ECLI:NL:RBGEL:2025:1172

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
11 februari 2025
Publicatiedatum
12 februari 2025
Zaaknummer
05-333427-24 + 05-274840-24 (gev.ttz.) + 16-149845-24 (tul) + 20-000143-23 (tul) + 05-084290-23 (tul)
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een 59-jarige man voor meerdere diefstallen en verduistering met oplegging van een voorwaardelijke ISD-maatregel

Op 11 februari 2025 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een 59-jarige man, die werd beschuldigd van zes diefstallen en een verduistering. De rechtbank heeft de man veroordeeld en een voorwaardelijke ISD-maatregel opgelegd, met bijzondere voorwaarden. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan het stelen van diverse goederen, waaronder accu's en gereedschap van het merk Makita en Stihl, die toebehoorden aan verschillende slachtoffers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 15 mei 2024 tot en met 19 oktober 2024 een personenauto had verduisterd, die hij zonder toestemming van de eigenaar had gebruikt. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangevers en de verdachte in overweging genomen, evenals de justitiële documentatie van de verdachte, waaruit bleek dat hij eerder was veroordeeld voor vergelijkbare misdrijven. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte een stelselmatige dader is en dat de veiligheid van de maatschappij eist dat hij onder toezicht wordt gesteld. De rechtbank heeft de vorderingen tot schadevergoeding van de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze onvoldoende waren onderbouwd. De rechtbank heeft de verdachte de kans gegeven om zijn leven weer op de rails te krijgen door de voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen, met de mogelijkheid van begeleiding door reclassering.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummers: 05-333427-24 + 05-274840-24 (gev.ttz.) + 16-149845-24 (tul) + 20-000143-23 (tul) + 05-084290-23 (tul)
Datum uitspraak : 11 februari 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1965 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] [woonplaats] .
Raadsman: mr. P.E. van Zon, advocaat in Eindhoven.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Ten aanzien van parketnummer 05-333427-24
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij in of omstreeks de periode van 15 mei 2024 tot en met 19 oktober 2024 te Rotterdam, althans in Nederland, opzettelijk een personenauto (met kenteken [kenteken] ), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als gebruiker van dat voertuig, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2
hij op of omstreeks 19 oktober 2024 te [plaats 1] ,
- een of meer (drie) losse accu’s van het merk Makita en/of
- een handcirkelzaag van het merk Makita en/of
- een slagmoerschroevendraaier van het merk Makita,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 oktober 2024 te Arnhem,
- een of meer (drie) losse accu’s van het merk Makita en/of
- een handcirkelzaag van het merk Makita en/of
- een slagmoerschroevendraaier van het merk Makita,
althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
3
hij op of omstreeks 19 oktober 2024 te [plaats 2] ,
- een reciprozaag van het merk Makita en/of
- een combihamer van het merk Makita,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 oktober 2024 te Arnhem,
- een reciprozaag van het merk Makita en/of
- een combihamer van het merk Makita,
althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
4
hij in of omstreeks de periode van 18 oktober 2024 en 19 oktober 2024 te [plaats 3] ,
- een bladblazer van het merk Stihl,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 19 oktober 2024 te Arnhem,
- een bladblazer van het merk Stihl,
althans een goed heeft verworven, voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Ten aanzien van parketnummer 05-274840-24
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1
hij op of omstreeks 26 augustus 2024 te [plaats 1] een zaag en/of een boor, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 5] (gevestigd op/aan de [adres 2] ), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
hij op of omstreeks 8 augustus 2024 te [plaats 4] een bor (merk: Makita), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 6] (gevestigd op/aan de [adres 3] ), in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3
hij op of omstreeks 26 juli 2024 te [plaats 5] een heggenschaar (merk: Stilh), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 7] (gevestigd op/aan de [adres 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten.
Het standpunt van de verdediging
Ten aanzien van de feiten 1 en 4 onder parketnummer 05-333427-24 heeft de raadsman bepleit dat verdachte voor deze feiten moet worden vrijgesproken. Ten aanzien van feit 1 blijkt uit de onderbouwing van het verzoek tot schadevergoeding dat is ingediend door [slachtoffer 1] dat er boetes zijn uitgeschreven op het moment dat verdachte gedetineerd zat. Daarnaast past de verklaring van verdachte dat hij af en toe de auto gebruikte ook binnen de bewijsmiddelen. Het is onduidelijk in welke periode de verduistering dan zou hebben plaatsgevonden. Ten aanzien van feit 4 stelt de raadsman zich op het standpunt dat het niet duidelijk is of verdachte de diefstal heeft gepleegd, dus moet hij worden vrijgesproken van dit feit. Ten aanzien van de overige feiten, ook de feiten onder parketnummer 05-274840-24, is verdachte een bekennende verdachte.
Beoordeling door de rechtbank
Ten aanzien van parketnummer 05-333427-24
Feit 1
Aangever [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij op 11 februari 2024 de Ford Focus met kenteken [kenteken] heeft opgehaald bij [verdachte] en op zijn naam heeft gezet. Op een gegeven moment vroeg [verdachte] of hij de auto mocht lenen. [verdachte] is met de auto weggebleven en nooit meer teruggekomen. Op 15 mei 2024 werd aangever gebeld door de politie dat de auto in beslag was genomen en dat hij de auto kon ophalen in Rotterdam. Iemand anders heeft vervolgens de auto opgehaald bij aangever. [2]
