ECLI:NL:RBGEL:2025:1164

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
10 februari 2025
Publicatiedatum
12 februari 2025
Zaaknummer
05/252770-24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf en taakstraf voor medeplegen van zware mishandeling met civiele vordering

Op 10 februari 2025 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van medeplegen van zware mishandeling. De verdachte, geboren op [geboortedag 1] 2004, heeft samen met een medeverdachte op 14 mei 2024 in Harderwijk een slachtoffer, [slachtoffer], zwaar lichamelijk letsel toegebracht. Het slachtoffer heeft verklaard dat hij op een parkeerplaats van achteren werd vastgegrepen en vervolgens meerdere keren werd geslagen en geschopt, wat resulteerde in kaakbreuken en gebroken ribben. De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake was van een nauwe samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte, wat leidt tot de conclusie van medeplegen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 150 dagen, waarvan 49 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar, en een taakstraf van 100 uren. Daarnaast is een deel van de civiele vordering van het slachtoffer toegewezen, waarbij de rechtbank de verdachte heeft veroordeeld tot betaling van €468 aan materiële schade en €6.000 aan immateriële schade, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank heeft ook bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een contactverbod met het slachtoffer. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/252770-24
Datum uitspraak : 10 februari 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 2004 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode 1] in [woonplaats] .
Raadsvrouw: mr. J. Leyten, advocaat in Amsterdam-Duivendrecht.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, na toewijzing van een vordering tot nadere omschrijving van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 14 mei 2024 te Harderwijk, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meerdere anderen, aan [slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten een of meerdere
kaakbreuken (waarvoor een operatie noodzakelijk was) en/of een breuk
in de tandwortel van de derde kies rechtsonder en/of uitval van gevoel in
de onderlip (wat duidt op zenuwschade) en/of een of meerdere
gebroken rib(ben), heeft toegebracht door
- die [slachtoffer] van achteren met een arm om de nek vast te grijpen en/of
- ( daarna) meermaals (met kracht) met de vuist/hand in/tegen de mond
en/of het
gezicht en/of op het hoofd en/of tegen het lichaam van die [slachtoffer] te
slaan/stompen en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] meermaals, in elk geval eenmalig, (met kracht)
tegen zijn rechterribbenkast te schoppen en/of te trappen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden;
hij op of omstreeks 14 mei 2024 te Harderwijk, in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meerdere anderen, ter uitvoering
van het door verdachte en/of medeverdachte voorgenomen misdrijf om
aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
- die [slachtoffer] van achteren met een arm om de nek heeft vastgegrepen
en/of
- ( daarna) meermaals (met kracht) met de vuist/hand in/tegen de mond
en/of het
gezicht en/of op het hoofd en/of tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft
geslagen/gestompt en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] meermaals, in elk geval eenmalig, (met kracht)
tegen zijn rechterribbenkast heeft geschopt en/of getrapt,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het primair tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor een partiële vrijspraak van al het andere dat ten laste is gelegd dan één klap tegen de kaak en één klap tegen de ribben.
Beoordeling door de rechtbank
Aangever [slachtoffer] heeft verklaard dat hij op 14 mei 2024 op een parkeerplaats in Harderwijk van achteren door een arm om zijn nek werd vastgegrepen. Dit moet de arm van [verdachte]
[de rechtbank begrijpt: verdachte [verdachte] ]zijn geweest, omdat er niemand anders achter hem stond. Op dat moment zag hij dat medeverdachte [medeverdachte] op hem afkwam. Hij voelde dat zijn tanden werden geraakt, aan de linkeronderzijde van zijn kaak. Dit deed enorm veel pijn. Hij voelde dat ook zijn tanden aan de rechterkant van zijn mond werden geraakt. Het ging in één beweging. Hij hoorde een krakend of brekend geluid gevolgd door nog meer pijn. Op een gegeven moment sloeg medeverdachte [medeverdachte] zijn arm om [slachtoffer] zijn keel. Op dat moment zag [slachtoffer] dat verdachte vol tegen de zijkant van zijn ribben aantrapte. Hij zag dat hij zeker drie keer raak schopte. Dit gebeurde met volle kracht. [2]
In het dossier bevindt zich een forensisch geneeskundige letselbeschrijving waaruit volgt dat het letsel van [slachtoffer] bestaat uit een complexe meervoudige breuk van de onderkaak links en rechts met forse verplaatsing van de botdelen, een breuk in de tandwortel van een kies rechtsonder en twee ribbreuken. [slachtoffer] heeft op 16 mei 2024 een kaakoperatie ondergaan waarbij de kaakbreuk werd gestabiliseerd met schroeven, staaldraden en platen. Circa 4 weken na de operatie zijn de breuken nog niet gestabiliseerd er is er zowel links als rechts mobiliteit van de kaak. Ook was sprake van gevoelsverlies in de onderlip, hetgeen duidt op zenuwschade. In de letselbeschrijving is benoemd dat deze breuken het vaakst ontstaan na stomp trauma zoals fysiek geweld. Er is mogelijk kans op restverschijnselen. [3] Ter terechtzitting van 27 januari 2025 is gebleken dat [slachtoffer] nog steeds herstellende is en dat hij nog steeds een doof gevoel in zijn onderlip ervaart. Daarnaast is opnieuw een operatie van de kaak nodig, omdat nieuwe plaatjes en schroeven geplaatst moeten worden.
