ECLI:NL:RBGEL:2025:135

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 januari 2025
Publicatiedatum
14 januari 2025
Zaaknummer
077248-22
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak dood door schuld na overlijden deelneemster healing-ceremonie met psilocine bevattende paddenstoelen

In deze zaak heeft de rechtbank Gelderland op 10 januari 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen twee verdachten die betrokken waren bij een healing-ceremonie waarbij een deelneemster is overleden. De verdachten organiseerden een weekend waarin zij geestverruimende middelen, waaronder psilocine bevattende paddenstoelen, verstrekten. De rechtbank oordeelde dat de dood van de deelneemster niet voorzienbaar was en dat de verdachten niet grovelijk of aanmerkelijk onvoorzichtig hebben gehandeld. De rechtbank sprak hen vrij van dood door schuld, maar veroordeelde hen wel tot een geldboete van 1.000 euro voor het in vereniging verstrekken en aanwezig hebben van de psilocine bevattende paddenstoelen. De nabestaanden van de overleden vrouw hebben zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces, maar werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen omdat de verdachten vrijgesproken werden van dood door schuld. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden van de zaak zorgvuldig gewogen, inclusief de deskundigenrapporten van het Nederlands Forensisch Instituut, en concludeerde dat de combinatie van middelen die aan de deelneemster zijn verstrekt niet eerder tot complicaties had geleid. De rechtbank benadrukte dat de verdachten onvoldoende bewust waren van de risico's van de combinatie van middelen, maar dat dit niet leidde tot een strafrechtelijke schuld in de zin van artikel 307 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/077248-22
Datum uitspraak : 10 januari 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1974 in [geboorteplaats],
wonende aan de [adres], [postcode] [woonplaats].
Raadsvrouw: mr. A.C.M. Tönis, advocaat in Breda.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 10 november 2023 en 6 december 2024.

1.De kern van het vonnis

Verdachte wordt verweten dat hij samen met medeverdachte [medeverdachte], tijdens een door hen georganiseerde healing-ceremonie, een combinatie van middelen heeft verschaft aan [slachtoffer], vervolgens onvoldoende toezicht heeft gehouden en heeft nagelaten de hulpdiensten in te schakelen, waardoor [slachtoffer] is komen te overlijden.
De rechtbank bespreekt de rapporten van de deskundigen van het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) en komt tot de conclusie dat [slachtoffer] is overleden ten gevolge van inname van de verschillende middelen die in haar bloed zijn aangetroffen. Ook oordeelt de rechtbank dat er een causaal verband is tussen het handelen van verdachten en de dood van [slachtoffer].
De combinatie van de door verdachten verstrekte middelen hebben ten doel lichamelijke en geestelijke effecten teweeg te brengen, maar hierdoor werden ook primaire (fysieke) levensprocessen verstoord. Verdachten zijn zich onvoldoende bewust geweest van de risico’s die het gecombineerd gebruik met zich meebracht. De vraag of zij zich hiervan bewust hadden moeten zijn, oftewel of de gevolgen van hun handelen voorzienbaar was, beantwoordt de rechtbank ontkennend. Van verdachten mocht weliswaar meer kennis en beleid worden verwacht, dan van een mens in het algemeen, maar daar staat tegenover dat deze combinatie van middelen, voor zover bekend, niet eerder tot complicaties heeft geleid, laat staan complicaties met dit desastreuze gevolg. Verdachten hadden daarom onvoldoende aanleiding om meer toezicht te houden op [slachtoffer] dan ze hebben gedaan. Daarom spreekt de rechtbank verdachten vrij van dood door schuld.
Verdachten wordt verder verweten dat zij samen verboden paddenstoelen hebben gekweekt, verstrekt, verkocht en aanwezig heeft gehad, terwijl die handelingen in strijd zijn met de Opiumwet. De rechtbank acht dit feit deels bewezen en legt verdachte daarvoor een geldboete op.
De nabestaanden van [slachtoffer] hebben zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces. Omdat de rechtbank verdachte vrijspreekt van dood door schuld, verklaart de rechtbank de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen.

