ECLI:NL:RBGEL:2025:1323

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 januari 2025
Publicatiedatum
19 februari 2025
Zaaknummer
05.178699.23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man wegens poging tot mishandeling met een mes en kettingslot tijdens een vechtpartij

Op 27 januari 2025 heeft de Rechtbank Gelderland in Arnhem uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 38-jarige man, die werd beschuldigd van poging tot mishandeling. De verdachte werd veroordeeld voor het steken met een mes en het slaan met een kettingslot tijdens een vechtpartij op 17 juli 2023 in Nijmegen. De rechtbank verwierp het beroep op noodweer, omdat er geen sprake was van een noodweersituatie. De verdachte kreeg een taakstraf van 140 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand, met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank oordeelde dat de verdachte weliswaar niet opzettelijk zwaar lichamelijk letsel had willen toebrengen, maar dat hij wel de aanmerkelijke kans had aanvaard dat hij letsel zou veroorzaken. De zaak kwam voort uit een vechtpartij tijdens de Vierdaagse feesten, waarbij de verdachte en het slachtoffer betrokken waren. De rechtbank baseerde haar oordeel op getuigenverklaringen en camerabeelden, die de verdachte in een grijze hoodie toonden terwijl hij met een mes en een kettingslot zwaaide. De rechtbank achtte de mishandeling wettig en overtuigend bewezen, maar sprak de verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit van opzettelijke zware mishandeling.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/178699-23; 21-004096-22 (tul)
Datum uitspraak : 27 januari 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1986 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres] , [postcode] in [woonplaats] .
raadsman: mr. F.H.J. van Gaal, advocaat in Wijchen.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzitting.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 juli 2023 te Nijmegen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen
- met een kettingslot op/tegen het (dij)been/heup, althans op/tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen, en/of
- met (een) al dan niet tot vuist(en) gebalde hand(en) op/tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft geslagen/gestompt, en/of
- met een mes, althans een scherp/puntig voorwerp stekende bewegingen heeft gemaakt en/of gestoken heeft in het (dij)been/heup van die [slachtoffer] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 17 juli 2023 te Nijmegen [slachtoffer] heeft mishandeld door
- met een kettingslot op/tegen het (dij)been/heup, althans op/tegen het lichaam van die [slachtoffer] te slaan, en/of
- met (een) al dan niet tot vuist(en) gebalde hand(en) op/tegen het lichaam van die [slachtoffer] te slaan/stompen, en/of
- met een mes, althans een scherp/puntig voorwerp stekende bewegingen te maken en/of te steken in het (dij)been/heup van die [slachtoffer] .
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat sprake was van een noodweersituatie waarin verdachte zich mocht verdedigen en dat verdachte vrijgesproken dient te worden. Subsidiair stelt de verdediging dat verdachte een geslaagd beroep op noodweer exces toekomt. Daarnaast heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het primair tenlastegelegde, wegens gebrek aan bewijs.
