ECLI:NL:RBGEL:2025:133

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
13 januari 2025
Publicatiedatum
14 januari 2025
Zaaknummer
05-284833-19
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor gewoontewitwassen met een gevangenisstraf van 12 maanden

Op 13 januari 2025 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een 45-jarige man, die werd beschuldigd van gewoontewitwassen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, in de periode van 1 januari 2014 tot en met 15 november 2019, samen met een medeverdachte, aanzienlijke geldbedragen en goederen heeft verworven, waarvan de herkomst niet kon worden verklaard door legale inkomsten. De verdachte heeft contante bedragen van in totaal ongeveer €263.201,- uitgegeven aan huur, levensonderhoud, luxe goederen, en andere uitgaven, zonder dat deze konden worden gedekt door zijn legale inkomsten. De rechtbank heeft geoordeeld dat er sprake was van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen, en dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het plegen van dit feit als een gewoonte. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 15 maanden geëist, maar de rechtbank heeft de straf vastgesteld op 12 maanden, rekening houdend met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn gezondheid en de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden, die volledig zal worden uitgevoerd in de penitentiaire inrichting, totdat hij in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma of voorwaardelijke invrijheidstelling.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05-284833-19
Datum uitspraak : 13 januari 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1979 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] in [woonplaats] .
raadsman: mr. J.G. Roethof, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 januari 2014 tot en met 15 november 2019, te
- [woonplaats] , gemeente Zevenaar en/of
- Duiven en/of
- Westervoort en/of
- Warmond, gemeente Teylingen en/of
- ( elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen en/of alleen,
één of meer geldbedragen, tot een totaal van (ongeveer) €263.201,-, waaronder
• een geldbedrag van (in totaal) (ongeveer) €10.720,- (contant gestort op bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [verdachte] ) en/of
• een geldbedrag van (in totaal) ongeveer €25.500,- (contant gestort op bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [medeverdachte] )
en/of
• een geldbedrag van (in totaal) (ongeveer) €75.350,- (besteedt aan de huur van zijn/hun woning gelegen aan de [adres 1] te [woonplaats] ) en/of
• een geldbedrag van (in totaal) (ongeveer) €28.000,- (besteedt aan zijn/hun levensonderhoud) en/of
• een geldbedrag van (in totaal) (ongeveer) €17.546,83 (besteedt aan reizen) en/of
• een geldbedrag van (in totaal) (ongeveer) €21.059,30 (besteedt aan de aanschaf en/of het onderhoud van auto’s en/of motoren) en/of
• een geldbedrag van (in totaal) (ongeveer) €4.296,05 (besteedt aan (stallings)kosten voor een of meer paarden) en/of
• een geldbedrag van (in totaal) (ongeveer) €9.695,- (besteedt aan de betaling van een of meer openstaande boetes) en/of
• een geldbedrag van (in totaal) (ongeveer) €2.219,50 (besteedt aan een scooter en/of een mountainbike/fiets) en/of
• een geldbedrag van (in totaal) (ongeveer) €4.400,- (besteedt aan laminaat) en/of
• een geldbedrag van (in totaal) (ongeveer) €35.416,- (besteedt aan contante privéstortingen op rekening van [bedrijf 1] ) en/of
• een geldbedrag van (in totaal) (ongeveer) €1.901,- (besteedt aan één meer belasting(na)heffingen) en/of
• een geldbedrag van (in totaal) (ongeveer) €4.312,20 (besteedt aan contante privéstortingen op rekening van [bedrijf 2] ) en/of
• een geldbedrag van (in totaal) (ongeveer) €7.000,- (besteedt aan kosten voor één of vaartuigen) en/of
• een geldbedrag van (in totaal) (ongeveer) €16.170,07 (bestaande uit aan een groot aantal (andere) contante uitgaven) en/of
en/of
één of meer goederen, waaronder:
• een personenauto (merk BMW, type X5, kenteken [kenteken 1] ) en/of,
• een personenauto (merk BMW, type 3-serie cabriolet, kenteken [kenteken 2] ) en/of
• een bromfiets/scooter (merk Vespa, kenteken [kenteken 3] ) en/of
• een mountainbike/fiets (merk Focus) en/of
• een waterscooter (merk Sea-Doo, kenteken [kenteken 4] )
verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van voorwerpen, te weten
één of meer geldbedragen, tot een totaal van (ongeveer) €263.201,-, waaronder
• een geldbedrag van (in totaal) (ongeveer) €10.720,- (contant gestort op bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [verdachte] ) en/of
• een geldbedrag van (in totaal) ongeveer €25.500,- (contant gestort op bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [medeverdachte] )
en/of
• een geldbedrag van (in totaal) (ongeveer) €75.350,- (besteedt aan de huur van zijn/hun woning gelegen aan de [adres 1] te [woonplaats] ) en/of
• een geldbedrag van (in totaal) (ongeveer) €28.000,- (besteedt aan zijn/hun levensonderhoud) en/of
• een geldbedrag van (in totaal) (ongeveer) €17.546,83 (besteedt aan reizen) en/of
• een geldbedrag van (in totaal) (ongeveer) €21.059,30 (besteedt aan de aanschaf en/of het onderhoud van auto’s en/of motoren) en/of
• een geldbedrag van (in totaal) (ongeveer) €4.296,05 (besteedt aan (stallings)kosten voor een of meer paarden) en/of
• een geldbedrag van (in totaal) (ongeveer) €9.695,- (besteedt aan de betaling van een of meer openstaande boetes) en/of
• een geldbedrag van (in totaal) (ongeveer) €2.219,50 (besteedt aan een scooter en/of een mountainbike/fiets) en/of