Getuige [getuige] is een vriendin van [slachtoffer] . Ze heeft verklaard dat ze zag dat een jongen achter [slachtoffer] ging staan en een arm om zijn nek deed, zodat hij niks kon doen. Ze zag dat dit een Nederlands ogende jongen was. [4]
Medeverdachte [medeverdachte] heeft bij de politie verklaard dat hij [slachtoffer] één harde klap met de vuist van zijn rechterhand heeft gegeven. [5] Ter terechtzitting heeft hij verklaard dat hij [slachtoffer] één klap op zijn kaak heeft gegeven. Hij denkt dat de gebroken kaak door hem komt. [6]
Verdachte heeft bij de politie verklaard dat hij op de parkeerplaats in Harderwijk was en dat verdachte en [slachtoffer] aan kwamen lopen. Het is een beetje geëscaleerd. Er is toen één klap op het hoofd geweest en één klap op het lichaam. [7] Ter terechtzitting heeft hij verklaard dat hij [slachtoffer] één klap heeft gegeven. [8]
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte] allebei fors geweld hebben gebruikt tegen aangever. Zij hebben in een nauwe en bewuste samenwerking [slachtoffer] om de nek vastgepakt en hem meerdere malen geslagen en geschopt tegen het hoofd en de ribbenkast. Er is daarom sprake van medeplegen.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat er sprake was van meerdere breuken, dat aangever een operatie heeft moeten ondergaan en dat er mogelijk sprake is van restverschijnselen. De rechtbank is daarom van oordeel dat het letsel dat aan [slachtoffer] is toegebracht moet worden aangemerkt als zwaar lichamelijk letsel.
Gelet op het voorgaande acht de rechtbank het primair tenlastegelegde bewezen.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
hij op
of omstreeks14 mei 2024 te Harderwijk,
in elk geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meerdere anderen, aan [slachtoffer]
opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten
een ofmeerdere
kaakbreuken (waarvoor een operatie noodzakelijk was) en
/ofeen breuk
in de tandwortel van de derde kies rechtsonder en
/ofuitval van gevoel in
de onderlip (wat duidt op zenuwschade) en
/of een ofmeerdere
gebroken rib
(ben
), heeft toegebracht door
- die [slachtoffer] van achteren met een arm om de nek vast te grijpen en
/of
- ( daarna) meermaals
(met kracht
)met de vuist
/hand in/tegen
de mond
en/of het gezicht en/of ophet hoofd
en/of tegen het lichaamvan die [slachtoffer]
te slaan/stompen en
/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer] meermaals,
in elk geval eenmalig,
(met kracht
)
tegen zijn rechterribbenkast te schoppen en/of te trappen.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van zware mishandeling.

5.De strafbaarheid van het feit

Het feit is strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en met daaraan verbonden de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering. De officier van justitie heeft verzocht de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft gepleit voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk aan de duur van het voorarrest, met daarnaast eventueel een taakstraf. Een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf zal het goede werk dat verdachte aan het doen is, doorkruizen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich samen met een ander schuldig gemaakt aan zware mishandeling. Door het handelen van verdachte en zijn medeverdachte heeft het slachtoffer meerdere breuken in zijn kaak en twee gebroken ribben opgelopen. Verdachten hebben hiermee een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Bovendien zorgen dergelijke feiten voor gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Uit het dossier komt naar het oordeel van de rechtbank voldoende naar voren dat de aanleiding van de zware mishandeling gelegen is in het vermoeden van verdachten dat het slachtoffer bij de politie had gepraat en dat dit de reden is geweest dat verdachten hem te grazen namen. Dit neemt de rechtbank verdachte kwalijk.