Op 19 oktober 2024 is het voertuig met kenteken [kenteken] staande gehouden en op dat moment was verdachte de bestuurder. [3]
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij de auto had geleend van aangever en dat hij tegen aangever had gezegd dat hij de auto terugkreeg als aangever € 500,- betaalde. [4]
De rechtbank acht op grond van het voorgaande wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de auto heeft verduisterd. Uit de justitiële documentatie blijkt dat verdachte in de periode van 3 mei 2024 tot 29 mei 2024 in preventieve hechtenis zat. Om die reden acht de rechtbank bewezen dat verdachte zich de auto die hij anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als gebruiker van dat voertuig, in de periode van 30 mei 2024 tot en met 19 oktober 2024 wederrechtelijk heeft toegeëigend.
Feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] namens [slachtoffer 2] , [adres 5] in [plaats 1] , p. 24;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 januari 2025.
Feit 3
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 2] , namens [slachtoffer 3] [plaats 2] , p. 21 en 22;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 januari 2025.
Feit 4
Op 19 oktober 2024 hebben verbalisanten een Ford met kenteken [kenteken] aan de kant gezet. Verbalisanten zagen dat op de bijrijdersstoel een bladblazer van het merk Stihl en een cirkelzaag van Makita lag. Achter de bijrijdersstoel lag een klopboormachine, een elektrische reciprozaag, enkele opladers en accu’s van het merk Makita. [5] De bestuurder van het voertuig was verdachte. [6]
De politie heeft contact opgenomen met de fabrikant Stihl en hen het serienummer medegedeeld. Stihl klantenservice gaf aan dat de desbetreffende Stihl was verkocht aan [slachtoffer 4] . [7] Een medewerker van [slachtoffer 4] [plaats 3] heeft contact opgenomen met de politie en gaf aan dat de bladblazer bij hen was weggenomen. Telefonisch is de aangifte opgenomen. [8]
De aangetroffen accu’s, reciprozaag en cirkelzaag van Makita bleken van diefstal afkomstig en verdachte heeft bekend deze goederen te hebben gestolen. [9]
Op grond van de bovengenoemde bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de bladblazer van het merk Stihl afkomstig was van [slachtoffer 4] [plaats 3] en dat deze is aangetroffen in de auto waarvan verdachte op dat moment de bestuurder was. De andere goederen die in het voertuig waren aangetroffen bleken van diefstal afkomstig. Gelet daarop, tezamen en in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat ook wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte de bladblazer heeft weggenomen bij [slachtoffer 4] [plaats 3] . Dat de aangifte in het dossier ontbreekt maakt dat oordeel niet anders.
Ten aanzien van parketnummer 05-274840-24
Feit 1
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 3] , namens [slachtoffer 5] in [plaats 1] , p. 43 en 44;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 33;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 januari 2025.
Feit 2
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 4] , namens [slachtoffer 6] [plaats 4] , p. 51 en 52;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 41;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 januari 2025.
Feit 3
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- het proces-verbaal van aangifte van [aangever 5] , namens [slachtoffer 7] in [plaats 5] , p. 47 en 48;
- het proces-verbaal van verhoor verdachte, p. 36;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 januari 2025.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
Ten aanzien van parketnummer 05-333427-24
1
hij in
of omstreeksde periode van
30mei 2024 tot en met 19 oktober 2024
te Rotterdam, althansin Nederland, opzettelijk een personenauto (met kenteken [kenteken] ),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en welk goed verdachte anders dan door misdrijf onder zich had, te weten als gebruiker van dat voertuig, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
2, primair
hij op
of omstreeks19 oktober 2024 te [plaats 1] ,
-
een of meer (drie
)losse accu’s van het merk Makita en
/of
- een handcirkelzaag van het merk Makita en
/of
- een slagmoerschroevendraaier van het merk Makita,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander toebehoorde
(n
), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3, primair
hij op
of omstreeks19 oktober 2024 te [plaats 2] ,
- een reciprozaag van het merk Makita en
/of
- een combihamer van het merk Makita,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de [slachtoffer 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde
(n
), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
4
hij in
of omstreeksde periode van 18 oktober 2024 en 19 oktober 2024 te [plaats 3] ,
- een bladblazer van het merk Stihl,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan de [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde
(n), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Ten aanzien van parketnummer 05-274840-24
1
hij op
of omstreeks26 augustus 2024 te [plaats 1] een zaag en
/ofeen boor,
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 5] (gevestigd op/aan de [adres 2] ), in elk geval aan een ander toebehoorde
(n
)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
2
hij op
of omstreeks8 augustus 2024 te [plaats 4] een
boor(merk: Makita),
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 6] (gevestigd op/aan de [adres 3] ), in elk geval aan een ander toebehoorde
(n)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3
hij op
of omstreeks26 juli 2024 te [plaats 5] een heggenschaar (merk: Stilh),
in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer 7] (gevestigd op/aan de [adres 4] , in elk geval aan een ander toebehoorde
(n)heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd in de bewezenverklaring. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van parketnummer 05-333427-24
feit 1:
verduistering
feit 2, primair, feit 3, primair, feit 4, primair, telkens:
diefstal
Ten aanzien van parketnummer 05-274840-24
feit 1, feit 2, feit 3, telkens:
diefstal

