1.De inhoud van de tenlastelegging
Ten aanzien van parketnummer 05-333427-24
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 15 mei 2024 tot en met 19 oktober 2024 te Rotterdam, althans in Nederland, opzettelijk een personenauto (met kenteken [kenteken] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als gebruiker van dat voertuig, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2
hij op of omstreeks 19 oktober 2024 te [plaats 1] ,
- een of meer (drie) losse accu’s van het merk Makita en/of
- een handcirkelzaag van het merk Makita en/of
- een slagmoerschroevendraaier van het merk Makita,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 oktober 2024 te Arnhem,
- een of meer (drie) losse accu’s van het merk Makita en/of
- een handcirkelzaag van het merk Makita en/of
- een slagmoerschroevendraaier van het merk Makita,
althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3
hij op of omstreeks 19 oktober 2024 te [plaats 2] ,
- een reciprozaag van het merk Makita en/of
- een combihamer van het merk Makita,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 oktober 2024 te Arnhem,
- een reciprozaag van het merk Makita en/of
- een combihamer van het merk Makita,
althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
4
hij in of omstreeks de periode van 18 oktober 2024 en 19 oktober 2024 te [plaats 3] ,
- een bladblazer van het merk Stihl,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 oktober 2024 te Arnhem,
- een bladblazer van het merk Stihl,
althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Ten aanzien van parketnummer 05-274840-24
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 26 augustus 2024 te [plaats 1] een zaag en/of een boor, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 5] (gevestigd op/aan de [adres 2] ), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
hij op of omstreeks 8 augustus 2024 te [plaats 4] een bor (merk: Makita), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 6] (gevestigd op/aan de [adres 3] ), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3
hij op of omstreeks 26 juli 2024 te [plaats 5] een heggenschaar (merk: Stilh), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 7] (gevestigd op/aan de [adres 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de feiten 1 en 4 onder parketnummer 05-333427-24 heeft de raadsman bepleit dat verdachte voor deze feiten moet worden vrijgesproken. Ten aanzien van feit 1 blijkt uit de onderbouwing van het verzoek tot schadevergoeding dat is ingediend door [slachtoffer 1] dat er boetes zijn uitgeschreven op het moment dat verdachte gedetineerd zat. Daarnaast past de verklaring van verdachte dat hij af en toe de auto gebruikte ook binnen de bewijsmiddelen. Het is onduidelijk in welke periode de verduistering dan zou hebben plaatsgevonden. Ten aanzien van feit 4 stelt de raadsman zich op het standpunt dat het niet duidelijk is of verdachte de diefstal heeft gepleegd, dus moet hij worden vrijgesproken van dit feit. Ten aanzien van de overige feiten, ook de feiten onder parketnummer 05-274840-24, is verdachte een bekennende verdachte.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van parketnummer 05-333427-24
Feit 1
Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij op 11 februari 2024 de Ford Focus met kenteken [kenteken] heeft opgehaald bij [verdachte] en op zijn naam heeft gezet. Op een gegeven moment vroeg [verdachte] of hij de auto mocht lenen. [verdachte] is met de auto weggebleven en nooit meer teruggekomen. Op 15 mei 2024 werd aangever gebeld door de politie dat de auto in beslag was genomen en dat hij de auto kon ophalen in Rotterdam. Iemand anders heeft vervolgens de auto opgehaald bij aangever.
Op 19 oktober 2024 is het voertuig met kenteken [kenteken] staande gehouden en op dat moment was verdachte de bestuurder.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de auto had geleend van aangever en dat hij tegen aangever had gezegd dat hij de auto terugkreeg als aangever € 500,- betaalde.
De rechtbank acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de auto heeft verduisterd. Uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte in de periode van 3 mei 2024 tot 29 mei 2024 in preventieve hechtenis zat. Om die reden acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich de auto die hij anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als gebruiker van dat voertuig, in de periode van 30 mei 2024 tot en met 19 oktober 2024 wederrechtelijk heeft toegeëigend.
Feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] namens [slachtoffer 2] , [adres 5] in [plaats 1] , p. 24;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 januari 2025.
Feit 3
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] , namens [slachtoffer 3] [plaats 2] , p. 21 en 22;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 januari 2025.
Feit 4
Op 19 oktober 2024 hebben verbalisanten een Ford met kenteken [kenteken] aan de kant gezet. Verbalisanten zagen dat op de bijrijdersstoel een bladblazer van het merk Stihl en een cirkelzaag van Makita lag. Achter de bijrijdersstoel lag een klopboormachine, een elektrische reciprozaag, enkele opladers en accu’s van het merk Makita.De bestuurder van het voertuig was verdachte.
De politie heeft contact opgenomen met de fabrikant Stihl en hen het serienummer medegedeeld. Stihl klantenservice gaf aan dat de desbetreffende Stihl was verkocht aan [slachtoffer 4] .Een medewerker van [slachtoffer 4] [plaats 3] heeft contact opgenomen met de politie en gaf aan dat de bladblazer bij hen was weggenomen. Telefonisch is de aangifte opgenomen.
De aangetroffen accu’s, reciprozaag en cirkelzaag van Makita bleken van diefstal afkomstig en verdachte heeft bekend deze goederen te hebben gestolen.
Op grond van de bovengenoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de bladblazer van het merk Stihl afkomstig was van [slachtoffer 4] [plaats 3] en dat deze is aangetroffen in de auto waarvan verdachte op dat moment de bestuurder was. De andere goederen die in het voertuig waren aangetroffen bleken van diefstal afkomstig. Gelet daarop, tezamen en in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat ook wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de bladblazer heeft weggenomen bij [slachtoffer 4] [plaats 3] . Dat de aangifte in het dossier ontbreekt maakt dat oordeel niet anders.
Ten aanzien van parketnummer 05-274840-24
Feit 1
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 3] , namens [slachtoffer 5] in [plaats 1] , p. 43 en 44;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 33;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 januari 2025.
Feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 4] , namens [slachtoffer 6] [plaats 4] , p. 51 en 52;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 41;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 januari 2025.
Feit 3
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 5] , namens [slachtoffer 7] in [plaats 5] , p. 47 en 48;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 36;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 januari 2025.