Op 6 januari 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Gelderland, locatie Zutphen, een beschikking gegeven in de zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [minderjarige]. De zaak is aanhangig gemaakt door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, de gecertificeerde instelling (GI), die verzocht om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar, evenals de machtiging tot uithuisplaatsing in een gezinsgerichte voorziening. De kinderrechter heeft de zitting met gesloten deuren gehouden, waarbij zowel de moeder als de vader van [minderjarige] aanwezig waren, evenals een vertegenwoordiger van de GI. Tijdens de zitting heeft de kinderrechter [minderjarige] gehoord over haar situatie en gevoelens.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat de moeder het ouderlijk gezag over [minderjarige] heeft, terwijl de vader geen gezag heeft. De moeder is het eens met het verzoek van de GI, maar de vader is het daar niet mee eens en vindt dat [minderjarige] bij hem kan wonen. De kinderrechter heeft in haar beoordeling gekeken naar de feiten en omstandigheden, waaronder eerdere beschikkingen die de ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing betroffen. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de zorgen over [minderjarige] nog niet in een vrijwillig kader kunnen worden opgelost en dat er extra hulp nodig is.
De kinderrechter heeft daarom besloten om de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen tot 19 januari 2026 en ook de machtiging tot uithuisplaatsing in een gezinsgerichte voorziening te verlengen tot dezelfde datum. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat deze direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De beschikking is openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 13 januari 2025.