Beoordeling door de rechtbank
Op 17 juli 2023 tijdens de Vierdaagse feesten kreeg de politie omstreeks 01:40 uur melding van een vechtpartij die gaande was op de Nieuwe Marktstraat in Nijmegen. Ter plaatse werd [verdachte] als verdachte aangehouden. Hij was op dat moment gekleed in een grijze hoodie en had bij zijn aanhouding een ijzeren kettingslot in zijn handen. [2]
Om 01:55 uur hield de politie [slachtoffer] als verdachte aan op de Nieuwe Marktstraat in Nijmegen. Hij droeg op dat moment een gescheurd zwart t-shirt. Ook zag de politie dat hij een wond op zijn linkerheup had en een gat in zijn broek. De verwonding zag eruit alsof deze was veroorzaakt door een steekwapen aangezien er spierweefsel zichtbaar was in de wond. [3]
Op 4 augustus 2023 heeft aangever [slachtoffer] (hierna: aangever) aangifte gedaan van mishandeling. Hij heeft verklaard dat hij die avond met twee vrienden in Nijmegen was voor de Vierdaagse feesten. Bij de tippelzone op de Nieuwe Marktstraat zag hij van een afstandje dat zijn vrienden in discussie waren met een man. Hij zag dat er over en weer getrokken en geduwd werd. Hier waren ongeveer vijf mensen bij betrokken. Aangever is er toen naartoe gelopen en is tussen de man en zijn vrienden gaan staan om de situatie te sussen. Zijn vriend pakte hem toen bij zijn t-shirt vast, waardoor zijn t-shirt scheurde en ze met zijn allen omvielen. Toen aangever opstond voelde hij hevige pijn in zijn linker bil/dijbeen/heup. Hij zag dat de man tegenover hen stond en een soort zilverkleurige schakelketting uit de voorzijde van zijn broek trok. De man maakte met de ketting een slaande beweging richting aangever. Hij voelde dat de ketting hem raakte en hij voelde pijn aan zijn linkerbeen en vanuit zijn heup. Toen aangever wegliep zag hij bij zijn linkerheup bloed door zijn broek komen. Ook zag hij een gat in zijn broek en zijn onderbroek en een snee van ongeveer 3 cm op zijn linkerheup/dijbeen. Hij dacht dat de pijn kwam doordat de man hem had geslagen met de ketting. [4]
Getuige [getuige 1] (hierna: [getuige 1] ) heeft verklaard dat hij zag dat er gevochten werd. Hij keek in de richting van het gevecht en zag dat een man in een grijze hoodie een zwaaiende en stekende beweging maakte waarbij hij in zijn rechterhand iets vast had. [getuige 1] zag dat de man in de grijze hoodie zwaaide in de richting van de drie jongens waarmee hij in gevecht was. Hij zag dat de drie jongens op verdachte afliepen en hem van zich af sloegen. Op dit moment zag hij dat de man in de grijze hoodie een voorwerp van minimaal 10 cm in zijn rechterhand had, dat leek op een mes. Kort hierna zag hij dat de man in de grijze hoodie ineens een ketting in zijn rechterhand had. Hij herkende dit als een kettingslot. Het voorwerp waarmee hij eerder zwaaiende bewegingen maakte, had hij toen niet meer vast. [getuige 1] zag dat de man in de grijze hoodie naar de drie jongens zwaaide met het kettingslot. Vervolgens zag hij dat de drie jongens op de man in de grijze hoodie afliepen, waarop deze verdachte één van de jongens met het kettingslot sloeg. Hij zag dat de jongens terug sloegen, waarop de man in de grijze hoodie op de grond viel. [getuige 1] zag dat er door zowel de drie jongens als door de man in de grijze hoodie werd geslagen. [5]
Getuige [getuige 2] (hierna: [getuige 2] ) zag op de draaicirkel voor de tippelzone een man met een grijze hoodie bij het hek bij een scoot-mobiel staan. Hij zag hem daar wat pakken en daarna zag hij een lang voorwerp waarvan de bovenste helft glad was en reflecteerde. Hierdoor dacht [getuige 2] dat het een mes was. Hij zag dat er woorden werden gewisseld tussen de man in de grijze hoodie en de man in zwarte kleding. Ze stonden tegen elkaar te schreeuwen en liepen naar elkaar toe en weer van elkaar af. Het leek alsof ze elkaar aan het uitdagen waren. Op dat moment stonden er ook anderen omheen die riepen “hij heeft een mes”. Vervolgens haalde de man met de grijze hoodie uit met mogelijk het mes dat hij eerder had gepakt. [getuige 2] heeft hem één keer echt zien zwaaien richting de jongen in het zwart, deze laatste viel op de grond en deinsde daardoor terug.
