ECLI:NL:RBGEL:2025:1281

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
18 februari 2025
Publicatiedatum
17 februari 2025
Zaaknummer
ARN 24-1127
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag maatwerkvoorziening traplift op grond van de Wmo 2015

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van een maatwerkvoorziening voor een traplift op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 18 oktober 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 16 februari 2024 op het bezwaar van eiser is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven. De rechtbank heeft het beroep op 9 januari 2025 op zitting behandeld, waarbij eiser en de gemachtigde van het college aanwezig waren.

Eiser heeft diverse klachten aan zijn voeten en benen, waardoor hij niet of nauwelijks de trap naar de eerste verdieping kan gebruiken. Hij heeft op 12 september 2023 melding gedaan van zijn behoefte aan een traplift. Het college heeft de aanvraag afgewezen, omdat er volgens hen mogelijkheden zijn om een slaapkamer beneden te creëren. Tijdens de bezwaarprocedure heeft eiser zelf een traplift aangeschaft, maar het college blijft bij het standpunt dat eiser op eigen kracht het probleem kan oplossen door in de kantoorruimte beneden een slaapkamer te realiseren.

De rechtbank oordeelt dat het college de aanvraag voor een traplift heeft mogen afwijzen. Eiser heeft een financieel belang bij de beoordeling van zijn beroep, maar de rechtbank stelt vast dat hij door zijn beperkingen niet kan traplopen en daardoor de slaapkamer op de bovenverdieping niet zonder traplift kan bereiken. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Zittingsplaats Zutphen
Bestuursrecht
zaaknummer: ARN 24/1127

uitspraak van de enkelvoudige kamer

in de zaak tussen

[eiser], uit [plaats], eiser

en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn, het college
(gemachtigde: mr. M.W.M. Nass).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van een maatwerkvoorziening voor een traplift op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015).
1.1.
Het college heeft deze aanvraag met het besluit van 18 oktober 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 16 februari 2024 op het bezwaar van eiser is het college bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 9 januari 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van het college.