De rechtbank heeft kennis genomen van het strafblad van verdachte. Daaruit volgt dat verdachte voorafgaand aan het begaan van het bewezen verklaarde is veroordeeld ter zake van strafbare feiten. De rechtbank weegt dit in het nadeel van verdachte mee. De reclassering rapporteert op 13 januari 2025 dat verdachte zich aan de voorwaarden in het kader van de schorsing houdt. Verdachte is woonachtig bij zijn moeder, hij heeft werk gevonden bij een snackbar en hij heeft binnenkort een intakegesprek voor een behandeling bij De Waag. De reclassering ziet dit als positieve factoren. Doordat het schorsingstoezicht nog maar recentelijk is opgestart en er nog onvoldoende gewerkt heeft kunnen worden aan gedragsverandering en recidivebeperking, adviseert de reclassering om het reclasseringstoezicht met de voorwaarden bij een veroordeling voort te zetten.
Alles afwegende, en rekening houdend met de LOVS-oriëntatiepunten, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 150 dagen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht, waarvan 49 dagen voorwaardelijk en met een proeftijd van 3 jaren, passend en geboden. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat een taakstraf van 100 uren, te vervangen door 50 dagen hechtenis, moet worden opgelegd. De rechtbank zal aan het voorwaardelijk strafdeel de bijzondere voorwaarden zoals geadviseerd door de reclassering verbinden. Dat geldt niet voor het contactverbod met de medeverdachte, aangezien de rechtbank daar onvoldoende aanleiding voor ziet. De rechtbank ziet geen aanleiding om de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met het feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 468 aan materiële schade, bestaande uit een bedrag van € 140 voor de ziekenhuis daggeldvergoeding en een bedrag van € 328 voor vier weken huishoudelijke hulp. Ook vordert de benadeelde partij € 10.000 aan immateriële schade. Alle bedragen vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij met betrekking tot de materiële schade volledig kan worden toegewezen. De vordering tot immateriële schade kan volgens de officier van justitie voor een bedrag van € 5.000 worden toegewezen. De officier van justitie heeft verzocht om toekenning van de wettelijke rente, en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering met betrekking tot de huishoudelijke hulp moet worden gematigd, omdat niet voldoende is onderbouwd waarom voor vier weken huishoudelijke hulp nodig was. Daarnaast heeft de raadsvrouw aangevoerd dat de vordering ten aanzien van de immateriële schade aanzienlijk moet worden gematigd.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het bewezen verklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank overweegt dat de schadepost vanwege de ziekenhuisopname niet is betwist en de schadepost huishoudelijke hulp onvoldoende is betwist. De schadeposten zijn voldoende onderbouwd en komen redelijk voor. Voor deze schade is verdachte naar burgerlijk recht aansprakelijk.
Daarom is de rechtbank van oordeel dat de vordering voor wat betreft de materiële schade tot een hoogte van in totaal € 468 kan worden toegewezen.
Smartengeld
De benadeelde partij heeft volgens artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek (BW) recht op vergoeding van smartengeld in het geval dat:
  • verdachte het oogmerk had het nadeel toe te brengen,
  • de benadeelde partij lichamelijk letsel heeft opgelopen,
  • de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad, of
  • de benadeelde partij op andere wijze in de persoon is aangetast.
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde lichamelijk letsel heeft opgelopen. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 6.000 vaststellen. Voor het overige wordt de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard.
Wettelijke rente
Verdachte is vanaf 14 mei 2024 wettelijke rente over het toegewezen bedrag aan materiële en immateriële schade verschuldigd.
Schadevergoedingsmaatregel
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.