Een halve minuut later zag [getuige 2] de man met de grijze hoodie aan de andere kant van de tunnel, op het zebrapad ter hoogte van restaurant Loetje. Hij zag dat hij geen mes meer in zijn handen had maar een zilverkleurige ketting, het leek op een fietsslot of scooterslot. Hij begon toen met die ketting te zwaaien naar een persoon in het zwart en bewoog de ketting langs zijn lichaam. [6]
[getuige 2] heeft met zijn telefoon camerabeelden gemaakt die door de politie zijn uitgekeken. Op deze beelden ziet de verbalisant dat een kale man met een grijskleurig vest met capuchon en een man met kort donkerkleurig haar met een zwart t-shirt, een zwarte spijkerbroek en zwarte schoenen tegen elkaar praatten of schreeuwden. Hij ziet dat de man met het grijze vest en capuchon met zijn rechterarm een zwaaiende beweging van achter naar voren maakte in de richting van het gezicht van de man met het zwarte t-shirt. De man met het grijze vest met capuchon heeft een glimmend voorwerp in zijn hand. Vervolgens ziet hij dat de man met het zwarte t-shirt door de knieën ging en zijn lichaam draaide en wegrolde bij de man met het grijze vest met capuchon. De man met het grijze vest met capuchon loopt daarna van de man met het zwarte t-shirt en een andere persoon weg. De man met het zwarte t-shirt loopt vervolgens achter de man met de grijze hoodie aan.
Ten tijde van de camerabeelden hoort de verbalisant de volgende conversatie:
"Wordt er al gebeld?"
"Ja er wordt gebeld."
"Ja bij de Nieuwemarkt is een man met een mes 3 jongens aan te vallen. Bij de
Nieuwemarkt, bij de tippelzone."
"Tippelzone ja."
"Tippelzone onder bij het politiebureau." [7]
[aangeefster] heeft verklaard dat zij zag dat een van de jongens tegen een scoot-mobiel begon aan te trappen die links naast het hek van het parkeerterrein geparkeerd stond. Zij zag dat [verdachte] uitstapte en op de jongens afliep om er wat van te zeggen. Zij zat nog in de auto, maar hoorde wel wat [verdachte] zei. Zij stapte ook uit de auto en ging naast [verdachte] staan. Zij zag in een fractie van een seconde vanuit rechts een geheven arm met gebalde vuist van de jongen die rechts naast haar stond op haar afkomen en voelde een keiharde klap op haar rechter jukbeen. Zij zag dat het
zwart werd voor haar ogen en zij zag ook sterretjes. [8]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij een stuk of drie jongens tegen zijn scoot-mobiel zag trappen. Hij zat op dat moment in de auto met zijn vriendin. Hij is uitgestapt en heeft er wat van gezegd tegen deze jongens. Vervolgens kwamen er nog drie jongens bij en ontstond er een worsteling. Verdachte heeft niks te zeggen over de getuigenverklaringen dat hij een mes in zijn handen zou hebben gehad en over de fietsketting die hij van die lui had afgepakt. Verdachte zag dat zijn scoot-mobiel gesloopt werd en hij zei er wat van. Hij riep ook de agent erbij en gaf hem de ketting waarmee hij op zijn gezicht was geslagen. Hij zag ook dat [vriendin van verdachte] in haar gezicht was geslagen door een van de zes jongens. Verdachte erkent dat ook hij heeft geslagen. Op de vraag wat dan de rol van [vriendin van verdachte] was, antwoordt verdachte dat hij bij haar in de auto zat en dat hij ziet dat er tegen het scoot-mobiel werd geschopt. Verdachte is uitgestapt en toen heeft hij er wat van gezegd. Hij bedoelt daarmee dat hij alleen was. [9]
Bij de rechter-commissaris heeft verdachte verklaard dat de ruzie te maken had met een trap tegen de scoot-mobiel van zijn vader, dat hij geen mes heeft gehad en niemand heeft gestoken. Met betrekking tot de fietsketting verklaarde hij dat hij deze van hen heeft afgepakt op het moment dat de agenten kwamen. [10]
Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij degene is op het filmpje met de grijze hoodie. Volgens verdachte was de worsteling pas ontstaan nadat een van de jongens zijn vriendin in haar gezicht had geslagen, wat hij heeft gezien. Verdachte heeft deze jongen toen richting het hoofd geslagen, maar het was niet helemaal raak. Hij verklaart geen mes te hebben gehad. Het kettingslot waarmee hij in zijn handen stond toen hij door de politie werd aangehouden had hij van iemand afgepakt. Hij heeft ermee gezwaaid om hen af te weren en zich te verdedigen. Bij zijn weten heeft hij niemand geraakt met het kettingslot, maar het zou kunnen zijn dat hij bij het afweren iemand met het kettingslot heeft geraakt. [11]
Uit bloedonderzoek is gebleken dat verdachte onder invloed was van 590 microgram cocaïne. [12]
Conclusie
De rechtbank stelt op basis van voornoemde bewijsmiddelen allereerst vast dat verdachte de persoon is die door de getuigen wordt omschreven als een kalende man met de grijze hoodie of door de politie wordt aangeduid als degene met een grijs vest met capuchon. Aangever [slachtoffer] is de persoon die wordt omschreven als de persoon met het zwarte t-shirt of als degene die in het zwart is gekleed.
