twee, althans een of meerdere, wapen(s) van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten:
- een gaspistool, van het merk Zoraki, model M906, kaliber 9mm knal en/of
- een gaspistool, van het merk Voltran, model Firat Compact, kaliber 9mm knal
zijnde (een) vuurwapen(s) in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool
en/of
munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten:
- twee knalpatronen, merk Wadie, kaliber 9mm knal en/of
- dertien knalpatronen, diverse merken, kaliber 9 mm knal
voorhanden heeft gehad.

2.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Parketnummer 05/313479-24 [1]
De feiten
Op grond van de bewijsmiddelen wordt het volgende, dat verder ook niet ter discussie staat, vastgesteld.
Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] (hierna: [medeverdachte] ) reden op 1 oktober 2024 naar de woning aan de [adres 2] in [plaats 2] . Bij de woning aangekomen stapten beide verdachten uit de auto van verdachte en vervolgens stonden zij bij de kofferbak van de auto. [2] Er werd door de bewoners van de woning op camerabeelden van de poort een man met een wapen in zijn handen waargenomen. [3] Deze man bleek [medeverdachte] . Na het zien van beveiligingscamera’s zijn verdachte en [medeverdachte] weer in de auto gestapt en weggereden. [4] Verdachte werd aangehouden op de A15. In de auto van verdachte werd in de kofferbak een lang vuurwapen en een patroonhouder gevuld met patronen aangetroffen. [5] Het wapen betrof een automatisch machinegeweer van het merk Zastava, model M70, in het kaliber 7.62x39mm. In het patroonmagazijn zaten 13 kogelpatronen van het kaliber 7.62x39mm. [6]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft integrale vrijspraak bepleit. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat verdachte geen wetenschap had van het wapen en de munitie in zijn auto. Verdachte heeft enkel iemand van A naar B gebracht. Daarnaast klopt de verklaring van [medeverdachte] niet dat verdachte het wapen voor hem zou hebben doorgeladen en dat verdachte het wapen later terug in de kofferbak zou hebben gedaan. Er is geen DNA van verdachte op het wapen aangetroffen, terwijl op de beelden te zien is dat verdachte geen handschoenen droeg. Daarnaast heeft verdachte het wapen niet bewust aanwezig gehad. Hij werd plotsklaps met het wapen geconfronteerd. Verdachte had daardoor geen feitelijke macht over het wapen.
Beoordeling door de rechtbank
[medeverdachte] verklaarde tijdens zijn verhoor bij de rechter-commissaris dat hij naar een huis moest gaan, twee keer moest schieten en weer weg moest gaan. De bestuurder van de auto (de rechtbank begrijpt: verdachte) had samen met een andere man het wapen in de kofferbak van de auto gelegd. Volgens hem wist verdachte de locatie waar zij naartoe moesten. Bij de locatie aangekomen wist [medeverdachte] niet hoe het patroonmagazijn in het wapen moest. Verdachte heeft het magazijn in het wapen gedaan en het wapen vervolgens geladen. Verdachte gaf het wapen aan [medeverdachte] . Verdachte en [medeverdachte] liepen naar de poort van het huis. Zij zagen camera’s en gingen terug naar de auto. Verdachte legde het wapen in de kofferbak. [7]
De rechtbank is van oordeel dat er geen enkele reden is om aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [medeverdachte] te twijfelen. Met zijn verklaring belast [medeverdachte] niet enkel verdachte, maar hij verklaart ook zeer belastend over zichzelf. [medeverdachte] heeft gedetailleerd verklaard en daarnaast wordt zijn verklaring ondersteund door het volgende bewijsmiddel.