2.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 23 maart 2022 tot en met 27 maart 2022 te [plaats] in de gemeente [gemeente], in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans éénmaal grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam en/of nalatig
zonder enige (in Nederland) erkende reguliere medische opleiding en/of kennis
- (tegen betaling) een healingbijeenkomst (een zogenoemde Shamanic Medicine Healing Retreat of Ayahuasca Retreat) heeft georganiseerd, waarbij aan de deelnemers tryptamines (hallucinogene paddenstoelen) en/of harmala-alkaloïden (caapi) en/of nicotine-agonisten (mapacho) en/of water, in elk geval middelen en/of stoffen en/of dranken werden aangeboden en die in te laten nemen en/of
- caapi en/of mapacho en/of paddenstoelen zelf heeft bereid en/of geteeld en/of
- tijdens die bijeenkomst zelf één of meerdere van bovenstaande middelen heeft gebruikt, waardoor verdachte en/of zijn mededader onder invloed verkeerden en/of
- aan [slachtoffer] gedurende bovengenoemde (lange) periode (grote/aanzienlijke) hoeveelheden tryptamines (hallucinogene paddenstoelen) en/of harmala-alkaloïden (caapi) en/of nicotine-agonisten (mapacho) en/of water heeft aangeboden en/of heeft verstrekt, welke stoffen door elkaar en/of tegelijkertijd en/of vlak na elkaar werden gebruikt en/of
- bij de verstrekking van die middelen heeft nagelaten toezicht te houden op de dosering van die middelen en/of de dosering van die middelen te controleren en/of te registreren en/of
- terwijl hij verdachte en/of zijn mededader bekend was, in ieder geval bekend had kunnen en moeten zijn, met de gevaren van het gebruik van voornoemde middelen en/of stoffen al dan niet in combinatie met elkaar en/of met andere middelen en/of stoffen en/of
- terwijl hij verdachte en/of zijn mededader wisten of redelijkerwijs hadden moeten weten dat die [slachtoffer] sterk reageerde op één of meer van de toegediende stoffen/middelen en/of de combinatie daarvan en/of niet/onvoldoende op de hoogte was/waren van de medische situatie van die [slachtoffer] en/of
- heeft nagelaten medische hulpdiensten te alarmeren en/of tijdig medische hulp in te schakelen, terwijl die [slachtoffer] (zeer) onrustig was en/of in haar broek had gepoept en/of (veel en heftig) overgaf en diarree had en/of zeer emotioneel en/of overstuur en/of hysterisch werd en/of naar de wc ging en daar gedurende langere tijd verbleef en/of niet (meer) kon praten en/of steeds wegviel/in slaap viel, in ieder geval een verminderd bewustzijn had en/of
- gedurende een langere tijd die [slachtoffer] (vervolgens) in een andere (aparte) kamer heeft gelegd zonder (direct) toezicht en/of daarbij heeft nagelaten voldoende toezicht te houden door zelf te gaan slapen en/of niet bij die [slachtoffer] te gaan kijken en/of
- heeft nagelaten medische hulpdiensten te alarmeren en/of tijdig medische hulp in te schakelen, terwijl die [slachtoffer] in een (diepe) slaap viel en hard snurkte en/of
- die [slachtoffer] in bed heeft laten liggen en/of bij aantreffen van die [slachtoffer], waarbij die [slachtoffer] een blauw gelaat had en een gorgelend geluid maakte en er slijm uit haar neus en mond kwam, geen/niet direct of tijdig medische hulpdiensten heeft gealarmeerd en/of tijdig medische hulp heeft ingeschakeld,
waardoor voornoemde [slachtoffer] verder geïntoxiceerd en biochemisch ontregeld is geraakt met psilocine (aanwezig in hallucinogene paddenstoelen), harmaline en THH (aanwezig in caapi) en nicotine en het aan zijn en/of zijn mededader schuld te wijten is dat [slachtoffer] is overleden;
2.
hij in of omstreeks de periode van 15 januari 2022 tot en met 27 maart 2022 te [plaats] in de gemeente [gemeente], in ieder geval in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, meermalen, althans éénmaal
opzettelijk 324,95 gram paddenstoelen die van nature de stof psilocine of psilocybine bevatten, in elk geval een hoeveelheid van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a vijfde lid van die wet
- heef geteeld, bereid, bewerkt, verwerkt, verkocht, afgeleverd, verstrekt, vervoerd, verstrekt en/of aanwezig heeft gehad.

