ECLI:NL:RBGEL:2025:1347

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 februari 2025
Publicatiedatum
19 februari 2025
Zaaknummer
11336550 CV EXPL 24-2759
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging koopovereenkomst wegens dwaling bij aankoop Volkswagen Caddy

In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 19 februari 2025 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen Bewindvoerderskantoor Achterhoek B.V. en een gedaagde partij. De eisende partij, Bewindvoerderskantoor Achterhoek, trad op als bewindvoerder over de goederen van een persoon die de Volkswagen Caddy had gekocht. De koopovereenkomst werd vernietigd op grond van dwaling, omdat de gedaagde partij onjuiste informatie had verstrekt over de kwalificatie van de auto als rolstoelauto en de mogelijkheid voor belastingteruggave. De rechtbank oordeelde dat de gedaagde partij haar mededelingsplicht had geschonden door te stellen dat de auto in aanmerking kwam voor een verlaagd tarief aan motorrijtuigenbelasting, terwijl dit niet het geval was. De rechtbank heeft de gedaagde veroordeeld tot terugbetaling van de koopsom, verminderd met een schadevergoeding voor waardevermindering van de auto, en heeft ook schadevergoeding toegewezen voor extra kosten aan motorrijtuigenbelasting. De proceskosten werden eveneens aan de gedaagde opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Zutphen
Zaaknummer: 11336550 \ CV EXPL 24-2759
Vonnis van 19 februari 2025
in de zaak van
BEWINDVOERDERSKANTOOR ACHTERHOEK B.V.
te Borculo,
in haar hoedanigheid van bewindvoerder over alle goederen van:
[naam],
eisende partij,
hierna te noemen: Bewindvoerderskantoor Achterhoek,
gemachtigde: mr. R.A. Rila,
tegen
[gedaagde],
te [vestigingsplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. J.H.M. Döbber.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 6 november 2024
- de e-mail van mr. Rila van 6 januari 2025 met productie 19
- de op 15 januari 2025 door mr. Rila overgelegde verklaring van Bewindvoerderskantoor Achterhoek
- de mondelinge behandeling van 17 januari 2025, waar door mr. Rila spreekaantekeningen zijn voorgedragen. Van het overige verhandelde zijn aantekeningen gemaakt door de griffier.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Bij beschikking van deze rechtbank van 20 februari 2004 is bewind ingesteld over de goederen die (zullen) toebehoren aan [naam] .
2.2.
Op 26 april 2017 is Bewindvoerderskantoor Achterhoek tot bewindvoerder van [naam] benoemd.
2.3.
[gedaagde] heeft via een advertentie een Volkswagen Caddy te koop aangeboden. De advertentietekst had als titel: “Volkswagen Caddy Rolstoelauto 2.0 TDI 102 PK AUTOMAAT TREND” en daaronder stond vermeld “Bedrijfswagen”.
2.4.
Op 8 februari 2024 heeft [naam] de Volkswagen Caddy van [gedaagde] gekocht tegen een koopsom van € 36.000,00 exclusief een bedrag van € 2.324,00 bpm. De koop is goedgekeurd door Bewindvoerderskantoor Achterhoek.
2.5.
Op 8 februari 2024 heeft [gedaagde] aan [naam] geschreven:

Zoals zojuist besproken stuur ik nu de koopovereenkomst van de Volkswagen Caddy Rolstoelbus. (…) Jullie krijgen straks nog een overeenkomst incl. de bpm waar jullie als het goed is vrijstelling voor hebben.
Bpm-regeling voor mensen met een handicap (belastingdienst.nl)
2.6.
Op 13 februari 2024 heeft [gedaagde] aan [naam] geschreven:

Ik stuur jullie nu de autofactuur incl. bpm jullie kunnen de terug gaven met deze factuur en de offerte terugvragen, zie link die ik eerder heb gestuurd.
Ik probeer nu zo snel mogelijk het kenteken aan te vragen.
2.7.
[naam] heeft de Belastingdienst aangeschreven met het verzoek om in aanmerking te komen voor een verlaagd tarief aan motorrijtuigenbelasting.
2.8.
Bij brief van 13 mei 2024 heeft de Belastingdienst aan [naam] geschreven dat de Volkswagen Caddy niet in aanmerking komt voor het (verlaagde) tarief motorrijtuigenbelasting voor een bestelauto, die wordt gebruikt voor het vervoer van een gehandicapte. Als reden daarvoor is gegeven dat de Volkswagen Caddy geen bestelauto is, maar een personenauto met een personen auto kenteken.
2.9.
In of omstreeks juni 2024 heeft [gedaagde] het voor de Volkswagen Caddy verschuldigde bedrag van € 2.324,00 aan bpm aan [naam] vergoed.
2.10.
Bij brief van 25 juni 2024 heeft mr. Rila de koopovereenkomst vernietigd op grond van dwaling dan wel de overeenkomst ontbonden op grond van non-conformiteit.