De rechtbank acht het aannemelijk dat verdachte met een mes of soortgelijk scherp voorwerp stekende bewegingen heeft gemaakt richting aangever. [getuige 1] en [getuige 2] hebben gezien dat verdachte stekende bewegingen maakte richting aangever. Dit wordt ook ondersteund door de camerabeelden die [getuige 2] heeft gemaakt en die door de politie zijn uitgekeken. Op deze beelden zijn volgens de verbalisant verdachte en aangever te zien en maakt verdachte zwaaiende bewegingen in de richting van het gezicht van aangever, waarbij hij een glimmend voorwerp in zijn hand heeft. Ook hoort de verbalisant op de opname omstanders roepen "
Ja bij de Nieuwemarkt is een man met een mes 3 jongens aan te vallen”. Verdachte ontkent dat hij een mes heeft gehad maar heeft ter zitting geen verklaring kunnen geven voor wat hij op dat moment, zoals door de getuigen en op de beelden door de verbalisant is waargenomen, dan wel in zijn hand had.
De rechtbank vindt het bovendien aannemelijk dat de wond van aangever in zijn linker heup/dijbeen is ontstaan door een mes van verdachte. Verdachte heeft, zo blijkt uit de getuigenverklaringen, wild met een mes richting aangever gezwaaid en aangever heeft verklaard dat hij, nadat hij samen met de verdachte en een aantal andere jongens door de worsteling op de grond was gevallen en hij weer opstond, een hevige pijn in zijn linkerbil/dijbeen/heup voelde. Bij zijn aanhouding constateert de politie daarnaast dat de wond, die 1,5 cm breed en redelijk diep was, eruit zag alsof er gebruik was gemaakt van een steekwapen.
Daarnaast stelt de rechtbank op basis van voornoemde bewijsmiddelen vast dat verdachte met een kettingslot op het dijbeen en de heup van aangever heeft geslagen. Aangever heeft verklaard dat verdachte richting hem een slaande beweging maakte met de ketting en dat hij voelde dat de ketting hem raakte aan zijn linkerbeen en vanuit zijn heup. Dit wordt ondersteund door de verklaring van [getuige 1] en [getuige 2] die hebben gezien dat verdachte met de ketting zwaaide richting de drie jongens waaronder aangever. Ook heeft verdachte ter zitting verklaard dat hij met het slot heeft gezwaaid en dat het zou kunnen zijn dat hij hiermee iemand heeft geraakt.