3.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan dood door schuld. Verdachte en medeverdachte hebben een healing-weekend georganiseerd waarbij gebruik werd gemaakt van geestverruimende middelen en daarbij deskundigheid gepretendeerd, waardoor op hen een verantwoordelijkheid rustte om dat op een veilige manier te doen. Zij beschikten echter niet over voldoende kennis van de toxicologische werking van deze combinatie van middelen. Bovendien waren beide verdachten zelf ook onder invloed en hebben zij niet adequaat gereageerd toen het niet goed ging met [slachtoffer]. Ten aanzien van feit 2 heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat bewezen kan worden dat verdachte paddo’s heeft bereid en verstrekt.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft vrijspraak bepleit van de ten laste gelegde dood door schuld. Daartoe is aangevoerd dat niet, althans met onvoldoende zekerheid, is komen vast te staan waaraan [slachtoffer] is komen te overlijden en of dit het gevolg is van de middelen die verdachte heeft aangeboden. De benodigde causaliteit voor een bewezenverklaring op grond van artikel 307 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) ontbreekt. Ook mocht verdachte ervan uitgaan dat het verstrekken van deze middelen niet een onaanvaardbaar risico met zich bracht. Ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde aanwezig hebben van hallucinerende paddenstoelen refereert de verdediging zich aan het oordeel van de rechtbank. Ten aanzien van het telen en bereiden is vrijspraak bepleit, omdat [medeverdachte] de paddenstoelen heeft geteeld en [verdachte] hieraan geen significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd. Verder is vrijspraak van het verkopen van die paddenstoelen bepleit, nu verdachte geen commercieel oogmerk had. Ten aanzien van het verstrekken van de paddenstoelen is geen verweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Feit 1 [1]
Vaststelling feitelijke gang van zaken
Uit de inhoud van het dossier en hetgeen daaromtrent ter terechtzitting naar voren is gekomen leidt de rechtbank de navolgende feitelijke gang van zaken af.
Verdachten [medeverdachte] en [verdachte] kenden [slachtoffer] al een aantal jaren. [slachtoffer] had in het verleden vaker bij verdachten een healing-weekend gedaan. [2]
Op woensdag 23 maart 2022 is zij naar de woning van [verdachte] in [plaats] gegaan om daar, samen met [verdachte], [medeverdachte] en nog een andere deelnemer, [getuige], een zogenaamde mapacho-ceremonie te doen. Deze ceremonie diende ter voorbereiding op het ‘Heilige Plant Weekend’ Healing’ (hierna: healing-weekend) dat later die week zou plaatsvinden. Mapacho is een plantenextract dat veel nicotine bevat. Tijdens de ceremonie heeft [slachtoffer] dit extract gesnoven. Ten gevolge hiervan moest zij overgeven, maar dat was ook het beoogde effect. Na de ceremonie is zij teruggekeerd naar haar woning in [land]. [3]
Op vrijdag 25 maart 2022 is zij opnieuw naar de woning van [verdachte] gegaan, om deel te nemen aan het healing-weekend dat tot en met zondag zou duren. [verdachte] en [medeverdachte] organiseerden samen dit weekend, waaraan ook getuige [getuige] deelnam. Op die vrijdag heeft [slachtoffer] een combinatie van mapacho, caapi (een extract van een liaan dat MAO-remmers bevat) en geestverruimende (psylocybine bevattende) paddenstoelen tot zich genomen. Deze middelen zijn door beide verdachten aan haar verstrekt. Inname van deze middelen had als effect dat [slachtoffer] meermalen moest braken en dat zij diarree had. Na de eerste dag van het healingritueel is iedereen gaan slapen.
De volgende dag, zaterdag 26 maart 2022, heeft [slachtoffer] samen met [medeverdachte] en getuige [getuige] een wandeling gemaakt. [4] Later die avond vond het tweede deel van het ritueel plaats, wederom onder begeleiding van [medeverdachte] en [verdachte]. [slachtoffer] en getuige [getuige] namen dezelfde middelen in als de dag ervoor: mapacho, caapi en paddo’s. Ook nu moest [slachtoffer] meermalen braken en had zij diarree. Terwijl ze op de wc zat is [slachtoffer] een paar keer weggedommeld. [5] Nadat het ritueel was afgesloten is [slachtoffer] naar een aparte kamer gebracht. Ze is daar huilend in slaap gevallen, terwijl [medeverdachte] naast haar bleef zitten. [6] [medeverdachte] is nog een keer bij [slachtoffer] gaan kijken en toen lag ze te snurken. [7] Verdachten zijn ook naar bed gegaan, elders in de woning. Dat was omstreeks 8:00 of 9:00 uur in de ochtend.
In de loop van zondag 27 maart 2022 werden [verdachte], [medeverdachte] en getuige [getuige] wakker. Getuige [getuige] werd om 18:00 uur door [verdachte] naar het station gebracht. [8] [medeverdachte] is toen gaan kijken bij [slachtoffer]. Ze heeft verklaard dat [slachtoffer] een blauw gelaat had en koud aanvoelde en dat het voor haar overduidelijk was dat [slachtoffer] was overleden. [9] [medeverdachte] heeft vervolgens een aantal vrienden gebeld en contact opgenomen met de familie van [slachtoffer]. Vervolgens heeft ze om 20:08 uur met 112 gebeld. [10] Rond 20:30 uur is door een gearriveerde politieambtenaar lijkstijfheid geconstateerd bij [slachtoffer]. [11] Om 22:05 uur bevestigde de schouwarts haar dood. [12]
De zienswijze van verdachten
Beide verdachten organiseren al vele jaren regelmatig healingsessies, waarbij zij de deelnemers natuurlijke middelen geven om lichaam en geest te reinigen, door het verdrijven van negatieve energie en emoties en het ruimte geven aan positieve ideeën en gevoelens. Zij gebruiken daarbij een combinatie van plantaardige middelen, veelal uit Latijns-Amerika, zoals mapacho, caapi en bepaalde paddenstoelen. In het verleden gebruikten zij daarbij onder meer ayahuasca, maar daarmee zijn ze enkele jaren geleden gestopt, toen dat op lijst I van verboden middelen van de Opiumwet werd opgenomen. [13]
Aan openbare bronnen kan het volgende worden ontleend.
- Mapacho is een extract van een tabaksplant (wetenschappelijke naam: Nicotiana Rustica L) dat een hoge concentratie nicotine bevat. In verschillende culturen wordt hier een helende werking aan toegeschreven, waarbij het als rook, maar onder andere ook via de neus in speciale rituelen kan worden toegediend. [14]
- Caapi (wetenschappelijke naam: Banisteriopsis caapi) is een Zuid-Amerikaanse liaan uit de familie Malpighiaceae met een geestverruimende werking. Het wordt gebruikt om ayahuasca te maken, een afkooksel met een lange geschiedenis van entheogene gebruik; inheemse volkeren gebruiken het om ‘de god in zichzelf’ te ontdekken. [15]