3.Het geschil

3.1.
Bewindvoerderskantoor Achterhoek vordert - samengevat - dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
I. voor recht zal verklaren dat [naam] de koopovereenkomst met [gedaagde] op goede gronden heeft vernietigd op grond van dwaling, dan wel deze overeenkomst alsnog te vernietigen;
subsidiair:
II. de koopovereenkomst tussen [naam] en [gedaagde] zal ontbinden op grond van non-conformiteit;
primair en subsidiair:
III. [gedaagde] zal veroordelen om aan [naam] te betalen een bedrag van € 36.850,86, voor iedere dag na 30 september 2024 te vermeerderen met € 4,26, alsmede te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 juni 2024 tot aan de dag van algehele voldoening;
IV. [gedaagde] zal veroordelen om aan [naam] te betalen een bedrag van € 1.373,35 aan buitengerechtelijke kosten;
V. [gedaagde] zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
Bewindvoerderskantoor Achterhoek legt aan de vorderingen het volgende ten grondslag.
Primair legt Bewindvoerderskantoor Achterhoek aan de vordering ten grondslag dat sprake is van dwaling. [gedaagde] heeft de auto als rolstolauto te koop aangeboden. Voorafgaand aan de verkoop heeft [gedaagde] aangegeven dat [naam] in aanmerking komt voor de ‘teruggaaf bpm gehandicaptenregeling’ en voor een verlaagd tarief aan motorrijtuigenbelasting, terwijl dit niet zo is. Daardoor heeft [gedaagde] haar mededelingsplicht geschonden dan wel onjuiste inlichtingen verstrekt. De koopovereenkomst is om die reden buitengerechtelijk vernietigd. Subsidiair stelt Bewindvoerderskantoor Achterhoek dat de auto niet aan de koopovereenkomst beantwoordt, omdat de auto is geïmporteerd als personenauto in plaats van als bestelauto die geschikt is voor gehandicaptenvervoer. Daardoor is sprake van een non-conforme auto. Dit rechtvaardigt op grond van artikel 6:265 BW ontbinding van de koopovereenkomst. Zowel bij ontbinding als bij vernietiging van de koopovereenkomst is [gedaagde] gehouden de koopsom van € 36.000,00 terug te betalen. Daarnaast heeft [naam] extra kosten voor motorrijtuigenbelasting moeten maken, welke kosten op grond van artikel 6:162 BW als schade door [gedaagde] moeten worden vergoed. Op grond van artikel 6:119 BW is [gedaagde] wettelijke rente verschuldigd geworden. Bewindvoerderskantoor Achterhoek heeft haar vordering uit handen moeten geven. [gedaagde] is op grond van artikel 6:96 lid 2 BW gehouden de als gevolg daarvan gemaakte buitengerechtelijke incassokosten te voldoen tot een bedrag van € 1.373,35.
3.3.
[gedaagde] voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijkheid van Bewindvoerderskantoor Achterhoek, dan wel tot afwijzing van de vorderingen, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van Bewindvoerderskantoor Achterhoek in de kosten van deze procedure.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[naam] heeft als gevolg van het per 20 februari 2004 ingestelde bewind niet langer de bevoegdheid om zelfstandig in de procedure op te treden. De bewindvoerder dient hem in en buiten rechte te vertegenwoordigen. De bewindvoerder is om die reden in de procedure verschenen en zal als formele procespartij worden aangemerkt (zie ook de prejudiciële beslissing van 7 maart 2014 van de Hoge Raad, ECLI:NL:HR: 2014:525).
4.2.
Tussen partijen is een koopovereenkomst gesloten die moet worden aangemerkt als een consumentenkoop in de zin van artikel 7:5 lid 1 BW. [naam] wil kort gezegd van deze koopovereenkomst af. De daarvoor aangevoerde gronden komen hierna aan de orde.
4.3.
Namens [naam] is primair een beroep gedaan op dwaling als bedoeld in artikel 6:228 BW. Daarvoor is onder meer vereist dat de dwalende is uitgegaan van een onjuiste voorstelling van zaken, veroorzaakt door één van de drie dwalingsgronden van artikel 6:288 lid 1 BW aanhef en sub a t/m c BW, namelijk een inlichting, een verzwijgen of een wederzijdse dwaling. Daarnaast is vereist dat sprake is van een causaal verband tussen de onjuiste voorstelling van zaken en het sluiten van de overeenkomst.
4.4.
Vast staat dat [naam] bij het sluiten van de overeenkomst van een onjuiste voorstelling van zaken is uitgegaan, in die zin dat hij in de veronderstelling verkeerde dat hij met de aanschaf van de Volkswagen Caddy in aanmerking kwam voor de teruggaafregeling bpm en voor een verlaagd tarief aan motorrijtuigenbelasting, terwijl dit achteraf onjuist is gebleken.