Verbalisant [verbalisant 1] bekeek de camerabeelden die waren opgenomen aan de [adres 2] in [plaats 2] . Op de opname “ [opname] ” zag verbalisant het volgende:
Om 02:57 uur kwam er een auto aanrijden. De auto stopte voor de poort die toegang geeft tot perceelnummer [perceelnummer] . Verbalisant zag dat de bijrijder uitstapte en direct naar de kofferbak liep. Na ongeveer 10 seconden stapte de bestuurder uit en liep ook naar de kofferbak. Na 3:25 minuten na de start van de opname zag verbalisant twee mannen vanaf de achterzijde van de auto in de richting van de poort lopen. Man 1 hield een lang geweer vast. Man 2 liep achter man 1 aan en duwde man 1 lichtelijk naar voren in de richting van de poort. Man 2 liep terug naar de auto. Man 1 maakte een vertwijfelde indruk op verbalisant. Toen man 1 terugliep naar de auto zag verbalisant dat man 2 met zijn linkerarm de schouder van man 1 aanraakte en een duwende beweging maakte in de richting van de poort. Daarna liepen beide mannen terug naar de auto. Man 1 liep naar de kofferbak. Man 2 deed eerst het bestuurdersportier open en liep vervolgens ook naar de kofferbak. Na ongeveer 45 seconden ging de kofferbak dicht en stapten beide mannen in het voertuig. [8] Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij de bestuurder van de auto was en zichzelf herkende als man 2 op de camerabeelden. [9]
Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van [medeverdachte] in voldoende mate wordt ondersteund door ander bewijsmateriaal.
Verdachte heeft verklaard dat hij niet wist dat er een wapen in zijn auto lag en dat hij [medeverdachte] niet heeft geduwd, maar weg wilde halen. Deze lezing wordt echter weerlegd door verklaring van [medeverdachte] en de camerabeelden zoals hiervoor reeds besproken. Het scenario van verdachte wordt daarom als onaannemelijk gepasseerd.
Concluderend is de rechtbank van oordeel dat verdachte en [medeverdachte] samen wetenschap van en beschikkingsmacht over het wapen en de munitie hebben gehad. De rechtbank is van oordeel dat er sprake was van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachten. Zij zijn samen naar de woning gereden, hebben samen bij de kofferbak met het wapen gestaan en waren allebei op de hoogte van de opdracht die [medeverdachte] had gekregen om op de woning te schieten. Uitgaande van de verklaring van [medeverdachte] stelt de rechtbank vast dat verdachte [medeverdachte] heeft geholpen met het patroonmagazijn en het laden van het wapen. Daarnaast heeft verdachte geholpen het wapen weer in de kofferbak te leggen. De rechtbank merkt daarbij als reactie op het verweer van de raadsvrouw op dat het feit dat er geen DNA van verdachte op het wapen is aangetroffen en dat verdachte met blote handen voor de auto is te zien, niet inhoudt dat hij het wapen niet heeft vastgehouden.
De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte tezamen en in vereniging met een ander een vuurwapen van categorie II, onderdeel 2 en munitie van categorie III voorhanden heeft gehad.
Parketnummer 09-219406-23 [10]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen verweer gevoerd ten aanzien van het bewijs.
Beoordeling door de rechtbank
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal, p. 23-25;
- het proces-verbaal, p. 27-29;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 februari 2025.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder
parketnummer 05/313479-24 feiten 1 en 2en onder
parketnummer 09/219406-23tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Parketnummer 05/313479-24
1.
hij op
of omstreeks1 oktober 2024 te
[plaats 1] en/of[plaats 2] , gemeente Heumen ,
althans in
Nederland,tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen, een wapen van categorie II, onder 2 van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen
(machinegeweer
), van het merk Zavasta, model/type M70, kaliber 7.62x39mm zijnde een vuurwapen geschikt om (
semi-)automatisch te vuren voorhanden heeft gehad;
2.
hij op
of omstreeks1 oktober 2024 te
[plaats 1] en/of[plaats 2] , gemeente Heumen ,
althans in
Nederland,tezamen en in vereniging met een
of meerander
en, althans alleen, munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 13, kogelpatronen van het kaliber 7,62x39mm, voorhanden heeft gehad.