• een geldbedrag van (in totaal) (ongeveer) €4.400,- (besteedt aan laminaat) en/of
• een geldbedrag van (in totaal) (ongeveer) €35.416,- (besteedt aan contante privéstortingen op rekening van [bedrijf 1] )
en/of
• een geldbedrag van (in totaal) (ongeveer) €1.901,- (besteedt aan één meer belasting(na)heffingen) en/of
• een geldbedrag van (in totaal) (ongeveer) €4.312,20 (besteedt aan contante privéstortingen op rekening van [bedrijf 2] ) en/of
• een geldbedrag van (in totaal) (ongeveer) €7.000,- (besteedt aan kosten voor één of vaartuigen) en/of
• een geldbedrag van (in totaal) (ongeveer) €16.170,07 (bestaande uit aan een groot aantal (andere) contante uitgaven) en/of
en/of
één of meer goederen, waaronder:
• een personenauto (merk BMW, type X5, kenteken [kenteken 1] ) en/of,
• een personenauto (merk BMW, type 3-serie cabriolet, kenteken [kenteken 2] ) en/of
• een bromfiets/scooter (merk Vespa, kenteken [kenteken 3] ) en/of
• een mountainbike/fiets (merk Focus) en/of
• een waterscooter (merk Sea-Doo, kenteken [kenteken 4] )
gebruik gemaakt, terwijl hij wist dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk — (mede) afkomstig waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, van het plegen van dat feit een gewoonte heeft gemaakt.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het tenlastegelegde feit, met dien verstande dat verdachte moet worden vrijgesproken van de stortingen op de rekening van [medeverdachte] en haar bedrijf [bedrijf 2] . Daarnaast moet verdachte worden vrijgesproken van de kosten voor het laminaat en dient € 1.000,- van het bedrag voor het reizen te worden afgetrokken. Dit is overeenkomstig het veroordelend vonnis van medeverdachte [medeverdachte] .
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich primair op het standpunt gesteld dat er sprake is van een vormverzuim. Er waren te weinig feiten voor een redelijk vermoeden dat het geld of de goederen waarover verdachte beschikte van misdrijf afkomstig waren. Op basis van dit vermoeden zijn er wel ingrijpende dwang- en BOB-middelen ingezet. Pas na het verkrijgen van de resultaten uit de inzet van deze middelen kon worden gesproken van een redelijk vermoeden van schuld. Hiermee is sprake van een vormverzuim, is verdachte in zijn belangen geschaad en heeft hij nadeel ondervonden. De verdediging stelt zich op het standpunt dat het bewijsmateriaal onder zodanige omstandigheden is verkregen, dat het niet mag worden aangewend om een strafrechtelijke veroordeling te bewerkstelligen. Indien de rechtbank van oordeel is dat het wel mag worden gebruikt voor het bewijs dient het te leiden tot strafvermindering.
Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat, als de rechtbank tot een bewezenverklaring komt, de legale inkomsten van het totaalbedrag moet worden afgetrokken. Daarnaast moet de € 4.400,- voor het laminaat van het totaalbedrag worden afgetrokken, omdat dit bedrag al verrekend zou zijn met de huur. De contante stortingen op de rekening van [medeverdachte] dienen er eveneens vanaf te worden getrokken, omdat niet blijkt dat verdachte hier vanaf wist. Ten aanzien van de stortingen op de rekening van [bedrijf 2] en de post die ziet op de reizen sluit de verdediging zich aan bij het standpunt van de officier van justitie.
Beoordeling door de rechtbank
Vormverzuim
In het proces-verbaal van verdenking van 19 juni 2019 staat dat verdachte en zijn vriendin [medeverdachte] kennelijk al jaren de beschikking hebben over onder andere luxe goederen, dure voertuigen en contant geld, terwijl dit redelijkerwijs niet uit de legale inkomsten te verklaren is. Beide personen hebben volgens de gegevens van de Belastingdienst de afgelopen vijf jaar een gering legaal inkomen, wat niet strookt met het luxe leven dat zij leiden. Uit een kasopstelling over de periode van 2013-2018 blijkt een negatief resultaat van minimaal € 238.268,-. Vervolgens is op basis van dit proces-verbaal de politie een onderzoek gestart. Naar het oordeel van de rechtbank was er op dat moment sprake van een redelijk vermoeden dat verdachte zich schuldig maakte aan een strafbaar feit, te weten witwassen. Het verweer van de raadsman wordt dan ook verworpen.
Toetsingskader
Verdachte wordt verweten dat hij zich gedurende enkele jaren heeft schuldig gemaakt aan witwassen. De rechtbank stelt voorop dat voor een bewezenverklaring van het in de delictsomschrijving van artikel 420bis en 420quater, eerste lid, aanhef en onder a en b, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) opgenomen bestanddeel “afkomstig uit enig misdrijf”, niet is vereist dat uit de bewijsmiddelen moet kunnen worden afgeleid dat het desbetreffende voorwerp afkomstig is uit een nauwkeurig aangeduid misdrijf. Wel is voor een veroordeling ter zake van dit wetsartikel vereist dat vaststaat dat het voorwerp afkomstig is uit enig misdrijf.
Als op grond van de beschikbare bewijsmiddelen geen rechtstreeks verband valt te leggen met een bepaald misdrijf, kan een voorwerp dat “afkomstig is uit enig misdrijf” niettemin bewezen worden geacht, indien het op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden niet anders kan zijn dan dat het in de tenlastelegging genoemde voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is.
Wanneer door het Openbaar Ministerie feiten en omstandigheden zijn aangedragen die een vermoeden rechtvaardigen dat het niet anders kan zijn dan dat het voorwerp uit enig misdrijf afkomstig is, mag van de verdachte worden verlangd dat hij of zij een concrete, verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring geeft dat het voorwerp niet van misdrijf afkomstig is.
