ECLI:NL:RBGEL:2025:1173

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 februari 2025
Publicatiedatum
12 februari 2025
Zaaknummer
187339-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf voor diefstal met geweld en wapenbezit

Op 11 februari 2025 heeft de Rechtbank Gelderland uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 7 juni 2024 in Wageningen een portemonnee en sleutelbos heeft gestolen onder bedreiging met een vuurwapen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was, wat invloed had op de strafmaat. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van 532 dagen, waarvan 365 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank hield rekening met de psychische problematiek van de verdachte, die lijdt aan een persisterende depressieve stoornis en verslavingsproblematiek. De officier van justitie had een hogere straf geëist, maar de rechtbank besloot de behandeling van de verdachte niet te doorkruisen door hem in detentie te plaatsen. Daarnaast werd er smartengeld van € 10.000 toegewezen aan het slachtoffer, die als gevolg van de bedreiging met het vuurwapen lichamelijk letsel had opgelopen. De rechtbank legde ook bijzondere voorwaarden op aan de verdachte, waaronder opname in een zorginstelling en meldplicht bij de reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/187339-24
Datum uitspraak : 11 februari 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 1989 in [geboorteplaats] ,
ingeschreven op de [adres] , [postcode] in [woonplaats] ,
op dit moment aldaar verblijvende bij [verblijfplaats] .
Raadsvrouw: mr. L.S. Wachters, advocaat in Arnhem.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 7 juni 2024 te Wageningen een portemonnee (met inhoud) en/of een sleutelbos, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde] , gepleegd en/of met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken, en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, door met een vuurwapen in zijn hand in de richting van die [benadeelde] te lopen en/of tegen [benadeelde] te zeggen "in de auto en anders schiet ik je" en/of tegen [benadeelde] te zeggen "telefoon, telefoon, waar heb je je telefoon" en/of dit vuurwapen te richten op [benadeelde] en/of met het vuurwapen in de lucht, dan wel in de richting van [benadeelde] te schieten te schieten en/of [benadeelde] op de grond te duwen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 7 juni 2024 te Wageningen met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [benadeelde] heeft gedwongen tot de afgifte van zijn portemonnee(met inhoud) en/of zijn sleutelbos, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan die [benadeelde] en/of een derde toebehoorde(n), door door met een vuurwapen in zijn hand in de richting van die [benadeelde] te lopen en/of tegen [benadeelde] te zeggen "in de auto en anders schiet ik je" en/of tegen [benadeelde] te zeggen "telefoon, telefoon, waar heb je je telefoon" en/of dit vuurwapen te richten op [benadeelde] en/of met het vuurwapen in de lucht, dan wel in de richting van [benadeelde] te schieten te schieten en/of [benadeelde] op de grond te duwen;
2.
hij op of omstreeks 7 juni 2024 te Wageningen een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een gaspistool, merk Colt, model Government 1911 A1, zijnde een vuurwapen in de vorm van een geweer, revolver en/of pistool en/of munitie van categorie III, van de Wet wapens en munitie, te weten meerdere knalpatronen, zijnde munitie voorhanden heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Ten aanzien van feit 1 (primair) en feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [benadeelde] , p. 135-138;
- het proces-verbaal van bevindingen, p. 133;
- het proces-verbaal onderzoek wapen, aanvullend proces-verbaal p. 1-2;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 januari 2025.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feit 1, primair en feit 2 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks7 juni 2024 te Wageningen een portemonnee (met inhoud) en
/ofeen sleutelbos,
in elk geval enig goed, dat/die
geheel of ten deleaan [benadeelde]
, in elk geval aan een andertoebehoorde
(n
)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen welke diefstal werd voorafgegaan
envergezeld
en/of gevolgdvan geweld en
/ofbedreiging met geweld tegen die [benadeelde] , gepleegd
en/ofmet het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en
/ofgemakkelijk te maken,
en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,door met een vuurwapen in zijn hand in de richting van die [benadeelde] te lopen en
/oftegen [benadeelde] te zeggen "in de auto en anders schiet ik je" en
/oftegen [benadeelde] te zeggen "telefoon, telefoon, waar heb je je telefoon" en
/ofdit vuurwapen te richten op [benadeelde] en
/ofmet het vuurwapen in de lucht
, dan welenin de richting van [benadeelde] te schieten
te schieten en/of [benadeelde] op de grond te duwen;
2.