Hoofdelijk
De rechtbank overweegt dat verdachte en zijn medeverdachte ieder voor het hele schadebedrag (hoofdelijk) kunnen worden aangesproken. Verdachte hoeft niet meer te betalen indien en voor zover zijn medeverdachte de schade heeft vergoed.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 47, 302 van het Wetboek van Strafrecht.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert het strafbare feit zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot
een gevangenisstrafvoor de duur van
150 dagen;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
  • bepaalt dat
  • stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
 stelt als bijzondere voorwaarden:
Meldplicht bij reclassering
Verdachte meldt zich op afspraak bij Reclassering Nederland, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren. Verdachte werkt mee aan het toezicht en de begeleiding door de reclassering, zolang de reclassering dat nodig vindt. Hieronder valt ook het meewerken aan huisbezoeken.
Ambulante behandeling
Verdachte laat zich behandelen door een ambulante forensische zorginstelling of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. Verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling.
Contactverbod slachtoffer
Verdachte heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met het slachtoffer [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 2] 1989 en wonende aan de [adres 2] , [postcode 2] in [plaats] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. De politie ziet toe op handhaving hiervan.
Locatieverbod (met elektronische monitoring)
Verdachte bevindt zich niet binnen een straal van 200 meter van het adres [adres 2] , [postcode 2] in [plaats] , zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt. Verdachte werkt mee aan elektronische monitoring op dit locatieverbod. Verdachte gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat verdachte in Nederland blijft.
Locatiegebod (met elektronische monitoring)
Verdachte is op vooraf vastgestelde tijdstippen aanwezig op het verblijfadres. De reclassering stelt de precieze tijdstippen vast, in overleg met verdachte en mede afhankelijk van de dagbesteding. Bij de start hoeft verdachte op doordeweekse dagen met dagbesteding een aaneengesloten blok van minimaal 12 uur en maximaal 17 uur niet op het verblijfadres te zijn. Op dagen zonder opleiding, (vrijwilligers)werk of behandeling is dat 2 uur. In de weekenden heeft verdachte een aaneengesloten blok van minimaal 4 uur en maximaal 17 uur per dag vrij te besteden. Verdachte werkt mee aan elektronische monitoring op dit locatiegebod. Het huidige verblijfadres is [adres 1] , [postcode 1] in [plaats] . Een ander adres voor het locatiegebod is alleen mogelijk als de reclassering daarvoor toestemming geeft. Verdachte gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat verdachte in Nederland blijft. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering de genoemde bloktijden veranderen of het locatiegebod laten vervallen.
Dagbesteding
Verdachte spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk en/of opleiding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
Meewerken aan middelencontrole
Verdachte werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol/drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak verdachte wordt gecontroleerd.
 stelt als overige voorwaarden dat:
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit afnemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage zal aanbieden;
  • verdachte zijn medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht als bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht. De medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht zijn daaronder begrepen;
 geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van deze bijzondere voorwaarden en tot begeleiding van verdachte ten behoeve daarvan;
 legt op
een taakstraf van 100 uren, met bevel dat indien deze straf niet naar behoren wordt verricht vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 50 dagen;
Beslissing op de vordering van de benadeelde partij
 veroordeelt verdachte in verband met het feit tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 468 aan materiële schade en € 6.000 aan immateriële schade, telkens vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 mei 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald;
 veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot immateriële schade;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 468 aan materiële schade en € 6.000 aan immateriële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 mei 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 67 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd;
 bepaalt dat als de medeverdachte (een deel van) het schadebedrag betaalt dat bedrag op de betalingsverplichting van verdachte in mindering wordt gebracht;
 heft op het – geschorste – bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Keijzer (voorzitter), mr. A.T.G. van Wandelen en
mr. J.M. Hollebrandse, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J. Hut, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 10 februari 2025.
mr. Keijzer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door [verbalisant] van de politie Oost-Nederland, district Noord- en Oost-Gelderland, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600 2024221285, gesloten op 25 september 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Proces-verbaal van aangifte, p. 18.
3.Forensisch geneeskundige letselbeschrijving, d.d. 28 oktober 2024.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige [getuige] , 58.
5.Los proces-verbaal van aanvullend verhoor verdachte, d.d. 16 december 2024.
6.Verklaring afgelegd ter terechtzitting van 27 januari 2025.
7.Los proces-verbaal van aanvullend verhoor verdachte, d.d. 11 december 2024.
8.Verklaring afgelegd ter terechtzitting van 27 januari 2025.