De rechtbank gaat op grond van het procesdossier en het onderzoek ter terechtzitting uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Relatie verdachte en [verdachte]
Verdachte heeft verklaard dat hij in de periode van januari 2014 tot en met november 2019 een relatie had met [medeverdachte] . Zij woonden aan de [adres 1] in [woonplaats] en hebben samen één kind. [2] Verdachte en [medeverdachte] waren in die periode fiscaal partner. [3]
Op basis van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat verdachte en [medeverdachte] een economische eenheid vormden. De rechtbank is van oordeel dat hierdoor sprake is van een zodanige feitelijke financiële verwevenheid dat alle uitgaven aan zowel verdachte als [medeverdachte] kunnen worden toegerekend. Hieronder vallen naar het oordeel van de rechtbank ook de contante stortingen op de bankrekening van [medeverdachte] en haar bedrijf [bedrijf 2] .
Het voorgaande betekent ook dat de rechtbank het contant beschikbaar vermogen van [medeverdachte] als contant beschikbaar vermogen van verdachte beschouwt. Gelet op hun relatie en de verwevenheid van inkomsten en uitgaven, gaat de rechtbank ervan uit dat zij beiden betalingen hebben verricht ten behoeve van elkaar en dus ook dat [medeverdachte] betalingen heeft verricht ten behoeve van verdachte.
Legale inkomsten en beginvermogen
Door de politie is onderzocht wat [medeverdachte] en verdachte aan legale contante inkomsten hadden in de periode 1 januari 2014 tot en met 25 oktober 2019.
Gelet op de bankafschriften is in het rapport als beginsaldo € 200,- gehanteerd. [4]
Verdachte is de eigenaar van de eenmanszaak ‘ [bedrijf 1] ’. [5] Vanuit de kas van [bedrijf 1] is € 9.000,- contant privé opgenomen. Vanaf de bankrekening van [bedrijf 1] is op 2 juni 2018 € 5.000,- privé contant opgenomen, op 30 januari 2019 € 250,- en op 28 februari 2019 € 1.000,-. Het totaalbedrag is € 15.250,-. [6]
Volgens de Kamer van Koophandel staat het bedrijf [bedrijf 2] op naam van [medeverdachte] . [7] De contante ontvangsten privé uit de onderneming in de onderzochte periode bedragen in totaal € 19.728,07. [8]
Uit de gegevens van de fiscus blijkt dat verdachte en [medeverdachte] geen andere bronnen van inkomsten hadden, anders dan een bescheiden bedrag aan kindgebonden budget en zorgtoeslag. [9]
Het totale bedrag voor contante ontvangsten uit legaal inkomen is € 34.978,07. [10]
De rekening [rekeningnummer 2] stond op naam van [medeverdachte] en hier is in de gehele periode € 1.790,- contant van opgenomen. De rekening [rekeningnummer 3] is van de onderneming van verdachte en van deze rekening is over de periode 1 april 2019 tot en met 25 oktober 2019 € 12.903,95 contant opgenomen. [11]
Het totaal aan legale ontvangsten bedraagt
€ 49.672,02.
Contante stortingen
Voor het (financieel) onderzoek is de rekening van verdachte onderzocht. In de onderzoeksperiode is op de rekening [rekeningnummer 1] in totaal € 10.720,- gestort.
In de onderzoeksperiode is op de rekening van [medeverdachte] ( [rekeningnummer 2] ) in totaal € 25.205,- aan contanten gestort. [12]
Daarnaast zijn er in het kader van de gezamenlijke huishouding de volgende
contante uitgavengedaan.
Huur
Zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, woonden zowel [medeverdachte] als verdachte op de [adres 1] in [woonplaats] . Getuige [getuige 1] heeft op 27 november 2019 verklaard dat hij sinds 1 juni 2012 de woning heeft verhuurd aan verdachte en [medeverdachte] . Er is toen een huurprijs van € 1.150,- per maand afgesproken. Op verzoek van getuige heeft verdachte de huur altijd contant betaald. In 2018 heeft getuige € 150,- van de maandelijkse huurprijs afgehaald en teruggebracht naar € 1.000,- per maand. Ongeveer drie jaar geleden heeft getuige € 2.000,- meebetaald aan het plaatsen van een nieuwe keuken. [13] De totale contante uitgaven aan huur in de ten laste gelegde periode bedraagt € 75.350,-. [14]
Levensonderhoud
Op basis van informatie van de bankoverzichten en de informatie van het Nederlands Instituut voor Budgetvoorlichting (NIBUD) is een berekening gemaakt voor de contante kosten voor levensonderhoud voor een gezin van drie personen met een huurwoning. Het bedrag komt in totaal uit op € 33.250,-. Vervolgens is op dit totaalbedrag het bedrag dat giraal is betaald voor boodschappen, eten en drinken, kleding en verzorging in mindering gebracht, te weten € 4.123,-. Het maandelijkse bedrag aan contante uitgaven voor levensonderhoud zal in het voordeel van verdachte worden afgerond naar € 400,-. Hierdoor blijft een bedrag van € 28.000,- aan contante uitgaven voor het levensonderhoud over. [15]
Reizen
Uit de door D-reizen verstrekte gegevens blijkt dat verdachte en [medeverdachte] in de periode van 28 juni 2016 tot en met 13 september 2019 meerdere reizen hebben gemaakt. [16] Uit de e-mail van D-Reizen blijkt dat alle ‘dossiers’ (de rechtbank begrijpt: reizen) volledig contant zijn betaald, op één dossier – [dossiernummer 1] – na. [17] Tijdens de doorzoeking aan de [adres 1] in [woonplaats] is in de BMW X5 met kenteken [kenteken 1] met betrekking tot dit dossier een kwitantie van D-reizen op naam van [medeverdachte] aangetroffen. Hierop staat dat in het € 1.563,75 contant is betaald. [18] Dit factuurnummer correspondeert met de factuur [dossiernummer 1] waarop staat beschreven dat onder andere verdachte een reis heeft geboekt naar Gran Canaria. [19] Uit informatie van D-reizen blijkt dat dossier’ [dossiernummer 1] deels per bank is betaald door [bedrijf 3] . De rechtbank gaat ervan uit dat door verdachte met betrekking tot dit dossier dus slechts een bedrag van € 1.563,75 – conform de aangetroffen kwitantie – contant is betaald. De rechtbank zal verdachte van het meerdere vrijspreken. Daarnaast gaat de rechtbank ervan uit dat met betrekking tot dossier [dossiernummer 2] een bedrag van € 4.250,00 door de familie [familienaam] is voldaan. [20] De rechtbank stelt op basis van deze stukken vast dat in totaal € 16.456,83 aan contant geld is besteed aan reizen.