4.5.
[naam] wijt de onjuiste voorstelling van zaken aan onjuiste inlichtingen van [gedaagde] . Hij stelt daartoe dat de Volkswagen Caddy in de verkoopadvertentie te koop is aangeboden als ‘bedrijfswagen’ en ‘rolstoelauto’. Daar komt bij dat partijen voorafgaand aan de totstandkoming van de koopovereenkomst hebben gesproken over de teruggave van bpm en het verlaagde belastingtarief voor een bestelauto die wordt gebruikt voor het vervoer van een gehandicapte. [gedaagde] heeft gezegd dat [naam] voor beide regelingen in aanmerking kwam en [naam] mocht daar op vertrouwen.
4.5.1.
[gedaagde] betwist dat hij een onjuiste inlichting heeft gegeven. Hij heeft niet gezegd dat [naam] in aanmerking zou komen voor het verlaagde belastingtarief. Partijen hebben wel gesproken over de teruggaafregeling voor bpm, maar ook daar is geen garantie voor gegeven, aldus [gedaagde] . Bovendien is de verschuldigde bpm inmiddels (coulancehalve) vergoed door [naam] , zodat het door [naam] geleden nadeel reeds is opgeheven.
4.5.2.
Tussen partijen staat vast dat zij voorafgaand aan de koop van de Volkswagen Caddy hebben gesproken over de teruggaafregeling bpm. Om voor die teruggaafregeling in aanmerking te komen, geldt als vereiste dat de gekochte auto moet kwalificeren als een
bestelauto, geschikt voor het vervoer van een gehandicapte. Dezelfde eis geldt voor het verlaagde tarief voor de motorrijtuigenbelasting. Van [gedaagde] wordt als professioneel garagebedrijf geacht te weten aan welke (inrichtings-) eisen een auto moet voldoen om als bestelauto gekwalificeerd te worden. Met de overgelegde stukken is voldoende onderbouwd dat door [gedaagde] de indruk is gewekt dat de Volkswagen Caddy voor teruggaaf van bpm in aanmerking zou komen en dat deze auto dus als een bestelauto kwalificeert. Daar komt bij dat [gedaagde] de Volkswagen Caddy in de advertentietekst niet als een personenauto typeert, maar als ‘bedrijfswagen’ en ‘rolstoelauto’. Op basis van deze door een professioneel autohandelaar gegeven inlichtingen mocht [naam] verwachten dat hij een bestelauto kocht, waarmee hij ook in aanmerking zou komen voor het verlaagde tarief aan motorrijtuigenbelasting. De algemene disclaimer op de website van [gedaagde] kan daar niet aan afdoen.
4.5.3.
De conclusie is dat de onjuiste voorstelling van zaken te wijten is aan de onjuiste inlichting die door [gedaagde] is gegeven. Eveneens kan aangenomen worden dat [naam] bij een juiste voorstelling van zaken de overeenkomst niet had gesloten, althans niet onder dezelfde voorwaarden, zodat het causaal verband tussen de dwaling en de totstandkoming van de overeenkomst eveneens vast staat.
4.6.
Nu aan alle vereisten van artikel 6:228 lid 1 BW is voldaan en niet gebleken is dat de vernietiging kan worden gegrond op een dwaling die een uitsluitend toekomstige omstandigheid betreft of die voor rekening van de dwalende behoort te blijven (artikel 6:228 lid 2 BW), heeft [naam] de overeenkomst wegens dwaling kunnen vernietigen. De gevorderde verklaring voor recht dat [naam] de overeenkomst rechtsgeldig buitengerechtelijk heeft vernietigd, zal dan ook worden toegewezen.
4.7.
De vernietiging van de overeenkomst werkt op grond van artikel 3:53 lid 1 BW terug tot het tijdstip waarop de rechtshandeling is verricht. Dit heeft tot gevolg dat de grondslag aan de betalingsverplichting van [naam] is komen te vervallen, zodat [naam] op grond van artikel 6:203 BW recht heeft op restitutie van de betaalde koopprijs. De vernietiging heeft tevens tot gevolg dat de auto door [gedaagde] dient te worden teruggenomen.
4.8.