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een maatregel tot plaatsing in een instelling voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaar.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit om verdachte niet twee jaar lang op te sluiten zoals het OM beoogt en hem ook geen gevangenisstraf langer dan zes weken op te leggen, omdat verdachte dan zijn woning verliest. Er kan een langdurige taakstraf worden opgelegd.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verduistering en zes diefstallen bij bouwmarkten. Door aldus te handelen is aanmerkelijke schade toegebracht aan de desbetreffende winkels en is veel daarmee samenhangende overlast veroorzaakt. De rechtbank neemt verdachte dit kwalijk.
De rechtbank stelt vast dat de door verdachte begane diefstallen en verduistering misdrijven zijn waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit de justitiële documentatie van 6 november 2024 blijkt dat verdachte in de vijf jaren voorafgaande aan de bewezen verklaarde feiten ten minste drie keer wegens een misdrijf onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of taakstraf is veroordeeld. De rechtbank stelt vast dat de tenuitvoerlegging van deze straffen verdachte er niet van heeft weerhouden de bewezen verklaarde feiten te begaan. De rechtbank is dan ook van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte weer een dergelijk misdrijf zal plegen.
Ook blijkt uit het strafblad dat over een periode van vijf jaar voor meer dan tien misdrijffeiten tegen verdachte processen-verbaal zijn opgemaakt, waarvan ten minste één misdrijf in de twaalf maanden voorafgaand aan het bewezenverklaarde feit. Verdachte valt hierdoor onder de definitie van een stelselmatige dader in de zin van de Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige veelplegers, waaraan het Openbaar Ministerie is gebonden bij het vorderen van de ISD-maatregel.
Naar het oordeel van de rechtbank is aldus voldaan aan de eisen van artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht en de voorwaarden zoals die zijn opgenomen in de Richtlijn voor strafvordering bij meerderjarige zeer actieve veelplegers om een ISD-maatregel op te leggen.
De rechtbank is, gelet op het bovenstaande, van oordeel dat de veiligheid van personen of goederen in beginsel het opleggen van de ISD-maatregel, die strekt tot beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van recidive, eist. De rechtbank ziet echter aanleiding om de door de officier gevorderde ISD-maatregel voor de duur van twee jaar in voorwaardelijke vorm op te leggen met een proeftijd van drie jaar.
Uit het reclasseringsadvies van 14 januari 2025 blijkt dat het delictpatroon hardnekkig is, maar dat verdachte zijn leven nu goed op orde heeft. Verdachte heeft reclasseringstoezicht opgelegd gekregen in een andere zaak. Volgens de reclassering heeft verdachte zich de afgelopen periode begeleidbaar opgesteld als het gaat om de bijzondere voorwaarden en heeft hij aangegeven dat hij de komende twee jaren wil blijven meewerken aan de bestaande bijzondere voorwaarden. Ook heeft de reclassering gerapporteerd dat verdachte tot dusver meewerkt aan de behandeling bij De Boog en de begeleiding van Nourzorg. Sinds mei 2023 heeft verdachte een nieuwe woning in [woonplaats] met woonbegeleiding van Nourzorg en twee jaar geleden is hij getrouwd met een Thaise vrouw. Ter zitting is gebleken dat verdachte zijn woning zal kwijtraken bij een langdurige gevangenisstraf. Zijn vrouw is ten tijde van de zitting in Nederland en verdachte haalt veel steun uit haar aanwezigheid. Met een voorwaardelijke ISD-maatregel wil de rechtbank verdachte nog een laatste kans geven en deze maatregel kan eveneens als ‘stok achter de deur’ dienen om te voorkomen dat verdachte opnieuw de fout in gaat. Verdachte krijgt hiermee het voordeel van de twijfel, maar komt hij lopende de proeftijd met justitie in aanraking dan kan de voorwaardelijk opgelegde ISD-maatregel alsnog ten uitvoer worden gelegd. De rechtbank zal aan de voorwaardelijke ISD-maatregel dezelfde bijzondere voorwaarden verbinden zoals die onder parketnummer 20-000143-23 zijn opgelegd, met uitzondering van de klinische opname bij De Boog. Uit het reclasseringsadvies blijkt immers dat verdachte op dit moment een woning heeft met woonbegeleiding van Nourzorg. De rechtbank stelt als aanvullende voorwaarde dat verdachte zich laat begeleiden door Nourzorg. Uit de inhoud van het reclasseringsadvies en hetgeen ter zitting besproken is in combinatie met het feit dat de verdediging ter zitting duidelijk heeft gemaakt dat verdachte geen onvoorwaardelijke ISD-maatregel en evenmin een langdurige gevangenisstraf opgelegd wil krijgen, leidt de rechtbank af dat verdachte bereid is te blijven meewerken aan deze bijzondere voorwaarden.
Om behandelmogelijkheden bij eventuele tenuitvoerlegging van de ISD-maatregel niet te doorkruisen, houdt de rechtbank bij de duur van de ISD-maatregel geen rekening met de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
De rechtbank heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.

