ECLI:NL:RBGEL:2025:127

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 januari 2025
Publicatiedatum
14 januari 2025
Zaaknummer
C/05/443675 / ZJ RK 24-825
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen

Op 6 januari 2025 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Gelderland een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ondertoezichtstelling van de kinderen, die sinds 24 augustus 2023 in een pleeggezin verblijven, verlengd moet worden voor de duur van een jaar. Dit besluit is genomen in het belang van de verzorging en opvoeding van de kinderen, aangezien de inspanningsverplichting van de gecertificeerde instelling (GI) niet meer gericht is op terugplaatsing bij de ouders. De moeder van de kinderen is het niet eens met de koers van de GI en pleit voor een terugplaatsing via een ouder-kindhuis. De kinderrechter heeft echter geoordeeld dat de kinderen veilig gehecht zijn aan de pleegouders en dat de termijn voor terugplaatsing bij de ouders is verstreken. De kinderrechter heeft de beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing direct geldt, ook als er hoger beroep wordt ingesteld. De beschikking is openbaar uitgesproken en op schrift gesteld op 13 januari 2025.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Zutphen
Zaaknummer: C/05/443675 / ZJ RK 24-825
Datum uitspraak: 6 januari 2025
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering, gevestigd te Zwolle,
hierna te noemen de GI,
over
[naam minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] 2018 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 1] ,
en
[naam minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] 2022 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. J.J. Stobbe te Utrecht,
[naam pleegouders],
hierna te noemen de pleegouders,
wonende in [woonplaats] .
De kinderrechter merkt als informant aan:
[naam vader], hierna te noemen de vader.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 13 november 2024.
1.2.
De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 6 januari 2025. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder (telefonisch), bijgestaan door haar advocaat;
  • een vertegenwoordiger van de GI;
  • de pleegouders.
1.3.
De vader is niet verschenen tijdens de mondelinge behandeling. Hij is wel correct opgeroepen.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.2.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven sinds 24 augustus 2023 in het huidige perspectief biedende pleeggezin.
2.3.
De meervoudige kamer van kinderrechters in deze rechtbank heeft bij beschikking van 11 januari 2024 de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] verlengd tot 11 januari 2025. Bij diezelfde beschikking is ook de machtiging tot uithuisplaatsing van de kinderen in het pleeggezin verlengd tot 11 januari 2025. Ook is bij die beschikking geconcludeerd dat het niet meer in het belang van de kinderen is dat nog aan terugplaatsing wordt gewerkt.
2.4.
Bij beschikking van 11 juni 2024 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is de beschikking van 11 januari 2024 bekrachtigd.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de GI de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De moeder is het niet eens met de koers van de GI. Zij wil nog steeds dat er – eerst via een ouder-kindhuis – wordt teruggewerkt naar een thuisplaatsing. Ook vindt zij dat het perspectiefonderzoek onvoldoende rekening heeft gehouden met haar omstandigheden en die van haar partner. Volgens de moeder wordt van haar verlangd dat zij liegt tegen [minderjarige 1] wanneer zij naar haar perspectief vraagt. De moeder is dan eerlijk en zegt tegen [minderjarige 1] dat ze niet weet of [minderjarige 1] nog naar huis kan, maar dat zij wel haar best daarvoor blijft doen.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter begrijpt dat de verlenging mede is aangevraagd ter overbrugging naar de procedure over de mogelijke gezagsbeëindiging. Daarnaast is de verlenging van de maatregelen noodzakelijk ter voorkoming en afwending van de ontwikkelingsbedreiging en is die verlenging noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding van [minderjarige 1] en [naam minderjarige 2] . Het perspectief van de kinderen ligt namelijk niet meer thuis bij (een van) de ouders en de inspanningsverplichting van de GI tijdens de uithuisplaatsing is daarom – in afwijking van de hoofdregel – niet meer gericht op thuisplaatsing. De kinderen zijn (veilig) gehecht aan de pleegouders en hebben daar nu hun toekomstperspectief. De aanvaardbare termijn voor [minderjarige 1] en [minderjarige 2] om nog bij een van hun ouders op te groeien is inmiddels verstreken. Door de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing kan de plaatsing van de kinderen gewaarborgd blijven. De kinderrechter ziet daarbij geen aanleiding om af te wijken van de richting die in de beschikkingen van januari 2024 en juni 2024 is gegeven.
5.2.
De kinderrechter verlengt daarom de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor de duur van een jaar. [1]
5.3.
Ook is daarom de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding. [2]
5.4.
De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] tot 11 januari 2026;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een voorziening voor pleegzorg tot 11 januari 2026;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 6 januari 2025 door mr. C.J.M. van Apeldoorn, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. G. Vlemmings als griffier, en op schrift gesteld op 13 januari 2025.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Arnhem-Leeuwarden.

Voetnoten

1.Artikel 1:260, eerste lid, BW.
2.Artikelen 1:265a en 1:265c, tweede lid, BW.