hij op
of omstreeks7 juni 2024 te Wageningen een wapen van categorie III, onder 1 van de Wet wapens en munitie, te weten een gaspistool, merk Colt, model Government 1911 A1, zijnde een vuurwapen in de vorm van een
geweer, revolver en/ofpistool en
/ofmunitie van categorie III, van de Wet wapens en munitie, te weten meerdere knalpatronen, zijnde munitie voorhanden heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1, primair:
diefstal, vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken;
feit 2:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en met aftrek van het voorarrest. Aan het voorwaardelijk deel van de straf dienen de bijzondere voorwaarden te worden gekoppeld zoals geadviseerd door de reclassering. De officier van justitie vindt een gevangenisstraf die gelijk is aan de duur van het voorarrest niet passend, gezien de ernst van de feiten. Om de klinische opname – waarmee verdachte al in november 2024 is gestart – op dit moment niet te doorkruisen, wordt verzocht om het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis bij vonnis op te heffen en om de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren. Het CJIB kan mogelijk voor de executie van de gevangenisstraf een geschikt moment kiezen in afstemming met de behandeling van verdachte bij [verblijfplaats] , zodat de gevangenisstraf na afloop van de klinische opname en behandeling ten uitvoer kan worden gelegd.
Het standpunt van de verdediging
Rekening houdend met de LOVS-oriëntatiepunten, de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte, het feit dat hij geen relevant strafblad heeft en het feit dat hij verantwoordelijkheid neemt voor zijn daden, heeft de raadsvrouw bepleit dat aan verdachte een gevangenisstraf wordt opgelegd die gelijk is aan de duur van het voorarrest, met daarnaast een (forse) voorwaardelijke gevangenisstraf. Aan het voorwaardelijke deel van de straf kunnen de bijzondere voorwaarden worden gekoppeld zoals geadviseerd door de reclassering, met uitzondering van het begeleid wonen. Dit zodat verdachte (direct) verder kan gaan met de klinische behandeling bij [verblijfplaats] die al is ingezet in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis. Hierbij wordt verzocht de duur van de opname in de FPA te beperken tot een jaar, te rekenen vanaf 20 november 2024, zijnde de datum van opname van verdachte in [verblijfplaats] . Subsidiair wordt verzocht om naast de genoemde (voorwaardelijke) gevangenisstraf een taakstraf op te leggen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
De ernst van de feiten
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan diefstal van een portemonnee en sleutels van het slachtoffer onder bedreiging van een wapen. Verdachte is op klaarlichte dag met een deels bedekt gezicht, een rugzak met daarin onder meer ducttape, tie wraps en een gaspistool naar een autowasserette in Wageningen gegaan. Daar heeft hij een willekeurig gekozen slachtoffer, dat nietsvermoedend bezig was met het wassen van zijn auto, bedreigd met het gaspistool. Toen het slachtoffer ervoor koos om op verdachte af te gaan, loste verdachte twee schoten. Hij schoot één keer in de lucht en één keer vlak langs het lichaam van het slachtoffer. In de vordering tot schadevergoeding heeft het slachtoffer beschreven dat hij totaal intuïtief heeft gereageerd op het moment van de overval. Achteraf gezien kan het slachtoffer zich - zoals hij dat zelf zegt - wel voor zijn kop slaan dat hij zoveel risico’s heeft genomen. Het had gemakkelijk verkeerd af kunnen lopen. Het slachtoffer ondervindt nog altijd de gevolgen van deze zeer beangstigende gebeurtenis, terwijl verdachte bij het plegen van de overval puur aan zijn eigen financiële gewin heeft gedacht.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft gekeken naar het strafblad van verdachte. Daarop is te zien dat verdachte op 15 december 2020 is veroordeeld voor een winkeldiefstal.