Noodweer
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte heeft gehandeld uit noodweer. Verdachte heeft voor het eerst ter zitting verklaard dat hij zag dat zijn vriendin werd geslagen en dat hij haar toen wilde verdedigen, waarna een worsteling is ontstaan. Uit de eerdere verklaring van verdachte bij de politie leidt de rechtbank echter af dat de worsteling met de jongens al ontstond direct nadat hij hen had aangesproken op het schoppen tegen zijn scoot-mobiel. Dat zijn vriendin was geslagen zag hij kennelijk pas daarna en hij heeft niet verklaard dat hij heeft gezien dat zijn vriendin werd geslagen, noch over het moment waarop en door wie zij is geslagen. Aangeefster [aangeefster] heeft in haar aangifte tegen [slachtoffer] heel specifiek verklaard dat zij naast [verdachte] (de rechtbank begrijpt verdachte) is gaan staan toen hij op de jongens afging die tegen zijn scoot-mobiel schopten en dat zij ineens uit het niets heel hard werd geslagen, waarna zij terug is gelopen naar haar auto. Verdachte verklaart hierover echter niets bij de politie. Zijn latere verklaring ter zitting dat hij gehandeld zou hebben uit noodweer om zijn vriendin te verdedigen vindt de rechtbank daarom niet aannemelijk.
Daarnaast voert de verdediging aan dat verdachte handelde uit noodweer ter bescherming van zichzelf. Ook hiervoor ziet de rechtbank onvoldoende aanknopingspunten in het dossier. Verdachte stond weliswaar alleen tegenover meerdere personen, die hij had aangesproken op het schoppen tegen zijn scoot-mobiel, maar niet is gebleken dat hij op basis daarvan is aangevallen door een groep jongens noch dat hij zich aan die situatie niet eenvoudig heeft kunnen onttrekken. Daarnaast heeft hij juist zelf de confrontatie steeds opgezocht. Bovendien heeft verdachte in deze situatie disproportionele geweldsmiddelen gebruikt, namelijk een mes en een (fiets)ketting. Omdat er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake is geweest van een noodweer situatie kan ook het beroep op noodweer exces niet slagen.
Daarentegen ziet de rechtbank in het dossier onvoldoende aanknopingspunten om te kunnen vaststellen dat verdachte in zijn handelen opzet heeft gehad tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan aangever. Verdachte heeft weliswaar in een onoverzichtelijke situatie wild om zich heen gezwaaid met een mes en een kettingslot richting aangever maar niet is gebleken dat verdachte daarbij het oogmerk heeft gehad aangever opzettelijk zwaar te verwonden. Verdachte zal daarom van het primair tenlastegelegde worden vrijgesproken. Verdachte heeft door op deze wijze te handelen echter wel de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij aangever hierdoor pijn en/of letsel zou kunnen toebrengen. Gelet op het feit dat aangever pijn heeft ondervonden ten gevolge van het slaan met de ketting tegen het dijbeen en letsel in de vorm van een steekwond heeft opgelopen acht de rechtbank het subsidiair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, te weten dat:
subsidiair
hij op
of omstreeks17 juli 2023 te Nijmegen [slachtoffer] heeft mishandeld door
- met een kettingslot op/tegen het
(dij
)been/heup,
althans op/tegen het lichaamvan die [slachtoffer] te slaan, en
/of- met (een) al dan niet tot vuist(en) gebalde hand(en) op/tegen het lichaam van die [slachtoffer] te slaan/stompen, en/of- met een mes, althans een scherp/puntig voorwerp stekende bewegingen te maken en
/ofte steken in het
(dij
)been/heup van die [slachtoffer] .
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Mishandeling.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden met een proeftijd van 2 jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gepleit voor matiging van de straf vanwege het tijdsverloop. Daarnaast pleit hij voor een taakstraf zodat de positieve weg die verdachte inmiddels is ingeslagen niet te veel wordt doorkruist.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van [slachtoffer] , in het openbaar tijdens de nachtelijke uren. Hij was daarbij onder invloed van drugs en heeft tijdens een vechtpartij met voor hem onbekenden zelf de confrontatie opgezocht. Daarbij heeft hij een mes en een ketting gebruikt waardoor [slachtoffer] gewond is geraakt. Dit moet voor het slachtoffer een traumatische ervaring zijn geweest. Daarnaast waren er op dat moment veel mensen op straat aanwezig vanwege de Vierdaagse feesten. Ook voor de omstanders moet dit een nare ervaring zijn geweest en een gevoel van onveiligheid hebben veroorzaakt. De rechtbank rekent dit verdachte ernstig aan.