Aanschaf en/of onderhoud auto’s en motoren
Uit de facturen van getuige [getuige 2] blijkt dat in de periode van 22 maart 2016 tot en met 13 september 2019 in totaal € 11.809,30 aan facturen contant is betaald door verdachte voor onder andere de BMW X5 met kenteken [kenteken 1] . [21] Dit voertuig staat ook op naam van [verdachte] . [22] Verdachte heeft verklaard dat hij de BMW X5 heeft gekocht. [23]
Getuige [getuige 2] heeft verklaard dat hij in mei 2019 € 5.000,- contant heeft ontvangen van verdachte voor de aanschaf van een BMW met kenteken [kenteken 2] . Getuige kan hiervan geen factuur overhandigen, omdat hij in die periode is gehackt. [24] Dit voertuig staat sinds 20 mei 2019 op naam van [verdachte] . [25]
Uit het rapport blijkt dat er ook een factuur van € 4.250,- is voldaan op 10 december 2015 ten aanzien van een Audi A cabrio met kenteken [kenteken 5] (de rechtbank begrijpt: [kenteken 6] ). Uit de gegevens van de Belastingdienst blijkt dat de Audi met kenteken [kenteken 6] op 10 december 2015 op naam van [medeverdachte] is gezet. [26] De rechtbank acht het dan ook aannemelijk dat dit bedrag is voldaan door verdachte en/of [medeverdachte] . Op basis van de bovengenoemde stukken stelt de rechtbank vast dat in totaal € 21.059,30 aan facturen contant is betaald.
Paarden
Getuige [getuige 3] heeft verklaard dat [medeverdachte] sinds begin 2018 voor € 223,- per maand een pony had gestald bij zijn manege. [verdachte] had sinds begin 2019 een paard bij zijn manege gestald voor € 314,- per maand. [27] Uit de facturen volgt dat in de periode van 5 mei 2018 tot en met 3 juli 2019 voor de stalling van de pony in totaal € 1.060,05 contant is betaald. [28] Uit de facturen blijkt dat in de periode van 2 april 2019 tot en met 5 oktober 2019 voor de stalling van het paard in totaal € 1.936,- contant is betaald. [29] [medeverdachte] noemde dit paard op social media ook “ons paard”. [30] In het dossier bevindt zich ook een verkoopcontract voor een ruin van € 1.300,-. De rechtbank kan uit het dossier niet afleiden welk paard dit betreft en of dit geldbedrag daadwerkelijk is betaald. De rechtbank zal dit bedrag dan ook niet meenemen in de berekening. De rechtbank stelt op basis van deze stukken vast dat in totaal € 2.996,05 aan facturen contant is betaald.
Betaling van openstaande boetes
Uit de gegevens uit de politiesystemen is gebleken dat een groot aantal (verkeers)boetes contant zijn voldaan door verdachte. In totaal gaat het om een bedrag van € 9.695,-. [31]
Scooter en fiets
Getuige [getuige 4] heeft verklaard dat hij de scooter van het merk Vespa heeft verkocht aan verdachte voor € 1.000,-, waarvan hij al € 800,- heeft betaald. [32] De Vespa met kenteken [kenteken 3] is op 15 november 2019 in beslag genomen in de tuin van de woning aan de [adres 1] in [woonplaats] . [33]
Tijdens de doorzoeking aan de [adres 1] in [woonplaats] is een huurcontract aangetroffen van een ruimte aan de [adres 2] in [plaats] . Dit huurcontract stond op naam van [verdachte] . Met toestemming van de verhuurder is door de politie op 11 december 2019 in deze ruimte gekeken. Hier stond een fiets van het merk Focus, type Raven Elite 20G. Op de fiets stond de naam van [bedrijf 4] . Een medewerker heeft een verkoopfactuur van een fiets overhandigd en deze stond op naam van [verdachte] , [adres 1] in [woonplaats] . Op de factuur was te zien dat er op 25 januari 2018 een fiets van het merk Focus, type Raven Elita 20G, soort mountainbike, was gekocht voor € 1.419,50. [34]
Laminaat
Bij de doorzoeking aan de [adres 1] in [woonplaats] op 15 november 2019 lagen op het aanrecht in de keuken diverse bonnetjes en pasjes in een portemonnee. Dit is in beslag genomen. Hiertussen zat ook een kwitantie van [bedrijf 5] waarop te zien is dat op 27 september 2017 een contante betaling is gedaan van € 1.000,- voor laminaat. Er zat een notitie bij dat het totaalbedrag € 4.400,- is en er nog een restantbedrag van € 3.400,- betaalt dient te worden. [getuige 1] , de verhuurder van de woning aan de [adres 1] in [woonplaats] , heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij de vloer heeft verrekend met de huur. De vloer is dus niet betaald door verdachte. De rechtbank zal verdachte dan ook vrijspreken van het gedachtestreepje dat ziet op het laminaat.