Met betrekking tot de persoon van verdachte is een Pro Justitia-rapportage opgemaakt door drs. J.H. Viersen, GZ-psycholoog. De psycholoog constateert dat verdachte lijdt aan een persisterende depressieve stoornis, een anders gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met vermijdende, dwangmatige en antisociale trekken, een ernstige stoornis in alcoholgebruik, een ernstige stoornis in het gebruik van anxiolyticum en een ernstige stoornis in het gebruik van een amfetamineachtig middel. Voornoemde stoornissen waren ook aanwezig ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde. Vanuit de persisterende depressieve stoornis had verdachte te kampen met een sombere stemming, wanhoopgevoelens en concentratieproblemen. Vanuit de beperkte copingvaardigheden voortkomend uit de vermijdende persoonlijkheidstrekken viel verdachte terug in middelengebruik, voortkomend vanuit zijn verslavingsproblematiek. Door het middelengebruik kwam het werkgeheugen verder onder druk te staan, waardoor verdachte minder goed in staat was de situatie te overzien en consequenties van zijn gedrag in te schatten. Vanuit de oplopende spanning in combinatie met het gebruik van 3-FMA en alcohol en beperkte copingvaardigheden had verdachte zichzelf minder goed onder controle. Hij had naar eigen zeggen allerlei middelen door elkaar gebruikt. In de nacht voor het tenlastegelegde keek hij de hele nacht misdaadfilms en raakte hierdoor geobsedeerd. De misdaadfilms lijken de inspiratiebron te zijn geweest voor verdachte. Door iets te doen wat de misdadigers in de films ook succesvol deden, hoopte verdachte enerzijds zijn financiële problemen op te lossen, anderzijds hoopte verdachte zich net zo zelfverzekerd en succesvol te gaan voelen als de misdadigers in de films. De psycholoog beschrijft dat verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde onder feit 1 in enige mate in zijn voelen, denken en handelen werd gestuurd door de persisterende depressieve stoornis, persoonlijkheidsstoornis met vermijdende, dwangmatige en antisociale trekken en zijn verslavingsproblematiek. Dat geldt niet voor het ten laste gelegde wapenbezit. De psycholoog adviseert om de ten laste gelegde diefstal bij een bewezenverklaring in verminderde mate toe te rekenen aan verdachte. Ten aanzien van het wapenbezit wordt geadviseerd dit volledig aan verdachte toe te rekenen.
Het recidiverisico voor gewelddadig gedrag wordt ingeschat als hoog, indien verdachte geen behandeling en begeleiding krijgt voor de voornoemde stoornissen. In historische zin kenmerkt verdachte zich door een uitgebreide justitiële voorgeschiedenis, het ontbreken van netwerkinvloeden (einzelgänger zijn), instabiliteit met betrekking tot het arbeidsverleden en een uitgebreid verslavingsverleden. In het afgelopen jaar waren meerdere klinische indicatoren voor recidive aanwezig: verslaving, beperkt meewerken aan behandeling, beperkte copingvaardigheden en beperkte arbeidsvaardigheden. Beschermende factoren zijn eveneens beperkt aanwezig. In de situatie dat verdachte zich langdurig laat begeleiden en behandelen met duidelijke zorg- en beveiligingskaders en consequenties wanneer verdachte zich niet aan de gemaakte afspraken houdt, is het risico wellicht terug te brengen tot matig-laag. Van belang bij deze begeleiding en behandeling is dat verdachte goede copingvaardigheden aanleert waarmee hij kan omgaan met stress en waarbij hij leert om minder te reageren vanuit opportunistische impulsen en vermijding en tevens leert gevoelens niet te dempen met alcohol en drugs. Geadviseerd wordt de behandeling klinisch te starten waarbij verdachte kan oefenen met de geleerde vaardigheden en vanuit daar kan toewerken naar ambulante behandeling en begeleid wonen. Dit kan gerealiseerd worden binnen een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden. Geadviseerd wordt om de behandeling te starten binnen een dubbeldiagnosekliniek op een Forensische Psychiatrische Afdeling of een soortgelijk setting.