Parketnummer 09/219406-23
hij op
of omstreeks23 september 2023 te Rijswijk,
in elk geval in Nederlandtwee
, althans een of meerdere,wapen
(s
)van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten:
- een gaspistool, van het merk Zoraki, model M906, kaliber 9mm knal en
/of
- een gaspistool, van het merk Voltran, model Firat Compact, kaliber 9mm knal
zijnde
(een)vuurwapen
(s
)in de vorm van
een geweer, revolver en/ofpistool
en
/of
munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten:
- twee knalpatronen, merk Wadie, kaliber 9mm knal en
/of
- dertien knalpatronen, diverse merken, kaliber 9 mm knal
voorhanden heeft gehad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Parketnummer 05/313479-24
feit 1:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II, onderdeel 2;
feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
Parketnummer 09/219406-23
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot vuurwapens van categorie III;
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafvordering, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De officier van justitie vordert dat aan de voorwaardelijke gevangenisstraf de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld zoals geadviseerd door de reclassering in het rapport van 4 december 2024.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest bepleit. De straf kan volgens de raadsvrouw worden aangevuld met een voorwaardelijk strafdeel met daaraan gekoppeld de door de reclassering gestelde bijzondere voorwaarden.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte is in de nacht van 1 oktober 2024 samen met [medeverdachte] naar een woning in [plaats 2] gereden. In zijn auto lagen een automatisch vuurwapen en kogelpatronen. Verdachte heeft [medeverdachte] opgehaald zodat [medeverdachte] op de woning kon schieten. Toen [medeverdachte] het wapen uit de kofferbak van de auto wilde halen, bleek dat [medeverdachte] hier niet goed mee om kon gaan. Verdachte heeft het wapen vervolgens voorzien van het patroonmagazijn en geladen. Toen verdachte en [medeverdachte] zagen dat de woning was voorzien van beveiligingscamera’s, besloten zij toch terug te gaan. Daarnaast heeft verdachte in 2023 twee wapens en munitie van categorie III voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van wapens en munitie levert een ernstige aantasting van de maatschappelijke veiligheid op. Daarnaast brengt het een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee. De bewoners van de woning in [plaats 2] waren thuis toen verdachte en [medeverdachte] met het automatische wapen voor de poort verschenen. Mede gelet op nieuwsberichten over beschietingen en explosies moet dit geleid hebben tot angst en gevoelens van onveiligheid. De rechtbank neemt verdachte dit alles kwalijk.
Uit het strafblad van verdachte blijkt dat hij niet eerder voor een soortgelijk strafbaar feit is veroordeeld. Wel is verdachte op 10 april 2024 veroordeeld door de politierechter waardoor artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
De rechtbank houdt verder rekening met de rapportage van de reclassering van 4 december 2024. De reclassering ziet een verouderd delict patroon waarbij verdachte tot 2019 regelmatig in beeld kwam bij politie en justitie. Het is een aantal jaren rustig geweest, waarna zij sinds eind 2023 weer meerdere zaken zien. Dit baart de reclassering zorgen. Door de ontkennende houding van verdachte kunnen zij geen verbanden leggen aangaande risicofactoren. Het recidiverisico wordt ingeschat op gemiddeld-hoog. De reclassering ziet een man bij wie op bijna alle leefgebieden sprake is van instabiliteit. Verdachte heeft geen huisvesting, maar kan tijdelijk verblijven bij een vriendin. Er is (nog) geen zicht op dagbesteding en verdachte kampt met schulden. Positief is dat verdachte onder bewind staat en dit wil voortzetten. Verdachte heeft geen steunend netwerk en de reclassering heeft de indruk dat zijn netwerk hem (met perioden) negatief beïnvloedt. Er is sprake van middelengebruik, maar er is geen concreet beeld gekregen over de frequentie en/of beïnvloeding hiervan in het dagelijks leven. Naar aanleiding van wat verdachte heeft verteld, heeft de reclassering de indruk dat verdachte een ongezonde coping heeft, waarbij hij naar middelen grijpt in stressvolle situaties. Dit zou kunnen duiden op gebrekkige vaardigheden in het oplossen van problemen en/of op een lager cognitief vermogen. De reclassering acht het positief dat verdachte aangeeft hulp nodig te hebben. Bij een veroordeling adviseren zij een (deels) voorwaardelijke straf met de volgende bijzondere voorwaarden: meldplicht bij de reclassering, gedragsinterventie cognitieve vaardigheden, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en meewerken aan middelencontrole.