- Paddo’s zijn paddenstoelen die psilocybine en psilocine bevatten. Dit zijn stoffen die
tripeffecten geven. Hierdoor beleef je de werkelijkheid anders. [16]
Mapacho werd tijdens de healing gebruikt voor de reinigende werking (“detox”) doordat het braken opwekt en daarmee negatieve stoffen losmaakt waardoor de gebruiker rustig wordt in het hoofd. Verdachten maakten dit zelf door de plant te laten trekken in water. Hoe sterk het extract uiteindelijk wordt, is lastig in te schatten. [17]
Caapi werd gebruikt om rust te brengen in het lichaam; het maakt negatieve emoties los én zorgt ervoor dat de paddo’s een langer en sterker effect hebben. [18]
De paddo’s hebben een hallucinogene werking en werden door verdachten gebruikt “om visuele beelden te openen.” [19]
Juridisch kader dood door schuld
Voor een bewezenverklaring van artikel 307 Sr is vereist dat sprake is van een causaal verband tussen de dood en de gedragingen van de verdachte, en dat het gevolg aan diens schuld te wijten is.
Schuld in de zin van artikel 307 Sr heeft een andere betekenis dan het begrip schuld dat in het normale spraakgebruik gehanteerd wordt. Schuld in juridische zin, zeker in een bepaling als artikel 307 Sr, is een complex begrip met veel facetten. Van schuld is sprake als een verdachte een bepaald gevolg (in dit geval de dood) evident niet heeft willen veroorzaken, maar hem dat gevolg toch verweten kan worden, omdat hij verkeerd heeft gehandeld en dus anders had kunnen en moeten handelen. Daarbij is niet elke fout die iemand maakt voldoende om in strafrechtelijke zin te kunnen spreken van schuld. Het moet gaan om een verwijtbare, evidente, grotere fout. Uit vaste rechtspraak volgt dat hierbij moet worden gekeken naar de manier waarop die schuld in de tenlastelegging nader is geconcretiseerd, het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval en ook of verdachte het mogelijke gevaar had moeten onderkennen en had moeten beseffen wat de mogelijke gevolgen zijn als het misgaat (ook wel: de voorzienbaarheid). De ernst van de gevolgen is niet redengevend voor de mate van schuld.
Doodsoorzaak
Uit het toxicologisch onderzoek is gebleken dat door het gebruik van diverse stoffen, maar ook het drinken van veel water, zich twee afzonderlijke biochemische processen afspeelden in het lichaam van [slachtoffer].
1. Serotonerg syndroom
Toxicologisch onderzoek door het NFI van het lichaamsmateriaal van [slachtoffer] heeft uitgewezen dat het femoraalbloed (bloed uit de dijbeenader) psilocybine, harmala-alkaloïden (harmaline, harmine en THH) en nicotine bevatte. Psilocine is het werkzame omzettingsproduct van psilocybine, dat zorgt voor de hallucinerende werking van geestverruimende paddenstoelen. Psilocine heeft effecten die vergelijkbaar zijn met de werking van de lichaamseigen signaalstof serotonine en bindt op dezelfde receptoren. Harmala-alkaloïden bevinden zich in caapi en hebben een remmende werking op het MAO-enzym, dat normaal gesproken zorgt voor de afbraak van serotonine. THH (één van de aangetroffen harmala-alkoïden) remt mogelijk ook de heropname van serotonine, waardoor, onafhankelijk van de remming van MAO, serotonineconcentraties kunnen toenemen.
Deze verschillende stoffen laten de concentratie serotonine in het lichaam op drie mogelijke manieren stijgen en hebben daarmee een serotonerg effect. Gecombineerde blootstelling aan deze stoffen kan leiden tot een zeer hoge concentratie serotonine en het daarmee gepaard gaande serotonerg syndroom. Dit wordt gekarakteriseerd door epileptische aanvallen, coma, hyperthermie (verhoogde lichaamstemperatuur) en multi-orgaanfalen. [20] Volgens de toxicoloog hebben de aangetoonde psilocine, harmaline en THH in de gemeten concentraties op deze manier mogelijk een bijdrage geleverd aan het overlijden van [slachtoffer]. [21] Inname van harmala-alkaloïden kan onder andere leiden tot braken en diarree. Bijwerkingen van nicotine kunnen onder andere zijn misselijkheid en braken.
2. Verstoorde elektrolytenhuishouding
De toxicoloog heeft verder aanwijzingen gevonden voor een verstoorde elektrolyten-huishouding, bestaande uit te lage natrium- en chlorideconcentraties ten tijde van het overlijden. Dit kan mede verklaard worden door het gegeven dat [slachtoffer] in de dagen voorafgaand aan haar overlijden veel heeft gebraakt en incontinent is geweest voor ontlasting, waardoor elektrolytenverlies optreedt. Ook heeft zij veel water gedronken, waardoor de elektrolytenconcentratie mogelijk verder is verlaagd. Verder kan de aangetroffen nicotine tot een verstoorde vochtuitscheiding leiden. De combinatie van deze factoren kan hebben geleid tot de verstoorde elektrolytenhuishouding, waarbij onder andere herseninklemming, epileptische aanvallen, coma en cardiorespiratoir falen kunnen zijn opgetreden.
Er zijn geen aanwijzingen verkregen voor de aanwezigheid van andere stoffen dan de hierboven genoemde stoffen, [22] afgezien van ibuprofen, wat geen rol heeft gespeeld bij het overlijden van [slachtoffer]. [23]
Pathologisch onderzoek
De forensisch patholoog heeft sectie verricht op het lichaam van [slachtoffer] en vond hierbij geen traumatische afwijkingen die het overlijden kunnen verklaren. De gemeten concentraties van de in het toxicologische onderzoek aangetroffen stoffen op zichzelf waren te laag om het overlijden rechtstreeks te verklaren, wel kan de combinatie van deze stoffen een rol hebben gespeeld bij het overlijden. Daarnaast kan de verstoring van elektrolyten-concentraties op zichzelf, alsook in combinatie met het serotonerg syndroom, het overlijden verklaren. Een andere doodsoorzaak is niet gebleken.
De patholoog heeft deze conclusie vervolgens in een waarschijnlijkheidsoordeel verwoord, waarbij de volgende twee elkaar uitsluitende hypothesen tegen elkaar worden afgezet:
Hypothese 1: De inname van (een combinatie) hoeveelheden van tryptamines (hallucinogene paddenstoelen) en/of harmala-alkaloïden (caapi) en/of nicotine-agonisten (mapacho) en/of water heeft geleid tot het overlijden.
Hypothese 2: Er was een andere doodsoorzaak waarbij de inname van (een combinatie) hoeveelheden van tryptamines (hallucinogene paddenstoelen) en/of harmala-alkaloïden (caapi) en/of nicotine-agonisten (mapacho) en/of water geen doorslaggevende rol heeft gespeeld.