Contante uitgaven privé in [bedrijf 1]
Op basis van de administratie met betrekking tot [bedrijf 1] is in het rapport een overzicht samengesteld waarin uiteen is gezet wat de privé contante ontvangsten en uitgaven zijn geweest over de periode van 2015 tot en met het eerste kwartaal van 2019. Hieruit blijkt dat de totale contante privéstortingen in [bedrijf 1] € 35.416,43 bedragen. [35]
Belasting(na)heffingen
Tijdens de doorzoeking van de woning aan de [adres 1] in [woonplaats] en de doorzoeking van de voertuigen is een kwitantie aangetroffen van het Belastingdienst kantoor Doetinchem. De kwitantie is gericht aan [verdachte] , [adres 1] in [woonplaats] . Op deze kwitantie is te zien dat er door de belastingdeurwaarder € 1901,- in ontvangst is genomen. Bij navraag bij de belastingdienst bleek dat de betaling op 16 november 2015 heeft plaatsgevonden. [36]
Contante uitgaven privé in [bedrijf 2]
Op basis van de administratie met betrekking tot [bedrijf 2] is in het rapport een overzicht samengesteld waarin is uiteengezet wat de privé contante ontvangsten en uitgaven uit de onderneming zijn geweest over de periode van 1 januari 2014 tot en met 31 december 2017. Hieruit blijkt dat de totale contante privéstortingen in [bedrijf 2] € 4.312,20 bedragen. [37]
Vaartuigen
Uit de gegevens van de RDW blijkt dat de waterscooter van het merk Sea Doo met kenteken [kenteken 4] sinds 23 april 2019 op naam van [verdachte] stond. Deze waterscooter heeft eerder op naam van [naam] gestaan. [38] [naam] heeft per mail te kennen gegeven dat hij de waterscooter privé heeft verkocht via Marktplaats voor € 7.000,-. Dit bedrag is contant betaald. [39] De rechtbank stelt op grond van het voorgaande vast dat [verdachte] € 7.000,- contant heeft betaald voor de waterscooter.
Diverse contante uitgaven
Tijdens de doorzoeking aan de [adres 1] in [woonplaats] zijn een groot aantal bonnen van contante betalingen aangetroffen,onder andere van [bedrijf 6] , [bedrijf 7] , [bedrijf 8] en [bedrijf 9] met een totaalbedrag van € 16.170,07. [40]
Conclusie
De rechtbank stelt op grond van de voorgaande bewijsmiddelen vast dat verdachte en [medeverdachte] in de tenlastegelegde periode contant geld hebben uitgegeven aan huur, kosten voor hun levensonderhoud, verschillende reizen, diverse auto’s en motoren en het onderhoud daarvan, de stalling van een pony en een paard, openstaande boetes, een scooter en mountainbike, belasting(na)heffingen, een vaartuig en diverse overige contante uitgaven. Uit de stukken blijkt verder dat verdachte een bedrag heeft gestort op zijn bankrekening en contante privéstortingen heeft gedaan op de rekening van [bedrijf 1] . [medeverdachte] heeft een bedrag contant gestort op haar bankrekening en contante privéstortingen gedaan op de rekening van [bedrijf 2] .
De rechtbank stelt vast dat verdachte, samen met [medeverdachte] , meer contant geld heeft uitgegeven dan dat zij aan legale inkomsten hebben gehad. Uit onderstaand overzicht blijkt dat door verdachte een bedrag van € 207.628,93 meer is besteed dan beschikbaar was op grond van legale inkomsten.
Beginsaldo contant geld
€ 200,00
Legale inkomsten
€ 49.672,02
+/+
Eindsaldo contant geld
€ 0,00
-/-
Beschikbaar voor contante uitgaven
€ 49.872,02
Feitelijke contante stortingen
€ 35.925
-/-
Feitelijke contante uitgaven
€ 220.576,38
-/-
Onverklaard bezit
€ 206.629,36
Gerechtvaardigd vermoeden van witwassen
De rechtbank heeft hiervoor vastgesteld dat er grote contante geldbedragen zijn betaald door verdachte. De herkomst van de contante geldbedragen kan niet worden verklaard door legale inkomsten van verdachte of [medeverdachte] , dan wel op basis van reguliere handelsactiviteiten. Bovendien is niet gebleken dat zij bij aanvang van de tenlastegelegde periode in het bezit waren van zulke grote contante geldbedragen, dat daarmee de hiervoor aangehaalde contante betalingen verricht konden worden. Er is dus sprake van een contante geldstroom die op basis van de analyse van hun financiële gegevens niet kan worden verklaard.
Gelet hierop is sprake van meerdere witwastypologieën dan wel witwasindicatoren. Het
vermoeden van witwassen is naar het oordeel van de rechtbank dan ook gerechtvaardigd.
Verdachte heeft niet gereageerd op de 30-dagen brief en om die reden is afgezien van een verhoor. Ter terechtzitting heeft verdachte verklaard dat hij op zaterdag zwart werkte en hier ongeveer € 500,- per zaterdag mee verdiende. Met dit geld betaalde hij de bovengenoemde posten. Ten aanzien van de post die ziet op de overige contante uitgaven heeft verdachte verklaard dat hier ook uitgaven bij zitten die hij niet zelf heeft gedaan, bijvoorbeeld speelgoed voor de kinderen. Dit hebben zij gekregen van opa en oma op verjaardagen. Zij gaven dan de kassabon zodat het eventueel geruild kon worden.