De rechtbank heeft bij de oplegging van de straf acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting die rechters hanteren. De ernst van de feiten, bezien in het licht van de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, rechtvaardigt een forse gevangenisstraf. De rechtbank ziet echter in de persoonlijke omstandigheden van verdachte aanleiding om een gedeelte van deze gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen. Dit als stok achter de deur om verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw (soortgelijke) strafbare feiten te plegen en om daaraan de geadviseerde bijzondere voorwaarden te koppelen. De rechtbank acht de eis van de officier van justitie passend en geboden. Een lagere straf, zoals bepleit door de verdediging, zou onvoldoende recht doen aan de ernst van de strafbare feiten.
Alles overziend, zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 16 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De rechtbank zal naast de algemene voorwaarden bijzondere voorwaarden opleggen in de vorm van een meldplicht bij de reclassering, gedragsinterventie cognitieve vaardigheden, begeleid wonen of maatschappelijke opvang en meewerken aan middelencontrole.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6 :2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.De beoordeling van het beslag

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de in beslag genomen personenauto dient te worden verbeurd verklaard.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om teruggave van de personenauto aan verdachte.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de in beslag genomen personenauto voor verbeurdverklaring vatbaar is, nu de strafbare feiten onder parketnummer 05/313479-24 met behulp van dat voorwerp zijn begaan. De rechtbank is echter van oordeel dat gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte verbeurdverklaring niet opportuun is. Wanneer verdachte uit detentie komt, heeft hij de auto nodig o.a. voor zijn werk.
De rechtbank zal daarom de teruggave van de personenauto ( [kenteken] ) aan verdachte gelasten omdat geen strafvorderlijk belang zich daartegen verzet.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
16 (zestien) maanden;
  • bepaalt dat een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat:
  • verdachte zich gedurende de proeftijd meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering bepaalt op welke dagen en tijdstippen deze afspraken zijn. Voor de eerste afspraak meldt verdachte zich binnen drie dagen nadat de proeftijd is ingegaan bij Reclassering Leger des Heils op het adres Binckhorstlaan 287, 2516 BC Den Haag;
  • verdachte binnen de proeftijd deelneemt aan de gedragsinterventie Cova Plus van de reclassering of aan een andere gedragstraining die gericht is op cognitieve vaardigheden, te bepalen door de reclassering, zolang de reclassering de training nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer;
  • verdachte gedurende de proeftijd of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt, verblijft in een nader door de reclassering te bepalen instelling voor begeleid of beschermd wonen (of maatschappelijke opvang). Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering opstelt;
  • verdachte gedurende de proeftijd meewerkt aan controles om zicht te krijgen op het gebruik en/of het gebruik te leren beheersen van alcohol en drugs. Deze controles kunnen bestaan uit urineonderzoek en ademonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak en met welk controlemiddel wordt gecontroleerd;
 geeft opdracht aan de reclassering om toezicht te houden op de naleving van de genoemde voorwaarden en verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
 hierbij gelden als voorwaarden dat verdachte:
- meewerkt aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een geldig identiteitsbewijs ter inzage aanbiedt om de identiteit vast te stellen;
- meewerkt aan reclasseringstoezicht, waaronder het meewerken aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 gelast de teruggave van de personenauto ( [kenteken] ) aan verdachte.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Bril (voorzitter), mr. A.P. Sno en mr. W.H.S. Duinkerke, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Wisseborn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 21 februari 2025.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 2] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024460158, gesloten op 19 november 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 februari 2025.
3.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 11-12.
4.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 februari 2025.
5.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 15.
6.Het proces-verbaal Onderzoek wapen, p. 24.
7.Het proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte] van 4 oktober 2024 bij de rechter-commissaris, blad 1-2.
8.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 98-99.
9.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 7 februari 2025.
10.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 3] van de politie eenheid Den Haag, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL1500-2023270312, gesloten op 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.