Het aantreffen van het geheel aan forensisch-pathologische bevindingen, waaronder de bevindingen van de toxicoloog, is volgens de forensisch patholoog veel waarschijnlijker onder hypothese 1 dan onder hypothese 2. Daarmee wordt bedoeld dat de kans op het waarnemen van de onderzoeksresultaten 100 tot 10.000 keer groter wordt geacht wanneer de hypothese 1 waar is, dan wanneer hypothese 2 waar is. [24]
Conclusie doodsoorzaak
De rechtbank gaat ervan uit, gelet op de onderzoeksbevindingen en de conclusies van de deskundigen, dat [slachtoffer] buiten redelijke twijfel is overleden door inname van de combinatie van psilocybine-bevattende paddenstoelen, harmala-alkaloïden (harmaline, harmine en THH), nicotine en water. Deze stoffen hadden tot gevolg dat de serotonineconcentraties in haar lichaam stegen door inname van de paddenstoelen, terwijl door de inname van caapi het mechanisme dat deze concentraties op het juiste niveau moet houden, werd gedempt. Door inname van caapi, mapacho en nicotine ga je braken en krijg je diarree. Dit verstoort de elektrolytenbalans. Door veel water te drinken en nicotine in te nemen, werd deze balans verder verstoord. De verweren van de verdediging maken het voorgaande niet anders.
Causaal verband tussen handelen van verdachten en de dood
De causaliteit tussen de gedragingen van de verdachte en het gevolg worden bepaald aan de hand van de leer van de ‘redelijke toerekening’. Hiervoor is, ook in dit geval, vereist dat verdachte het gevaar dat het slachtoffer zou komen te overlijden in zodanige mate heeft verhoogd dat dat overlijden redelijkerwijs aan hem kan worden toegerekend als gevolg van zijn handelen of nalaten.
Op grond van de feiten en omstandigheden gaat de rechtbank ervan uit dat [slachtoffer] is overleden aan het innemen van een combinatie van middelen die door beide verdachten aan haar zijn verstrekt. De rechtbank stelt daarmee vast dat het de gedragingen van beide verdachten waren die tot de hiervoor omschreven gezondheidseffecten hebben geleid waaraan [slachtoffer] uiteindelijk is overleden en dat haar overlijden dus aan beide verdachten kan worden toegerekend. De enkele omstandigheid dat [slachtoffer] een volwassen vrouw is die de middelen zelf en desbewust heeft ingenomen, staat aan die toerekening niet in de weg. [slachtoffer] nam deel aan het healing-weekend om tot nieuwe inzichten te komen, waarbij zij door verdachten werd begeleid. Voor de keuze van de combinatie van middelen en de dosering was zij geheel afhankelijk van het inzicht van beide verdachten.
Schuld
De rechtbank dient vervolgens de vraag te beantwoorden of de gedragingen en nalaten van verdachte schuld opleveren in de zin van de op artikel 307 van het Wetboek van Strafrecht toegespitste tenlastelegging. De rechtbank overweegt in dit verband het volgende.
Verstrekken van een combinatie van middelen
Beide verdachten hebben op verschillende momenten meerdere middelen verstrekt aan [slachtoffer], die deze middelen vervolgens heeft ingenomen. Het openbaar ministerie verwijt verdachten dat zij daarbij niet beschikten over enige medische kennis of opleiding, terwijl zij ook geen toezicht hielden op de dosering van die middelen en zij bekend hadden moeten zijn met de gevaren van die stoffen.
De rechtbank stelt vast dat aan het gebruik van deze middelen afzonderlijk, maar zeker als zij in combinatie met elkaar worden genomen, risico’s zitten. Zij hebben immers het doel om lichamelijke en geestelijke effecten teweeg te brengen, hetgeen precies was wat verdachten beoogden: lichaam en geest reinigen van negatieve stoffen en emoties. Bij te hoge concentraties daarvan kunnen echter primaire levensprocessen worden verstoord. Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat verdachten zich onvoldoende bewust zijn geweest van de risico’s die het gebruik van (een combinatie van) deze stoffen met zich brengen. Uit het rapport van de toxicoloog blijkt dat het innemen van zowel psilocybine als harmala-alkoiden niet logisch is, omdat de toevoeging van een MAO-remmer niet nodig is voor de hallucinerende werking van de paddo’s, terwijl dit wel de risico’s op toxiciteit verhoogt. Beiden hebben onvoldoende onderkend dat door het gecombineerd gebruik ervan meerdere, elkaar versterkende, processen op gang worden gebracht in het lichaam, met in dit geval een fatale afloop.
De vraag is echter of zij zich hiervan bewust hadden moeten zijn, oftewel of de gevolgen van hun handelen voorzienbaar was.
Van verdachten mocht meer kennis en beleid worden verwacht, dan van een mens in het algemeen. Zij pretendeerden immers deskundig te zijn in het gebruik van ‘plantmedicijnen’, waar de genoemde middelen onder vallen. Zij organiseerden reeds jarenlang dergelijke healing-weekenden en noemden zichzelf ‘healer, energiebewaker, gids, kennisdeler, leraar en poortwachter’. [25] Voordat aan de ceremonie kon worden deelgenomen, werd van deelnemers verwacht dat zij een aansprakelijkheidsformulier ondertekenden. De sessies volgden een bepaalde methodiek, waarin beide verdachten een rol hadden bij het begeleiden van hun klanten op hun ‘innerlijke reis’. Klanten betaalden een vergoeding in ruil voor deze dienst en mochten erop vertrouwen dat hun ‘gidsen’ voldoende kennis van zaken hadden om een veilige omgeving te creëren waarin zij samen antwoorden op hun levensvragen konden vinden.
Daar staat tegenover dat niet alleen de klanten deze combinatie van middelen gebruikten, maar verdachten zelf ook. Dit heeft niet eerder tot complicaties geleid. Ook is de rechtbank niet bekend met gevallen waarin deze combinatie van stoffen tot levensbedreigende situaties heeft geleid. De officier van justitie heeft geen concrete gevallen naar voren gebracht. Ook de toxicoloog is niet bekend met gevallen waarin deze combinatie van stoffen heeft geleid tot de dood. [26] De rechtbank is om die reden van oordeel dat niet op voorhand duidelijk was hoe groot deze risico’s zijn.
Dat verdachten niet medisch geschoold waren en de gebruikte stoffen zelf hebben bereid of gekweekt, doet aan deze conclusie, in het licht van het hetgeen hiervoor is overwogen, niet af.
Onvoldoende op de hoogte van de medische situatie?
