ECLI:NL:RBGEL:2025:1161
Rechtbank Gelderland
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Beslissing inzake niet tijdig beslissen door de officier van justitie op beroep in verkeersboetezaak
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 7 februari 2025 uitspraak gedaan over een verzoek tot proceskostenveroordeling in het kader van een administratief beroep tegen een verkeersboete. De betrokkene had een sanctie opgelegd gekregen voor het overschrijden van de snelheid op 29 januari 2024. De gemachtigde van de betrokkene had op 11 maart 2024 bezwaar aangetekend, maar dit was gedaan onder vermelding van een onjuist CJIB-nummer en beschikkingsdatum. Na verschillende correspondenties en een hoorgesprek, heeft de officier van justitie op 15 januari 2025 beslist op het administratieve beroep, maar de gemachtigde stelde dat de officier niet tijdig had beslist.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de officier van justitie te laat heeft beslist, aangezien de beslissing pas op 15 januari 2025 is genomen, terwijl de termijn voor beslissing op 7 oktober 2024 eindigde. Echter, de kantonrechter oordeelde dat de ingebrekestelling door de gemachtigde prematuur was, omdat de oorsprong van de misverstanden lag in de onzorgvuldigheid van de gemachtigde bij het indienen van het eerste beroepschrift. De kantonrechter concludeerde dat de officier van justitie redelijk had gehandeld in de afhandeling van het beroep en dat er geen reden was voor een proceskostenveroordeling.
Uiteindelijk heeft de kantonrechter het verzoek om proceskostenveroordeling afgewezen, en deze beschikking is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.