Uit de justitiële documentatie van verdachte van 2 december 2024 blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Uit het reclasseringsrapport van 23 december 2024 blijkt dat verdachte een verleden heeft met middelengebruik en verslaving. Daarnaast worden zijn psychosociaal functioneren en houding als direct delict gerelateerde factoren aangemerkt.
Verdachte heeft bij de reclassering aangegeven dat hij sinds een half jaar gestopt is met cocaïne en nog maar beperkt alcohol drinkt. Eind oktober 2024 heeft hij nog wel een terugval gehad in cocaïne gebruik. Hij is hier destijds eerlijk over geweest richting zijn toezichthouder. Verdachte zal door de reclassering worden aangemeld bij het forensische expert team voor behandeling met als doel extra ondersteuning te bieden bij het abstinent blijven/ reduceren van middelengebruik. Verdachte is bereid hieraan mee te werken. De reclassering acht het positief dat hij vrijwillig hulp heeft gezocht en dat hij richting de reclassering, waar hij eerder contact mee weigerde, nu een meewerkende houding laat zien. Verdachte heeft geen eigen woning maar hoopt op korte termijn een sociale woning te krijgen. Daarnaast heeft hij veel schulden.
Het risico op recidive wordt door de reclassering ingeschat op gemiddeld. De reclassering adviseert een straf zonder voorwaarden aangezien verdachte nog onder reclasseringstoezicht staat vanwege een eerdere voorwaardelijke veroordeling. Dit toezicht, met een fors pakket aan bijzondere voorwaarden, biedt tot einddatum van 11 juni 2026 voldoende mogelijkheden om verdachte verder te begeleiden.
Alles overwegend en rekening houdend met de LOVS-oriëntatiepunten ten aanzien van het subsidiair bewezen verklaarde feit, acht de rechtbank een taakstraf van 140 uur met aftrek en een voorwaardelijke gevangenisstraf van 1 maand met een proeftijd van twee jaar passend en geboden. Omdat de positieve stappen die verdachte heeft gezet nog relatief pril zijn, is naar het oordeel van de rechtbank een voorwaardelijk strafdeel als stok achter de deur op zijn plaats.

8.De vordering tot tenuitvoerlegging

Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden heeft verdachte op 26 juni 2023 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) weken.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf onder parketnummer 21-004096-22 moet worden afgewezen.
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft verzocht tot afwijzing van de vordering.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de vordering tot tenuitvoerlegging dient te worden afgewezen omdat het om een geheel ander soort strafbaar feit gaat dan waarvoor verdachte thans wordt veroordeeld.