Het openbaar ministerie verwijt verdachten voorts dat zij hadden moeten weten dat [slachtoffer] sterk reageerde op deze stoffen, dan wel dat zij onvoldoende op de hoogte waren van [slachtoffer] medische situatie en om die reden aanmerkelijk onvoorzichtig hebben gehandeld door de stoffen wel te verschaffen. Uit het dossier blijkt niet dat [slachtoffer] dit weekend anders of heftiger reageerde op de combinatie van stoffen, dan zij in het verleden heeft gedaan. De patholoog heeft kennis genomen van het medisch dossier van [slachtoffer]. Zij had geen relevante medische voorgeschiedenis en gebruikte geen medicatie op voorschrift ten tijde van het overlijden. De patholoog heeft geen aanwijzingen gevonden dat [slachtoffer] medische voorgeschiedenis een bijdrage heeft geleverd aan haar overlijden. Verdachten kan om die reden niet worden verweten dat zij hadden moeten weten dat [slachtoffer] er deze keer sterker op zou reageren, of zelfs aan zou overlijden.
Onvoldoende toezicht houden en nalaten hulp in te schakelen?
Verdachten wordt voorts verweten dat zij niet de hulpdiensten hebben gealarmeerd toen [slachtoffer] moest overgeven, diarree had, emotioneel was en een verminderd bewustzijn had. Ook wordt hen verweten dat zij onvoldoende toezicht op [slachtoffer] hebben gehouden door haar in een aparte kamer te leggen en niet bij haar te gaan kijken en dat zij niet de hulpdiensten hebben gealarmeerd toen [slachtoffer] sliep. Echter, de in medisch opzicht negatieve effecten van deze middelen (braken, diarree en hallucineren) werden in de setting van een healing-ceremonie niet slechts als te verwachten maar ook juist als beoogde, positieve effecten beschouwd. Op het moment dat [slachtoffer] meermalen moest overgeven en naar de wc moest, gingen er geen alarmbellen af, omdat deze effecten als gewenst werden gezien. [slachtoffer] heeft in de jaren ervoor eerder eenzelfde ceremonie gevolgd, waarbij zij op dezelfde wijze reageerde op deze middelen. Verder was er niets met [slachtoffer] aan de hand na haar deelname aan de mapacho-ceremonie enkele dagen voor het healing-weekend. Ook leek alles goed te gaan met [slachtoffer] na de eerste dag van het healing-weekend, toen zij samen met [medeverdachte] en getuige [getuige] een wandeling maakte voor de aanvang van de tweede sessie van het healing-weekend. Hierdoor was er geen aanleiding om te denken dat er iets ernstig mis zou gaan met [slachtoffer]. Voor verdachten was het daardoor naar het oordeel van de rechtbank niet voorzienbaar dat het deze keer, in tegenstelling tot de andere keren dat [slachtoffer] deelnam, fataal zou aflopen. Zij hadden daarom geen reden om meer toezicht op haar te houden en de alarmdiensten te bellen.
Tot slot betreft de verdenking het verwijt dat op het moment dat [medeverdachte] rond 18:00 uur op 27 maart 2022 bij [slachtoffer] gaat kijken, zij pas twee uur later de hulpdiensten heeft gebeld.
De rechtbank stelt vast dat door de forensische deskundigen geen uitspraak is gedaan over het exacte tijdstip van overlijden. De constateringen van de schouwarts lijken de verklaring van verdachte [medeverdachte], dat [slachtoffer] een blauw gelaat had en koud aanvoelde waaruit zij afleidde dat [slachtoffer] was overleden, te bevestigen. Ook de verklaring van [medeverdachte] dat [slachtoffer] een gorgelend geluid maakte en er slijm uit haar neus en mond kwam toen [medeverdachte] haar omdraaide, leidt niet noodzakelijkerwijs tot de conclusie dat [slachtoffer] op dat moment nog leefde. Hoewel het niet meer met zekerheid kan worden vastgesteld, gaat de rechtbank ervan uit dat [slachtoffer] reeds was overleden op het moment dat [medeverdachte] bij haar ging kijken.
Hoewel het zich moeilijk laat voorstellen dat [medeverdachte] zo lang heeft gewacht met het bellen van het alarmnummer, komt de rechtbank tot de conclusie dat, ook als [medeverdachte] direct na het aantreffen van [slachtoffer] rond 18:00 uur met 112 had gebeld, haar dood hiermee niet voorkomen had kunnen worden.
Conclusie schuld
Hoewel de rechtbank vaststelt dat verdachten door het verstrekken van een combinatie van middelen de dood van [slachtoffer] hebben veroorzaakt, was de dood voor hen niet voorzienbaar. Zo bezien kan niet gesteld worden dat de verdachten grovelijk of aanmerkelijk onvoorzichtig, onachtzaam of nalatig hebben gehandeld. De rechtbank zal verdachten dan ook vrijspreken van de onder 1 ten laste gelegde dood door schuld.
De rechtbank is er zich ten volle van bewust dat de hier ter beoordeling staande gebeurtenissen in het weekend van 25 tot 27 maart 2022 hebben geleid tot de dood van [slachtoffer], een vrouw die nog een heel leven voor zich had. De nabestaanden hebben een uiterst pijnlijk en onomkeerbaar verlies geleden, dat een leven lang voelbaar zal blijven.
Feit 2 [27]
In de woning van [verdachte] zijn 5 gripzakjes met daarin (delen van) paddenstoelen aangetroffen [28] , in beslag genomen en door het NFI onderzocht. Uit dat onderzoek blijkt dat de paddenstoelen, die gezamenlijk 324 gram wogen, de stof psilocine bevatten. [29] Daarmee is sprake van een stof die op lijst II van de Opiumwet staat. [medeverdachte] heeft verklaard dat zij de paddenstoelen heeft gekweekt en dat dergelijke hallucinerende paddenstoelen gebruikt werden tijdens het healingweekend van 25 tot 27 maart 2022. [30]
Niet duidelijk is wanneer [medeverdachte] de inbeslaggenomen paddenstoelen heeft gekweekt. In het dossier bevinden zich onvoldoende aanknopingspunten dat ze deze in de ten laste gelegde periode heeft gekweekt. Het kan in het midden blijven of sprake is van medeplegen. [verdachte] zal worden vrijgesproken van het kweken van de paddenstoelen.
Wel blijkt uit de bewijsmiddelen dat [medeverdachte] de paddenstoelen in het weekend van 25 tot 27 maart 2022 aanwezig heeft gehad. Hoewel [medeverdachte] niet stond ingeschreven op het adres waar de paddenstoelen zijn aangetroffen, verbleef zij daar toen wel samen met [verdachte]. Aangezien [verdachte] wetenschap had van de aanwezigheid van de paddenstoelen en hier ook mee instemde en er dus ook zeggenschap over had, is dit feit tezamen en in vereniging gepleegd.
Uit de verklaring van [medeverdachte] blijkt dat er paddenstoelen zijn verstrekt tijdens het healingweekend, waaraan [slachtoffer] en getuige [getuige] deelnamen. Het nuttigen van hallucinerende paddenstoelen, in combinatie met andere middelen, was een belangrijk onderdeel van de ceremonie. [medeverdachte] en [verdachte] organiseerden samen dit weekend en vervulden beiden een rol gedurende dit weekend. Daarmee acht de rechtbank bewezen dat zij tezamen en in vereniging een hoeveelheid paddenstoelen hebben verstrekt gedurende het weekend van 25 maart tot en met 27 maart 2022.