Deze verklaring van verdachte is op geen enkele wijze is onderbouwd. Verdachte kan desgevraagd geen enkele opdrachtgever of opdracht noemen waar hij dan gewerkt zou hebben en verklaart enkel in algemene zin dat hij iedere zaterdag overal en nergens kleine projectjes deed. Deze verklaring is daarmee dan ook niet concreet en min of meer verifieerbaar en op voorhand niet als hoogst onwaarschijnlijk aan te merken. Bovendien zou het wekelijks werken ad € 500,- per week nog steeds slechts een deel van het bedrag verklaren. Verdachte heeft het vermoeden van witwassen dan ook niet ontzenuwd. Hierdoor is er geen andere conclusie mogelijk dan dat het hierboven genoemde bedrag aan ‘onverklaard bezit’, wat opgebouwd is uit verschillende, hiervoor benoemde, contante uitgaven en stortingen onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn en dat verdachte dit wist. De rechtbank kan enkel een totaalbedrag vaststellen maar kan, gelet op de vermenging met legale inkomsten en uitgaven, niet vaststellen welk deel van de hiervoor genoemde posten met legale inkomsten zijn betaald en welk deel is betaald met geld dat onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is. De rechtbank zal om die reden het voorhanden hebben, overdragen, omzetten en/of gebruik maken van de hiervoor genoemde voorwerpen bewezen verklaren. Omdat de exacte geldbedragen die per post zijn witgewassen niet kunnen worden vastgesteld zal verdachte van die per post genoemde bedragen worden vrijgesproken.
Medeplegen
De vraag die de rechtbank vervolgens moet beantwoorden, is of verdachte en [medeverdachte] de feiten tezamen en in vereniging hebben gepleegd. De rechtbank is van oordeel dat verdachte en [medeverdachte] op een nauwe en bewuste wijze hebben samengewerkt, waarbij zij allebei een wezenlijke bijdrage hebben geleverd aan het witwassen. Op basis van voornoemde feiten en omstandigheden kan worden vastgesteld dat verdachte en [medeverdachte] een economische eenheid vormden tijdens de ten laste gelegde periode. Zij voerden een gezamenlijk huishouden, samen met hun dochter. Zij woonden in hetzelfde huis en waren fiscaal partners. Verschillende contante uitgaven hebben ook betrekking op dat huis, zoals de huur. Ook de uitgaven voor levensonderhoud zijn hen beiden ten goede gekomen. Een groot deel van de reizen die via D-Reizen is geboekt, betrof gezamenlijke vakanties. Daarnaast werden de stallingskosten van de paarden zowel door verdachte als [medeverdachte] betaald. Ook de overige contante uitgaven hebben een gemeenschappelijke bestemming, gelet op de bedrijven waar de facturen vandaan komen. Uit het dossier volgt verder dat verdachte en [medeverdachte] samen verantwoordelijk waren voor het uitgeven en storten van de hiervoor opgenomen contante geldbedragen. Zij hadden zodoende bij de witwashandelingen min of meer inwisselbare rollen.
Gezien de omvang van de grote stroom aan contant geld en het structureel op grote voet leven, afgezet tegen de verhoudingsgewijs beperkte legale contante inkomsten van verdachte en [medeverdachte] , kan het naar het oordeel van de rechtbank niet anders zijn dan dat verdachte met volle wetenschap deelgenomen heeft aan het witwassen van uit misdrijf afkomstige goederen. Er is derhalve sprake van medeplegen van het voorhanden hebben, overdragen, omzetten en gebruik maken van de hierboven genoemde voorwerpen.
Gelet op de lange periode en het grote aantal betalingen is de rechtbank van oordeel dat verdachte van het witwassen een gewoonte heeft gemaakt.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op één of meerdere tijdstippen in
of omstreeksde periode van 1 januari 2014 tot en met 15 november 2019, te
- [woonplaats] , gemeente Zevenaar en/of
- Duiven en/of
- Westervoort en/of
- Warmond, gemeente Teylingen en/of
- ( elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen
en/of alleen,
één of meer geldbedragen,
tot een totaal van (ongeveer) €263.201,-, waaronder
• een geldbedrag
van (in totaal) (ongeveer) €10.720,- (contant gestort op bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [verdachte]
)en/of
• een geldbedrag
van (in totaal) ongeveer €25.500,- (contant gestort op bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [medeverdachte]
)en/of
• een geldbedrag
van (in totaal) (ongeveer) €75.350,- (besteedt aan de huur van zijn/hun woning gelegen aan de [adres 1] te [woonplaats]
)en/of
• een geldbedrag
van (in totaal) (ongeveer) €28.000,- (besteedt aan zijn/hun levensonderhoud
)en/of
• een geldbedrag
van (in totaal) (ongeveer) €17.546,83 (besteedt aan reizen
)en/of
• een geldbedrag
van (in totaal) (ongeveer) €21.059,30 (besteedt aan de aanschaf en/of het onderhoud van auto’s en/of motoren
)en/of
• een geldbedrag
van (in totaal) (ongeveer) €4.296,05 (besteedt aan (stallings)kosten voor een of meer paarden
)en/of
• een geldbedrag
van (in totaal) (ongeveer) €9.695,-(besteedt aan de betaling van een of meer openstaande boetes) en/of
• een geldbedrag
van (in totaal) (ongeveer) €2.219,50 (besteedt aan een scooter en/of een mountainbike/fiets