Totstandkoming van het besluit

2. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten. Eiser heeft diverse klachten aan zijn voeten en benen. Hij kan ongeveer vijf minuten achtereen staan. Met behulp van een rollator of wandelstok kan hij een paar meter lopen. Over het algemeen verplaatst hij zich met behulp van zijn rolstoel. Eiser woont in een vrijstaande woning waarin op de benedenverdieping een toilet, woonkamer, eetkamer, wasruimte, keuken en doucheruimte aanwezig zijn. Deze doucheruimte is voorzien van een vaste douchestoel met armleuningen. Deze is op grond van de Wmo 2015 in 2021 aan eiser toegekend. Ook is er beneden een aanbouw met een kantoorruimte. Deze wordt gebruikt door eisers echtgenote voor haar administratiebedrijf en door een kennis. Er is geen sprake van een huurcontract met de kennis. De kantoorruimte kan zowel vanuit de binnenkant van de woning als vanuit de achtertuin worden betreden. Eisers slaapkamer bevindt zich op de eerste verdieping. Door zijn klachten kan hij niet of nauwelijks de trap naar de eerste verdieping gebruiken.
2.1.
Eiser heeft op 12 september 2023 melding gedaan dat hij behoefte heeft aan een traplift, omdat hij zijn slaapkamer niet goed kan bereiken. Op 25 september 2023 heeft er bij eiser thuis een gesprek plaatsgevonden met een Wmo-consulent. De aanvraag voor een traplift is afgewezen omdat er volgens het college meerdere mogelijkheden zijn om op eenvoudige wijze een slaapkamer beneden te creëren, zoals in een gedeelte van de eet- of woonkamer of in de aanbouw die nu gebruikt wordt als kantoorruimte.
2.2.
In de bezwaarprocedure heeft er opnieuw een huisbezoek plaatsgevonden. Ook heeft er een hoorzitting plaatsgevonden met eiser en heeft het college advies gevraagd aan de onafhankelijk bezwarencommissie. Het college werpt niet langer tegen dat voor eiser een slaapkamer in de eet- of woonkamer zou kunnen worden gecreëerd. Het college blijft wel bij het standpunt dat eiser op eigen kracht het probleem kan oplossen door in de kantoorruimte beneden een slaapkamer te realiseren. Deze ruimte is al voorzien van raambekleding en verwarming en is groot genoeg om er een tweepersoonsbed in te plaatsen. Dit is de goedkoopste adequate oplossing. Dat de aanbouw wordt gebruikt als kantoorruimte ziet het college niet als een belemmering om deze in gebruik te nemen als slaapkamer. Op de hoorzitting heeft eiser namelijk verklaard dat het verplaatsen van de kantoorruimte naar de eerste verdieping tot de mogelijkheden behoort, maar dat het een optie is die hij niet wenst. Dat heeft geen invloed op het besluit, aldus het college. Gedurende de bezwaarprocedure heeft eiser zelf een traplift aangeschaft.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de aanvraag van eiser voor een maatwerkvoorziening bestaande uit een traplift op grond van de Wmo 2015. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dit betekent dat eiser ongelijk krijgt en het bestreden besluit in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Procesbelang
5. De rechtbank stelt allereerst vast dat eiser een financieel belang heeft bij de beoordeling van zijn beroep omdat de traplift tijdens de bezwaarprocedure is aangeschaft. Dit is tussen partijen verder ook niet in geschil.
Heeft het college de aanvraag voor een traplift kunnen afwijzen?
6. Eiser betoogt dat hij in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening en dat het college de aanschaf van de traplift moet vergoeden. Hij is aangewezen op de slaapkamer op de eerste verdieping, want hij kan van de kantoorruimte beneden geen slaapkamer maken. De kantoorruimte voldoet namelijk aan de eisen die worden gesteld door de belastingdienst, met een eigen opgang, eigen uitgang en eigen toilet. Eiser kan niet, zoals het college verlangt, op de eerste verdieping een kantoorruimte creëren, want dan voldoet deze niet aan de fiscale normen om de ruimte te kunnen opvoeren als aftrekpost voor de belastingen. De klanten van zijn echtgenote moeten dan door de privéwoning en dan wordt die ruimte door de belastingdienst niet erkend als zelfstandige bedrijfs- en kantoorruimte. Op de zitting heeft eiser nog gesteld dat veel klanten van zijn echtgenote op leeftijd en slecht ter been zijn. Zij komen al langere tijd bij het kantoor van zijn echtgenote en komen speciaal omdat het op de benedenverdieping is omdat zij niet in staat zijn trap te lopen.
6.1.
De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet in geschil is dat eiser door zijn beperkingen niet kan traplopen en daardoor de slaapkamer op de bovenverdieping niet zonder traplift kan bereiken.
6.2.
Artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015 bepaalt, voor zover van belang, dat het college beslist tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen.
6.3.
De Centrale Raad van Beroep heeft in zijn rechtspraak overwogen dat in de memorie van toelichting op de Wmo 2015 -voor zover relevant - onder ‘eigen kracht’ wordt verstaan dat wat binnen het vermogen van de betrokkene ligt om zelf tot verbetering van zijn zelfredzaamheid en participatie te komen. De betrokkene zal zich in hoge mate moeten inspannen om dat aan te wenden wat binnen zijn eigen bereik ligt om zelf in zijn behoefte op het gebied van maatschappelijke ondersteuning te voorzien. [1]
6.4.
De rechtbank is van oordeel dat het college de aanvraag voor een traplift heeft mogen afwijzen. Zoals onder 5.3. overwogen, mag van eiser in het kader van de ‘eigen kracht’ in hoge mate inspanning worden verwacht om datgene aan te wenden wat in zijn eigen bereik ligt om zelf in zijn behoefte aan ondersteuning te voorzien. Het college stelt deugdelijk gemotiveerd dat eiser zonder al te grote aanpassingen in de kantoorruimte beneden een slaapkamer kan realiseren. Daarbij heeft het college van belang kunnen achten dat de kantoorruimte groot genoeg is om een slaapkamer te creëren en dat het de faciliteiten heeft die benodigd zijn voor een slaapkamer, namelijk raambekleding en verwarming. Ook heeft het college zich in redelijkheid op het standpunt mogen stellen dat de omstandigheid dat eisers echtgenote deze ruimte als kantoorruimte gebruikt, niet afdoet aan de eigen kracht. Hoewel het invoelbaar is dat eiser en zijn echtgenote het verplaatsen van de kantoorruimte onwenselijk vinden, is de rechtbank van oordeel dat niet is gebleken dat dit geen optie of zo onredelijk bezwarend is dat dit niet van eiser verlangd kan worden. Ten eerste heeft eiser in de aanvraagfase en in bezwaar niet gesteld dat verplaatsing niet mogelijk is. Hij heeft alleen aangegeven dat het verplaatsen van de kantoorruimte van de aanbouw naar een ruimte op de eerste verdieping tot de mogelijkheden behoort, maar dat hij dit niet wenselijk acht en dat er dan de nodige aansluitingen moeten worden gerealiseerd. Daaruit blijkt niet dat deze verplaatsing niet mogelijk is. Naar het oordeel van de rechtbank hoeft het college (ook) geen rekening te houden met de omstandigheid dat de verplaatsing van de kantoorruimte van eisers echtgenote naar de bovenverdieping van de woning fiscale consequenties heeft. Eiser heeft namelijk in het geheel niet inzichtelijk gemaakt wat voor gevolgen het zou hebben voor zijn echtgenote als zij niet langer gebruik zou kunnen maken van deze aftrekpost. Gesteld noch gebleken is dat dit zou leiden tot een aanzienlijke inkomensterugval. Daar komt nog bij dat ook niet is gebleken dat het administratiekantoor niet op een andere locatie gevestigd kan worden. Eisers stelling op de zitting, dat zijn echtgenote oudere klanten heeft die geen gebruik kunnen maken van de trap, heeft hij niet eerder naar voren gebracht en ook niet nader onderbouwd. Dit nog daargelaten dat het college met dit nieuwe argument geen rekening heeft kunnen houden bij de besluitvorming. Daarom leidt ook deze stelling niet tot een ander oordeel. Het betoog slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

7. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dit betekent dat eiser ongelijk krijgt en dat het college hem geen maatwerkvoorziening hoeft toe te kennen voor de traplift. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.S.W. Kroon, rechter, in aanwezigheid van mr. H.C.M. Pijnenburg, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 31 mei 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1046.