4.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
2.
hij in de periode van
25 maart2022 tot en met 27 maart 2022 te [plaats] in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met één ander meermalen, opzettelijk
een hoeveelheidpaddenstoelen die van nature de stof psilocine of psilocybine bevatten,
- heeft verstrekt;
en
hij in de periode van
25 maart2022 tot en met 27 maart 2022 te [plaats] in de gemeente [gemeente], tezamen en in vereniging met één ander opzettelijk 324,95 gram paddenstoelen die van nature de stof psilocine of psilocybine bevatten,
- aanwezig heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 2:
eendaadse samenloop van:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;
en
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.

6.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

7.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

8.De overwegingen ten aanzien van straf

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld ter zake van dood door schuld en het bereiden en verstrekken van de psilocybine bevattende paddenstoelen tot een gevangenisstraf voor de duur van één jaar, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van de dagen die verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De officier van justitie heeft aangevoerd dat de berechting van verdachte langer dan twee jaar op zich heeft laten wachten, maar dat dit is te verklaren door de complexiteit van de zaak en de invloed van de verdediging.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat de redelijke termijn als bedoeld in art. 6, eerste lid, Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM) is overschreden en dat deze overschrijding ertoe moet leiden dat toepassing wordt gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft geestverruimende paddenstoelen aanwezig gehad. Deze paddo’s dienden niet slechts voor persoonlijk gebruik, maar zijn ook aan anderen verstrekt. Daardoor heeft hij bijgedragen aan het in de samenleving brengen van voor de volksgezondheid schadelijke stoffen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 31 oktober 2024, waaruit blijkt dat hij weliswaar eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, maar deze veroordelingen dateren van lange tijd geleden en betreffen geen soortgelijke feiten.
De reclassering heeft over verdachte een rapport opgemaakt. Daaruit volgt dat verdachte zijn leven voor het grootste gedeelte op orde heeft. Er is sprake van een laag recidiverisico. De reclassering adviseert bij veroordeling tot een voorwaardelijke straf om geen bijzondere voorwaarden op te leggen.
Redelijke termijn
De rechtbank stelt voorop dat in artikel 6, eerste lid, EVRM het recht van iedere verdachte is gewaarborgd om binnen een redelijke termijn te worden berecht. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling ter terechtzitting dient te zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Daarbij speelt de ingewikkeldheid van de zaak een rol, alsmede de invloed van de verdediging op het procesverloop en de wijze waarop de zaak door de bevoegde autoriteiten is behandeld.
De redelijke termijn is aangevangen op 28 maart 2022 toen verdachte in verzekering werd gesteld. Als uitgangspunt heeft in deze zaak te gelden dat de behandeling op zitting moet zijn afgerond met een eindvonnis binnen twee jaar nadat de redelijke termijn is aangevangen.
De rechtbank stelt vast dat het een ingewikkelde zaak betreft en dat het plannen van de inhoudelijke behandeling een aantal maanden vertraging heeft opgelopen, vanwege het zwangerschapsverlof van de raadsvrouw van [verdachte]. Door de verdediging is aangevoerd dat de zaak niet door een andere advocaat kon worden overgenomen. Het aanvullende onderzoek dat op verzoek van de verdediging is uitgevoerd, heeft plaatsgevonden gedurende de maanden van verlof, zodat dit niet tot verdere vertraging heeft geleid.
Daarmee is de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM met 9 maanden overschreden, waarvan in elk geval 4 maanden ten gevolge van de afwezigheid van de raadsvrouw van [verdachte].
Aldus is de redelijke termijn met een aantal maanden overschreden. Overschrijding van de redelijke termijn wordt in beginsel gecompenseerd door vermindering van de straf die zou zijn opgelegd indien de redelijke termijn niet zou zijn overschreden. Na afweging van alle daartoe in aanmerking te nemen belangen en omstandigheden – waaronder de mate van overschrijding van de redelijke termijn – is de rechtbank van oordeel dat de geconstateerde verdragsschending voldoende wordt gecompenseerd met de enkele vaststelling dat inbreuk is gemaakt op artikel 6, eerste lid, EVRM.
Op te leggen straf
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting. Daarin is voor het enkele bezit van 324 gram van een softdrug een geldboete van € 750,- als uitgangspunt vermeld. Aangezien de rechtbank naast het aanwezig hebben ook het verstrekken van hallucinerende paddenstoelen bewezen verklaart, acht de rechtbank een geldboete van € 1000,- passend en geboden.

9.De beoordeling van de civiele vorderingen

De vorderingen benadeelde partijen
De benadeelde partij [benadeelde 1], vader van [slachtoffer], vordert € 25.093,10, bestaande uit een bedrag van € 7.593,10 aan materiële schade, bestaande uit de kosten van lijkbezorging, reiskosten en verblijfkosten, en een bedrag van € 17.500,- aan affectieschade.
De benadeelde partij [benadeelde 2], moeder van [slachtoffer], vordert € 1.6660,- aan materiële schade, bestaande uit de kosten van lijkbezorging, en € 17.5000,- aan affectieschade.
De benadeelde partij [benadeelde 3], partner van [slachtoffer], vordert € 20.000,- aan affectieschade.
Alle benadeelde partijen hebben verzocht de vordering te vermeerderen met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen kunnen worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vorderingen moeten worden verklaard, in verband met de bepleite vrijspraak. Subsidiair heeft de raadsvrouw bepleit dat, gelet op de kring van nabestaanden die aanspraak kunnen maken op affectieschade, slechts de ouders die aanspraak toekomt.
Overweging van de rechtbank
Verdachte is vrijgesproken van dood door schuld. Daarom zullen de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in de vorderingen worden verklaard.
Dit brengt mee dat de benadeelde partijen moeten worden veroordeeld in de kosten die verdachte tot aan deze uitspraak in verband met haar verdediging tegen die vordering heeft moeten maken. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil.

