In deze zaak heeft de Rechtbank Gelderland op 6 februari 2025 uitspraak gedaan over een bezwaarschrift van een veroordeelde tegen de toepassing van vervangende hechtenis. De veroordeelde had eerder een taakstraf van 140 uur opgelegd gekregen, waarvan 40 uur voorwaardelijk. Bij niet-nakoming zou vervangende hechtenis van 70 dagen worden toegepast. Het Openbaar Ministerie heeft op 29 juli 2024 besloten dat de vervangende hechtenis van 15 dagen zou worden toegepast, wat aan de veroordeelde is betekend. De veroordeelde heeft op 30 december 2024 bezwaar ingediend tegen deze beslissing. Tijdens de zitting op 6 februari 2025 heeft de rechtbank de veroordeelde, zijn advocaat en de officier van justitie gehoord. De verdediging voerde aan dat de veroordeelde problemen had met de uitvoering van de taakstraf door persoonlijke omstandigheden en dat hij de vervangende hechtenis al had uitgezeten. De rechtbank oordeelde dat het bezwaar ontvankelijk was, ondanks dat de vervangende hechtenis al was ondergaan. De rechtbank concludeerde dat de veroordeelde verwijtbaar de taakstraf niet volledig had verricht en dat de beslissing van het Openbaar Ministerie terecht was. Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het bezwaar ongegrond.