)en/of
• een geldbedrag van (in totaal) (ongeveer) €4.400,- (besteedt aan laminaat) en/of
• een geldbedrag
van (in totaal) (ongeveer) €35.416,- (besteedt aan contante privéstortingen op rekening van [bedrijf 1]
)en/of
• een geldbedrag
van (in totaal) (ongeveer) €1.901,- (besteedt aan één meer belasting(na)heffingen
)en/of
• een geldbedrag
van (in totaal) (ongeveer) €4.312,20 (besteedt aan contante privéstortingen op rekening van [bedrijf 2]
)en/of
• een geldbedrag
van (in totaal) (ongeveer) €7.000,- (besteedt aan kosten voor één of vaartuigen
)en/of
• een
geldbedrag van (in totaal) (ongeveer) €16.170,07 (bestaande uit aan een groot aantal (andere) contante uitgaven
)en/of
en/of
één of meer goederen, waaronder:
• een personenauto (merk BMW, type X5, kenteken [kenteken 1] ) en/of,
• een personenauto (merk BMW, type 3-serie cabriolet, kenteken [kenteken 2] ) en/of
• een bromfiets/scooter (merk Vespa, kenteken [kenteken 3] ) en/of
• een mountainbike/fiets (merk Focus) en/of
• een waterscooter (merk Sea-Doo, kenteken [kenteken 4] )
verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van voorwerpen, te weten
één of meer geldbedragen,
tot een totaal van (ongeveer) €263.201,-,waaronder
• een geldbedrag
van (in totaal) (ongeveer) €10.720,- (contant gestort op bankrekening [rekeningnummer 1] ten name van [verdachte]
)en/of
• een geldbedrag
van (in totaal) ongeveer €25.500,- (contant gestort op bankrekening [rekeningnummer 2] ten name van [medeverdachte]
)en/of
• een geldbedrag
van (in totaal) (ongeveer) €75.350,- (besteedt aan de huur van zijn/hun woning gelegen aan de [adres 1] te [woonplaats]
)en/of
• een geldbedrag
van (in totaal) (ongeveer) €28.000,- (besteedt aan zijn/hun levensonderhoud
)en/of
• een geldbedrag
van (in totaal) (ongeveer) €17.546,83 (besteedt aan reizen
)en/of
• een geldbedrag
van (in totaal) (ongeveer) €21.059,30 (besteedt aan de aanschaf en/of het onderhoud van auto’s en/of motoren
)en/of
• een geldbedrag
van (in totaal) (ongeveer) €4.296,05 (besteedt aan (stallings)kosten voor een of meer paarden
)en/of
• een geldbedrag
van (in totaal) (ongeveer) €9.695,- (besteedt aan de betaling van een of meer openstaande boetes
)en/of
• een geldbedrag
van (in totaal) (ongeveer) €2.219,50 (besteedt aan een scooter en/of een mountainbike/fiets
)en/of
• een geldbedrag van (in totaal) (ongeveer) €4.400,- (besteedt aan laminaat) en/of
• een geldbedrag
van (in totaal) (ongeveer) €35.416,- (besteedt aan contante privéstortingen op rekening van [bedrijf 1]
)en/of
• een geldbedrag
van (in totaal) (ongeveer) €1.901,- (besteedt aan één meer belasting(na)heffingen
)en/of
• een geldbedrag
van (in totaal) (ongeveer) €4.312,20 (besteedt aan contante privéstortingen op rekening van [bedrijf 2]
)en/of
• een geldbedrag
van (in totaal) (ongeveer) €7.000,- (besteedt aan kosten voor één of vaartuigen
)en/of
• een geldbedrag
van (in totaal) (ongeveer) €16.170,07 (bestaande uit aan een groot aantal (andere) contante uitgaven
)en/of
en/of
één of meer goederen, waaronder:
• een personenauto (merk BMW, type X5, kenteken [kenteken 1] ) en/of,
• een personenauto (merk BMW, type 3-serie cabriolet, kenteken [kenteken 2] ) en/of
• een bromfiets/scooter (merk Vespa, kenteken [kenteken 3] ) en/of
• een mountainbike/fiets (merk Focus) en/of
• een waterscooter (merk Sea-Doo, kenteken [kenteken 4] )
gebruik gemaakt, terwijl hij wist dat die voorwerpen geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk — (mede) afkomstig waren uit enig misdrijf,
terwijl hij, verdachte, van het plegen van dat feit een gewoonte heeft gemaakt.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van een gewoonte maken van het plegen van witwassen

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat een gevangenisstraf niet passend is, gelet op de fysieke en mentale gezondheid van verdachte. De verdediging heeft de rechtbank verzocht om aansluiting te zoeken bij de straf die [medeverdachte] heeft gekregen. De taakstraf kan in dit geval echter volledig voorwaardelijk worden opgelegd vanwege het tijdsverloop en de gezondheid van verdachte.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan witwassen. Hij heeft samen met [medeverdachte] over een lange periode geld dat afkomstig is geweest van criminele activiteiten uitgegeven aan (onder andere) diverse (luxe)goederen, huur, levensonderhoud, verschillende reizen en openstaande boetes. Witwassen is een ernstig feit omdat daarmee het (vertrouwen in het) economische verkeer wordt geschaad en omdat het bijdraagt aan de instandhouding van criminaliteit. Witwassen dekt de onderliggende strafbare feiten af en maakt dat de crimineel verkregen inkomsten besteedbaar worden. Verdachte heeft door te handelen zoals bewezen hier een bijdrage aan geleverd.
Uit de justitiële documentatie van 19 november 2024 blijkt dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk feit. Op 24 maart 2020 is verdachte door een rechter in het buitenland veroordeeld tot een gevangenisstraf van 1095 dagen voor het invoeren van marihuana en amfetamine.