8.De beoordeling van de civiele vorderingen

Benadeelde partij [slachtoffer 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft in verband met feit 1 onder parketnummer 05-333427-24 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 8.716,57 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd. Hiermee is behandeling van de vordering een onevenredige belasting voor het strafproces.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
Overweging van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de schadepost onvoldoende is onderbouwd. De behandeling van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafproces op. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering verklaren. De benadeelde partij kan de vordering nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.
Benadeelde partij [slachtoffer 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft in verband met feit 2 onder parketnummer 05-333427-24 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 363,96 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd. Hiermee is behandeling van de vordering een onevenredige belasting voor het strafproces.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
Overweging van de rechtbank
Uit de onderbouwing blijkt dat de [slachtoffer 2] de accu’s voor een laag bedrag heeft verkocht, omdat de verpakkingen ontbraken. Hiermee is naar het oordeel van de rechtbank niet duidelijk welke schade is geleden. Dit betekent dat de vordering onvoldoende is onderbouwd. De behandeling van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafproces op. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering verklaren. De benadeelde partij kan de vordering nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.
Benadeelde partij [slachtoffer 3] [plaats 2]
De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft in verband met feit 3 onder parketnummer 05-333427-24 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 155,25 aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd. Hiermee is behandeling van de vordering een onevenredige belasting voor het strafproces.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
Overweging van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de schadepost onvoldoende is onderbouwd. De behandeling van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafproces op. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering verklaren. De benadeelde partij kan de vordering nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.
Benadeelde partij [slachtoffer 5] [plaats 1]
De benadeelde partij [slachtoffer 5] heeft in verband met feit 1 onder parketnummer 05-274840-24 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 181,- aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard, omdat het gevorderde bedrag geen rechtstreekse schade is. Hiermee is behandeling van de vordering een onevenredige belasting voor het strafproces.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
Overweging van de rechtbank
Er is niet of onvoldoende gebleken dat de materiële schade rechtstreeks is toegebracht door de diefstal. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering verklaren.
Benadeelde partij [slachtoffer 6]
De benadeelde partij [slachtoffer 6] heeft in verband met feit 2 onder parketnummer 05-274840-24 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 229,- aan materiële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd. Hiermee is behandeling van de vordering een onevenredige belasting voor het strafproces.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
Overweging van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de schadepost onvoldoende is onderbouwd. De behandeling van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafproces op. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering verklaren. De benadeelde partij kan de vordering nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.
Benadeelde partij [slachtoffer 7]
De benadeelde partij [slachtoffer 7] heeft in verband met feit 3 onder parketnummer 05-274840-24 een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 339,- aan materiële schade en € 181,- aan smartengeld, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd. De gevorderde € 181,- is geen rechtstreekse schade. Hiermee is behandeling van de vordering een onevenredige belasting voor het strafproces.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard, omdat de vordering onvoldoende is onderbouwd.
Overweging van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de schadeposten onvoldoende zijn onderbouwd. De behandeling van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafproces op. Daarom zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering verklaren. De benadeelde partij kan de vordering nog aan de burgerlijke rechter voorleggen.