9.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met het ten laste gelegd een vordering tot schadevergoeding ingediend. De advocaat van de benadeelde partij heeft namens hem ter terechtzitting de vordering tot schadevergoeding mondeling aangepast. De benadeelde partij vordert naast de € 650,- aan materiële schade tevens een bedrag van € 2.000,- aan smartengeld, te vermeerderen met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard nu de vordering onvoldoende is onderbouwd.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering tot materiële schade onvoldoende is onderbouwd. Hij verzoekt de rechtbank deze tot € 150,- toe te wijzen en voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren. Daarnaast pleit de verdediging ervoor de vordering terzake smartengeld buiten beschouwing te laten nu deze pas ter zitting en dus te laat is ingediend. Indien de rechtbank de vordering wel toelaat, stelt de verdediging zich op het standpunt dat deze niet-ontvankelijk moet worden verklaard, omdat deze onvoldoende is onderbouwd.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
De benadeelde partij vordert € 420,- voor de beschadigde broek, € 220,- voor het beschadigde t-shirt en € 10,- voor de beschadigde onderbroek. Ten aanzien van de broek en de onderbroek heeft de benadeelde partij genoegzaam aangetoond dat deze schade een rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde handelen. Uit de aangifte en de foto’s volgt dat deze kleding door de geweldpleging met het mes zijn beschadigd. De hoogte van het gevorderde bedrag voor de onderbroek komt de rechtbank redelijk voor en dit bedrag wordt toegewezen. De hoogte van het bedrag voor de broek komt de rechtbank niet redelijk voor, omdat niet is gebleken dat het een design spijkerbroek van het merk D-Squared betreft en aangever bovendien in zijn (tegen)aangifte een lager bedrag noemt dan hij in de vordering tot schadevergoeding opvoert en de raadsvrouw ter zitting voor dat verschil geen deugdelijke reden weet te geven. Gebruikmakend van haar schattingsbevoegdheid wijst de rechtbank de vordering voor de spijkerbroek toe tot een bedrag van € 150,-. Ten aanzien van het t-shirt is de rechtbank van oordeel dat deze schade geen rechtstreeks gevolg is van het bewezenverklaarde handelen nu uit het dossier blijkt dat het t-shirt is beschadigd doordat een vriend van aangever eraan heeft getrokken. De rechtbank verklaart de benadeelde partij in deze schadevordering niet-ontvankelijk.
Immateriële schade
Anders dan door de verdediging is gesteld, kon de benadeelde partij ter zitting een verzoek tot immateriële schade indienen, ofschoon dit uit het oogpunt van procesorde wel heel laat was. In zoverre is de benadeelde partij ontvankelijk in zijn vordering. Nu de grondslag van de schade noch de begroting daarvan deugdelijk zijn onderbouwd, wordt die schadevordering evenwel niet-ontvankelijk verklaard.
In totaal zal de rechtbank aan de benadeelde partij toewijzen: € 160,- aan materiële schade.
Verdachte is vanaf 17 juli 2023 wettelijke rente over het toegewezen bedrag verschuldigd.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit;
 verklaart bewezen dat verdachte het overige ten laste gelegde feit, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 1 (een) maand;
 bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd van twee jaren niet heeft gehouden aan de volgende voorwaarde:
 stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 legt op een
taakstraf van 140 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 70 dagen;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde straf in mindering zal worden gebracht volgende de maatstaf dat per dag in verzekering doorgebracht 2 uur in mindering wordt gebracht.
 veroordeelt verdachte in verband met het bewezenverklaarde feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 160,- aan materiële schadevergoeding, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 juli 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
 legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] een bedrag te betalen van € 160,- aan materiële schadevergoeding. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 17 juli 2023 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 3 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
 bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;

wijst af de vorderingvan de officier van justitie van 2 december 2024 onder parketnummer 21-004096-22 strekkende
tot tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden te Arnhem van 26 juni 2023 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf;
 heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.M.H. Pennings (voorzitter), mr. Y.H.M. Marijs en
mr. H.M. Stratenus, rechters, in tegenwoordigheid van L. Willems, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 27 januari 2025.
mr. R.M.H. Pennings is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Zuid, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2023327055, gesloten op 19 juli 2023 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces verbaal van aanhouding, p. 118-119.
3.Proces verbaal van aanhouding, p. 67; bijlage, p. 87-89.
4.Proces verbaal van aangifte (aanvullend procesdossier), p. 7-9.
5.Proces verbaal van verhoor getuige, p. 16-17.
6.Proces verbaal van verhoor getuige, p. 19-22.
7.Proces-verbaal van bevindingen p. 55-56.
8.(Aanvullend) proces-verbaal van aangifte [aangeefster] van 27 juli 2023.
9.Proces-verbaal verhoor verdachte, p. 130-131.
10.Proces-verbaal verhoor verdachte toetsing rechtmatigheid inverzekeringstelling en vordering tot bewaring van 20 juli 2023.
11.Verklaring van verdachte ter terechtzitting van 13 januari 2025.
12.Rapport drugs bij geweldplegers, Maasstad Ziekenhuis Rotterdam van 14 augustus 2023.