In haar rapport van 13 januari 2025 onderschrijft de reclassering de conclusies van de psycholoog. Vanaf 20 november 2024 staat verdachte onder toezicht van Tactus Reclassering, met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling en het meewerken aan middelencontrole. Conform deze bijzondere voorwaarden is verdachte op 20 november 2024 opgenomen in [verblijfplaats] in [woonplaats] . De toezichthouder van verdachte ziet mogelijkheden om het huidige reclasseringstoezicht te continueren. De reclassering schat het recidiverisico – bij uitblijven van behandeling – in als hoog. Zij acht het noodzakelijk om de huidige opname in [verblijfplaats] te continueren, zodat verdachte diagnostisch onderzocht en aansluitend adequaat behandeld kan worden. Om een soepele overgang vanuit de klinische setting naar de maatschappij te kunnen bewerkstellingen acht de reclassering een opname in een begeleid wonen setting noodzakelijk, vanuit waar verdachte nog ambulante behandeling kan ontvangen. De reclassering adviseert daarom bij een veroordeling de oplegging van een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, een contact- en locatieverbod (zonder elektronische monitoring) en het meewerken door verdachte aan middelencontrole.
Toerekenbaarheid
Gelet op de inhoud van de rapportage van de psycholoog concludeert de rechtbank dat sprake was van psychische problematiek bij verdachte, die ook aanwezig was ten tijde van het bewezenverklaarde onder feit 1 en die ook heeft doorgewerkt in zijn handelen. De rechtbank zal het advies om dit feit in verminderde mate aan verdachte toe te rekenen, overnemen.
De op te leggen straf/maatregel
Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van ernstige strafbare feiten, waarbij de oplegging van een gevangenisstraf van langere duur zonder meer passend is. Daartegenover ziet de rechtbank een verdachte met forse problematiek, waarvoor hij inmiddels ruim twee maanden wordt behandeld in [verblijfplaats] . Verdachte heeft openheid van zaken gegeven en verantwoordelijkheid genomen voor zijn daden. Hij heeft daarbij niet alleen gezegd dat hij gemotiveerd is voor behandeling, maar hij heeft in de kliniek ook laten zien dat hij de behandeling aangaat, om te voorkomen dat dit in de toekomst nogmaals kan gebeuren. Hoewel verdachte eerder, jaren geleden, is veroordeeld voor een diefstal, is van een delictpatroon met betrekking tot vermogensfeiten geen sprake. De huidige veroordeling lijkt op zichzelf te staan en samen te hangen met bij verdachte aanwezige problematiek. Anders dan door de officier van justitie gevorderd, zal de rechtbank niet overgaan tot de oplegging van een gevangenisstraf die de duur van het voorarrest overschrijdt. Daarbij weegt de rechtbank in belangrijke mate mee dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht ten aanzien van feit 1. De rechtbank acht het – met het oog op het recidiverisico in de toekomst – niet opportuun om het al lopende behandeltraject nu nog te doorkruisen. Het voorstel van de officier van justitie acht de rechtbank niet effectief. Als het bij de executie al zo uitpakt als de officier van justitie voor ogen heeft (en dat is niet met zekerheid te zeggen), dan zou verdachte na zijn klinische behandeling nog terug moeten in detentie. De rechtbank acht het risico dat daarmee de behaalde behandelresultaten – en daarmee de vermindering van het recidivegevaar – (deels) weer teniet wordt gedaan, te groot. Gelet hierop, wijst de rechtbank het verzoek tot opheffing van het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis af. Wel zal de rechtbank een fors voorwaardelijk strafdeel aan verdachte opleggen, om het noodzakelijke behandelkader te kunnen faciliteren.
Alles afwegende zal de rechtbank aan verdachte een gevangenisstraf opleggen voor de duur van 532 dagen, waarvan 365 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren. Daarop zal de tijd die verdachte al in voorarrest heeft doorgebracht in mindering worden gebracht, zodat verdachte niet terug in detentie gaat. Aan het voorwaardelijk deel van de straf zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door de reclassering. Zij ziet geen aanleiding om de duur van de klinische opname te beperken, zoals door de verdediging is verzocht. De reclassering heeft in haar advies van 13 januari 2025 al rekening gehouden met het feit dat verdachte vanaf 20 november 2024 is opgenomen en zij kan bij de tenuitvoerlegging in overleg met de kliniek bepalen of een kortere opname volstaat. Verdachte heeft verder aangegeven het lastig te vinden om in een groep te functioneren, zoals gebruikelijk is in een begeleid wonen setting. De reclassering heeft echter uitdrukkelijk benoemd dat zij een begeleid wonen setting noodzakelijk acht om een soepele overgang vanuit de klinische setting naar de maatschappij te bewerkstelligen. De rechtbank zal daarom ook die voorwaarde overnemen.
