ECLI:NL:RBGEL:2025:1268
Rechtbank Gelderland
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel in verband met drugshandel
In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 14 februari 2025 uitspraak gedaan in een ontnemingsprocedure tegen een veroordeelde die betrokken was bij de handel in harddrugs, specifiek cocaïne en MDMA. De officier van justitie vorderde dat de rechtbank het wederrechtelijk verkregen voordeel zou vaststellen op € 5.499,00, maar de verdediging betwistte deze vordering. De verdediging stelde dat niet kon worden vastgesteld hoeveel de verdachte daadwerkelijk had verdiend, aangezien de afnemers hun verklaringen hadden aangepast en de verdachte de drugs niet zelf had ingekocht.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde vanaf 23 november 2022 tot en met 22 maart 2023 in harddrugs heeft gehandeld, wat een periode van vier maanden beslaat. De rechtbank heeft de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel herzien, omdat de politie een langere periode had aangehouden voor hun berekening. De rechtbank kwam tot de conclusie dat het geschatte wederrechtelijk verkregen voordeel € 1.222,00 bedraagt, gebaseerd op de bewezen periode van vier maanden. De rechtbank legde de veroordeelde de verplichting op om dit bedrag aan de staat te betalen.
De beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, en de rechtbank heeft ook de duur van de gijzeling vastgesteld die kan worden gevorderd door de officier van justitie, welke is bepaald op 22 dagen. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en werd openbaar uitgesproken.