9.De vorderingen tot tenuitvoerlegging

In de zaak met parketnummer 05-084290-23 heeft de politierechter verdachte op 6 juli 2023 veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden.
In de zaak met parketnummer 16-149845-24 heeft de politierechter verdachte op 17 mei 2024 veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van twee maanden waarvan één maand voorwaardelijk.
In de zaak met parketnummer 20-000143-23 heeft het gerechtshof ’s-Hertogenbosch verdachte op 8 december 2023 veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 100 dagen waarvan 88 dagen voorwaardelijk.
De officier van justitie heeft verzocht om de vorderingen tenuitvoerlegging af te wijzen, gelet op de gevorderde ISD-maatregel.
De raadsman heeft bepleit dat de vorderingen moeten worden afgewezen, omdat verdachte bij een langdurige gevangenisstraf zijn woning kwijtraakt.
De rechtbank is gelet op de opgelegde voorwaardelijke ISD-maatregel van oordeel dat de vorderingen tot tenuitvoerlegging moeten worden afgewezen.

10.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38m, 38n, 38p, 57, 310 en 321 van het Wetboek van Strafrecht.

11.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 legt op de
maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van twee jaar;
  • bepaalt dat de maatregel
  • de algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig zal maken aan een strafbaar feit;
  • de algemene voorwaarde dat verdachte ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
- de bijzondere voorwaarden:
- de verdachte meldt zich binnen vijf werkdagen na ingang van de proeftijd bij het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering op het adres Utrechtsestraat 47, 6811 LT Arnhem. De verdachte blijft zich gedurende de proeftijd melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
- de verdachte laat zich gedurende de proeftijd behandelen door Kairos of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
- de verdachte laat zich begeleiden door Nourzorg Woonhuisbegeleiding;
- geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan.
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 3] ( [slachtoffer 3] [plaats 2] ) niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] [plaats 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 6] ( [slachtoffer 6] [plaats 4] ) niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 5] [plaats 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 7] ( [slachtoffer 7] ) niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade en smartengeld;
 wijst de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de bij van de politierechter van 6 juli 2023 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 2 maanden af (parketnummer 05-084290-23);
 wijst de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de politierechter van 17 mei 2024 opgelegde gevangenisstraf van 2 maanden waarvan 1 maand voorwaardelijk af (parketnummer 16-149846-24);
 wijst de vordering van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de bij arrest van het hof van 8 december 2023 opgelegde gevangenisstraf van 100 dagen waarvan 88 dagen voorwaardelijk af (parketnummer 20-000143-23);
 heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door E.S.M. van Bergen (voorzitter), mr. A.A.M. Bögemann en mr. E.H.T. Rademaker, rechters, in tegenwoordigheid van mr. T.L. Tuitert, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 11 februari 2025.

Mr. Rademaker is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Ten aanzien van parketnummer 05-333427-24 is het bewijs terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant 1] van de politie Oost-Nederland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024492660, gesloten op 22 oktober 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1] , p. 14 en 15.
3.Proces-verbaal van bevindingen, p. 18.
4.De verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 januari 2025.
5.Proces-verbaal van bevindingen, p. 32.
6.Proces-verbaal van bevindingen, p. 18.
7.Proces-verbaal van bevindingen, p. 27.
8.Proces-verbaal van bevindingen, p. 29.
9.Proces-verbaal van aangifte van [aangever 1] namens [slachtoffer 2] , [adres 5] in [plaats 1] , p. 24, Proces-verbaal van aangifte van [aangever 5] , namens [slachtoffer 7] in [plaats 5] , p. 47 en 48 en de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 28 januari 2025.