Uit het advies van de psycholoog volgt dat er bij het uitblijven van adequate behandeling en begeleiding van verdachte ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit zal plegen of zich belastend zal gedragen jegens personen. De rechtbank zal, ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten, de bijzondere voorwaarden daarom dadelijk uitvoerbaar verklaren.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [benadeelde] heeft in verband met feit 1 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 10.000,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij kan worden toegewezen tot een bedrag van € 7.000,00, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Voor het overige deel aan smartengeld heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering, in verband met de aanwezige tinnitus, kan worden toegewezen tot een bedrag van € 2.000,00 tot € 3.000,00. Daarbij is aangevoerd dat het nog niet bekend is of de benadeelde daadwerkelijk afgekeurd gaat worden. Verder is onduidelijk gebleven of er een causaal verband is tussen de klachten aan de knie en rug en het handelen van verdachte. Ook zijn de psychische klachten feitelijk niet onderbouwd.
Overweging van de rechtbank
Op basis van het dossier en hetgeen ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezenverklaarde feit immateriële schade heeft geleden die binnen meerdere van de in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek genoemde categorieën valt. De rechtbank stelt vast dat de benadeelde als gevolg van het handelen van verdachte lichamelijk letsel in de vorm van tinnitus (oorsuizen) heeft opgelopen. Van deze klachten zal de benadeelde naar verwachting de rest van zijn leven last houden. Ten aanzien van de rug- en knieklachten acht de rechtbank onvoldoende onderbouwd dat sprake is van een causaal verband tussen het bewezenverklaarde en de verergering van deze klachten.
Wel brengt de aard en de ernst van de normschending naar het oordeel van de rechtbank met zich dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde partij zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De benadeelde is immers op een openbare plek, als willekeurig gekozen slachtoffer dat verder niets met de verdachte te maken had, bedreigd met een vuurwapen. Daarbij heeft de verdachte ook twee keer geschoten met het wapen, waarvan één keer vlak langs het lichaam van de benadeelde.
De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van de feiten en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen en acht het gevorderde bedrag van
€ 10.000,00 billijk. Zij zal de vordering in het geheel toewijzen.
Verdachte is over het toegewezen bedrag wettelijke rente verschuldigd vanaf 7 juni 2024.
De proceskosten worden tot op heden begroot op nul.
De rechtbank ziet tot slot aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 14 a, 14b, 14c, 36f,57 en 312 van het Wetboek van Strafrecht;
- 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 532 dagen;
  • bepaalt dat deze een gedeelte van deze gevangenisstraf, te weten
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden dat:
  • verdachte zich binnen drie dagen na het ingaan van de proeftijd telefonisch meldt bij Tactus Reclassering bij zijn huidige toezichthouder, de heer [toezichthouder] . Verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering zo vaak en zo lang de reclassering dat nodig vindt;
  • verdachte zich laat opnemen/blijft zich laten opnemen in [verblijfplaats] of een soortgelijke zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt (vanaf heden) een jaar of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt.
Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt betrokkene mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
  • verdachte zich laat behandelen door JusTact of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering en indien de reclassering nodig acht. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
  • verdachte verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering en indien de reclassering nodig acht. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem/haar heeft opgesteld;
  • verdachte op geen enkele wijze - direct of indirect - contact heeft of zoekt met [benadeelde] , geboren op [geboortedag 2] 1972, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. De politie houdt toezicht op dit contactverbod;
  • verdachte zich niet bevindt in de plaats Wageningen, zolang de reclassering dit verbod nodig vindt. De politie houdt toezicht op dit locatieverbod;
  • verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak betrokkene wordt gecontroleerd.
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
  • geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
  • beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
Beslissingen ten aanzien van de benadeelde partij [benadeelde]
  • veroordeelt verdachte in verband met het feit onder nummer 1 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [benadeelde] van € 10.000,00 aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 juni 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij, [benadeelde] , een bedrag te betalen van € 10.000,00 aan smartengeld. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 7 juni 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 85 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M Graat (voorzitter), mr. M.C. Gerritsen en mr. L.M. Vogel, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 februari 2025.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024261688, gesloten op 26 augustus 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.