[naam] is, zoals tijdens de mondelinge behandeling terecht door [gedaagde] is opgemerkt, ook na het inroepen van de vernietiging van de auto gebruik blijven maken. De auto kan door het gebruik niet meer in oorspronkelijke staat aan [gedaagde] worden geretourneerd. Bewindvoerderskantoor Achterhoek schiet in zoverre tekort in haar ongedaanmakingsverplichting, terwijl zij vanaf het moment van het inroepen van de vernietiging met de teruggave wel rekening had moeten houden. Zij heeft bovendien door het gebruik een voordeel genoten. De kantonrechter begrijpt het verweer van [gedaagde] mede als een verzoek (bij wijze van verrekening) rekening te houden met de waardevermindering van de auto als gevolg van het gebruik van de auto door [naam] . De kantonrechter bepaalt dat [gedaagde] een vergoeding toekomt ter hoogte van tien procent van de koopprijs. Dat betekent dat de door [gedaagde] aan Bewindvoerderskantoor Achterhoek terug te betalen koopprijs zal worden verminderd met tien procent, zodat een door [gedaagde] te betalen bedrag van € 32.400,00 resteert, welk bedrag zal worden toegewezen. De kantonrechter gaat er van uit dat Bewindvoerderskantoor Achterhoek de auto aan [gedaagde] zal teruggeven nadat zij de koopsom heeft terugontvangen.
4.9.
Bewindvoerderskantoor Achterhoek maakt verder aanspraak op een schadevergoeding, bestaande uit de extra gemaakte kosten aan motorrijtuigenbelasting vanaf 20 maart 2024. Zij legt daaraan ten grondslag dat [gedaagde] door het geven van de onjuiste inlichting onrechtmatig tegenover [naam] heeft gehandeld. De kantonrechter overweegt daarover als volgt. Gelet op het feit dat [gedaagde] , zoals hiervoor is overwogen, [naam] ten onrechte de indruk heeft gegeven dat hij een bestelauto aanschafte, terwijl zij als professioneel autohandelaar redelijkerwijs had moeten weten dat dat niet zo was, staat vast dat [gedaagde] onrechtmatig tegenover [naam] heeft gehandeld en dat dit onrechtmatig handelen haar kan worden toegerekend. [gedaagde] is daarom gehouden de schade die [naam] als gevolg van het onrechtmatig handelen (bestaande uit het geven van een onjuiste inlichting) heeft geleden, te vergoeden. De hoogte van het aan schade gevorderde bedrag is niet weersproken, zodat over de periode tot en met 30 september 2024 een bedrag van € 850,58 toewijsbaar is. Over de periode vanaf 1 oktober 2024 is het gevorderde bedrag van € 4,26 per dag toewijsbaar tot aan de dag waarop [gedaagde] aan de veroordeling tot terugbetaling van 90% van de koopsom heeft voldaan.
4.10.
De gevorderde rente is als niet afzonderlijk bestreden en op de wet gegrond toewijsbaar als hierna vermeld.
4.11.
Bewindvoerderskantoor Achterhoek vordert ten slotte vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. Als niet weersproken staat vast dat incassohandelingen zijn verricht, zodat [gedaagde] gehouden is daarvoor een vergoeding te betalen. Gelet op het toewijsbaar gebleken bedrag en het tarief dat in het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is bepaald, is een bedrag van € 1.340,08 toewijsbaar.
4.12.
[gedaagde] is gedeeltelijk in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Bewindvoerderskantoor Achterhoek worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
135,97
- griffierecht
706,00
- salaris gemachtigde
1.086,00
(2,00 punten × € 543,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.062,97
4.13.
De over de proceskosten gevorderde wettelijke rente wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

5.De beslissing

5.1.
verklaart voor recht dat Bewindvoerderskantoor Achterhoek de koopovereenkomst met [gedaagde] rechtsgeldig heeft vernietigd op grond van dwaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan Bewindvoerderskantoor Achterhoek te betalen een bedrag van € 32.400,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 25 juni 2024 tot de dag van algehele voldoening,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om aan Bewindvoerderskantoor Achterhoek te betalen een bedrag van € 850,58 aan schadevergoeding, te vermeerderen met een bedrag van € 4,26 per dag over de periode van 1 oktober 2024 tot de dag waarop [gedaagde] aan de veroordeling als opgenomen in 5.2. heeft voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de respectievelijke data van verzuim tot de dag van algehele voldoening,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] om aan Bewindvoerderskantoor Achterhoek te betalen een bedrag van € 1.340,08,
5.5.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 2.062,97, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.6.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.7.
verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J.P. Lambooij en in het openbaar uitgesproken op 19 februari 2025.
(mk)