In het reclasseringsadvies van 24 november 2022 staat beschreven dat het lijkt alsof verdachte zijn leven op orde heeft. De reclassering ziet geen problematiek die aandacht van de reclassering behoeft en adviseert een straf zonder bijzondere voorwaarden. Contra-indicaties voor het opleggen van een gevangenisstraf zouden kunnen zijn dat verdachte zijn opdrachtgevers kan verliezen, waardoor hij geen werk meer heeft. Na de vorige detentie, die is geëindigd eind 2021, kon verdachte terugkeren naar zijn oude woning.
Uit het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat verdachte in november 2023 een zwaar auto-ongeluk heeft gehad, waarbij de tegenligger is overleden. Tijdens dit auto-ongeluk is verdachte ernstig gewond geraakt. Tot op heden ondervindt hij hiervan de gevolgen, zowel fysiek als mentaal.
De rechtbank houdt rekening met de overschrijding van de redelijke termijn. Verdachte is op 2 juli 2020 in Duitsland gehoord door de officier van justitie. Vanaf dat moment had verdachte redelijkerwijs mogen verwachten dat tegen hem in deze zaak vervolging ingesteld zou worden. De redelijke termijn is derhalve op die datum gaan lopen en verstreek op 2 juli 2022. De inhoudelijke behandeling van de zaak zou plaatsvinden op 8 februari 2024, waarna de rechtbank op 29 februari 2024 uitspraak zou hebben gedaan. Op verzoek van en om redenen die aan verdachte zijn toe te rekenen is de zaak destijds niet inhoudelijk behandeld. Er is daarom sprake van een overschrijding van de redelijke termijn van 20 maanden.
Gelet op de ernst van het feit, de hoogte van het witgewassen bedrag en de lange periode waarin verdachte heeft witgewassen acht de rechtbank enkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend. Een (voorwaardelijke) taakstraf is naar het oordeel van de rechtbank niet aan de orde. Alles afwegende en gelet op de forse overschrijding van de redelijke termijn zal de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden opleggen.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
8. De toegepaste wettelijke bepalingen
De oplegging van de straf is gegrond op de artikelen 47, 63, 420bis en 420ter van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.G.E. ter Hart (voorzitter), mr. S.C.A.M. Janssen en mr. J.M. Hollebrandse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.L. Tuitert, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 januari 2025.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 1] en [verbalisant 2] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, onderzoek ON4R019063/Carob, gesloten op 3 december 2021 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 december 2024.
3.Rapportage berekening wederrechtelijk verkregen voordeel kasopstelling, p. 650.
4.Rapportage berekening wederrechtelijk verkregen voordeel kasopstelling, p. 653.
5.iRVI Natuurlijke Personen, p. 692.
6.Bijlage 10 van de rapportage berekening wederrechtelijk verkregen voordeel kasopstelling, p. 745.
7.iRVI Natuurlijke Personen, p. 703.
8.Bijlage 2 van de rapportage berekening wederrechtelijk verkregen voordeel kasopstelling, p. 672 en 679.
9.iRVI Natuurlijke Personen, p. 691 t/m 701 en iRVI Natuurlijke Personen, p. 702 t/m 710.
10.Rapportage berekening wederrechtelijk verkregen voordeel kasopstelling, p. 656.
11.Rapportage berekening wederrechtelijk verkregen voordeel kasopstelling, p. 657 en Bijlage 3 van de rapportage berekening wederrechtelijk verkregen voordeel kasopstelling, p. 681 en 686.
12.Stortingsoverzicht, p. 713 t/m 717.
13.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] , p. 212 en 213.
14.Rapportage berekening wederrechtelijk verkregen voordeel kasopstelling, p. 659.
15.Rapportage berekening wederrechtelijk verkregen voordeel kasopstelling, p. 659.
16.Proces-verbaal van bevindingen, p. 144 en de bijlagen p. 148 t/m 167.
17.Proces-verbaal van bevindingen, p. 168.
18.Proces-verbaal van bevindingen, p. 494, 495 en 500.
19.Proces-verbaal van bevindingen, p. 144 en de bijlagen p. 164 t/m 166.
20.Rapportage berekening wederrechtelijk verkregen voordeel kasopstelling, p. 660.
21.Proces-verbaal van bevindingen, p. 170 t/m 193.
22.iRVI Natuurlijke Personen, p. 699.
23.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 16 december 2024.
24.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 2] , p. 289.
25.iRVI Natuurlijke Personen, p. 699.
26.iRVI Natuurlijke Personen, p. 710.
27.Proces-verbaal van getuige [getuige 3] , p. 244.
28.De schriftelijke bescheiden, p. 264, 272, 273, 275, 282, 283, 286.
29.De schriftelijke bescheiden, p. 251, 255, 257-260, 262 en 263.
30.Proces-verbaal zaaksdossier 1, p. 14.
31.Bijlage 8 bij de Rapportage berekening wederrechtelijk verkregen voordeel kasopstelling, p. 731 t/m 741.
32.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 4] , p. 219.
33.Proces-verbaal van doorzoeking ter inbeslagneming, p. 297 t/m 299.
34.Proces-verbaal van bevindingen aantreffen fiets en scooter, p. 505 t/m 507.
35.Bijlage 12 bij de rapportage berekening wederrechtelijk verkregen voordeel kasopstelling, p. 745 t/m 755.
36.Rapportage berekening wederrechtelijk verkregen voordeel kasopstelling, p. 663, en bijlage 11, p. 757 en 758.
37.Bijlage 12 bij de rapportage berekening wederrechtelijk verkregen voordeel kasopstelling, p. 760 t/m 769.
38.Bijlage 14 van de rapportage berekening wederrechtelijk verkregen voordeel kasopstelling, p. 849.
39.Bevel tot uitlevering voorwerpen ex art. 96a Wetboek van Strafvordering, p. 72 t/m 74.
40.Rapportage berekening wederrechtelijk verkregen voordeel kasopstelling, p. 665.