10.De beoordeling van het beslag

De in beslag genomen en nog niet teruggegeven dozen met paddo’s (goednummer 2716985) en sealbags (goednummers 2775799, 2775803, 2775805, 2775807, 2775808) betreffen een middel als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet. Om die reden zal de rechtbank bevelen dat deze op grond van artikel 13a van de Opiumwet worden onttrokken aan het verkeer.
Ten aanzien van de overige voorwerpen stelt de rechtbank vast dat deze niet verboden zijn en niet zijn gebruikt bij een geconstateerd strafbaar feit. Nu het belang van strafvordering zich daartegen niet verzet, zal de rechtbank de teruggave aan de rechthebbende gelasten van de volgende voorwerpen:
  • 2716315: diverse potjes en flesjes,
  • 2716929: één doos met caapi,
  • 2716940: één doos met mapacho,
  • 2716952: één doos met shacapa bladeren,
  • 2717015: vijf dozen en een vuilniszak met caapi/chapaca bladeren,
  • 2718134, 2718135, 2718136 en 2718138: neussprays.

11.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en maatregel is gegrond op de artikelen:
- 23, 24 c, 47 en 55 van het Wetboek van Strafrecht;
- 3, 11 en 13a van de Opiumwet.

12.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het onder 1. ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte onder 2. ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op een geldboete van € 1000,-, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 20 dagen hechtenis;
 bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering op de opgelegde geldboete in mindering zal worden gebracht volgens de maatstaf van € 50,00 per dag;
 beveelt de onttrekking aan het verkeer van:
- goednummer 2716985: dozen met paddo’s,
- goednummers 2775799, 2775803, 2775805, 2775807, 2775808: sealbags;
 gelast de teruggave aan de rechthebbende van:
- 2716315: diverse potjes en flesjes,
- 2716929: één doos met caapi,
- 2716940: één doos met mapacho,
- 2716952: één doos met shacapa bladeren,
- 2717015: vijf dozen en een vuilniszak met caapi/chapaca bladeren,
- 2718134, 2718135, 2718136 en 2718138: neussprays;
 wijst af de vordering tot gevangenneming;
 verklaart de benadeelde partijen [benadeelde 1], [benadeelde 2] en [benadeelde 3] niet-ontvankelijk in de vorderingen tot materiële schade en affectieschade;
 veroordeelt de benadeelde partijen in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Breimer, voorzitter, mr. F.J.H. Hovens en mr. A.J.H. Steenweg, rechters, in tegenwoordigheid van mr. W. Braaksma en M.J. Willekers, griffiers, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 januari 2025.
mr. Steenweg en Willekers zijn buiten staat het vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.De rechtbank realiseert zich dat verwijzing naar de stukken in het dossier niet nodig is bij een vrijspraak, maar kiest er voor om dat toch te doen, mede ten behoeve van de - professionele - procesdeelnemers bij - het vervolg van - de procedure. De stukken zijn terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, districtsrecherche Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022134441, gesloten op 17 juli 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van onderzoek telefoon [slachtoffer], p. 349, p. 405 en p. 454.
3.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte], p. 494-496.
4.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte], p. 456.
5.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], p. 408.
6.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte], p. 456.
7.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte], p. 466.
8.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige], p. 35.
9.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte], p. 457.
10.Proces-verbaal van relaas, p. 3, proces-verbaal van bevindingen onderzoek telefoon verdachte [medeverdachte], p. 346.
11.Proces-verbaal van bevindingen, p. 19.
12.Schouwverslag dat aan het verhoor van de patholoog door de rechter-commissaris is gehecht.
13.Proces-verbaal van verhoor verdachte [medeverdachte], p, 451.
14.https://www.zamnesia.nl/4426-aztec-tobacco-mapacho-nicotiana-rustica-20-zaden.html. Zie ook het NFI rapport ‘Chemisch identificatie onderzoek aan de inhoud van een neusspray naar aanleiding van een incident op 27 maart 2022 in [plaats]’, p. 110 e.v.
15.https://nl.wikipedia.org/wiki/Banisteriopsis_caapi. Zie ook Toxicologisch onderzoek in lichaamsmateriaal van [slachtoffer], opgemaakt door L.C.P. Borra MSc, op 17 oktober 2022 (hierna: Toxicologisch rapport), p. 101.
16.https://www.jellinek.nl/informatie-over-alcohol-drugs/drugs/paddos-truffels-psilocybine/
17.Proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte], p. 461.
18.Verklaring verdachte [medeverdachte] ter terechtzitting van 6 december 2024.
19.Verklaring verdachte [medeverdachte] ter terechtzitting van 6 december 2024.
20.Toxicologisch rapport, p. 104.
21.Toxicologisch rapport, p. 108.
22.Toxicologisch rapport, p. 98.
23.Forensisch pathologisch onderzoek naar aanleiding van een mogelijk niet-natuurlijke aard van overlijden, opgemaakt door drs. D.J. Rijken, op 21 oktober 2022 (hierna: Pathologisch rapport), p. 80.
24.Aanvullend bericht Patholoog Rijken, d.d. 7 november 2023.
25.Bijlage bij proces-verbaal van bevindingen, p. 335.
26.Aanvullend rapport toxicoloog d.d. 21 mei 2024, p. 8.
27.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, districtsrecherche Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2022134441, gesloten op 17 juli 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
28.Proces-verbaal van binnentreden woning, p. 240 en proces-verbaal van bevindingen, p. 366.
29.Rapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 14 september 2022, p. 369.
30.Verklaring van verdachte [medeverdachte] ter terechtzitting van 6 december 2024.