ECLI:NL:RBGEL:2025:1151

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
27 januari 2025
Publicatiedatum
11 februari 2025
Zaaknummer
C/05/443702 / KG RK 24-814
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter mr. A.J.M. van Breevoort afgewezen na twintig wrakingsgronden

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Gelderland op 27 januari 2025 een verzoek tot wraking van rechter mr. A.J.M. van Breevoort afgewezen. Verzoeker, wonende te Nijmegen, had twintig wrakingsgronden ingediend, onderverdeeld in drie categorieën: schending van hoor en wederhoor, onwelgevallige procesbeslissingen door de rechter, en algemene kritiek op de rechtspraak. De wrakingskamer oordeelde dat de gronden niet voldoende zwaarwegend waren om aan te nemen dat de rechter partijdig was. De procedure begon met een schriftelijk wrakingsverzoek van verzoeker op 5 november 2024, dat werd behandeld tijdens een mondelinge zitting op 13 januari 2025. Verzoeker voerde aan dat de rechter hem niet voldoende gelegenheid had gegeven om zijn standpunten naar voren te brengen en dat de rechter niet adequaat had gereageerd op zijn bezwaren. De wrakingskamer concludeerde echter dat verzoeker voldoende gelegenheid had gekregen om zijn standpunten te verwoorden en dat de rechter zijn regietaak op een juiste manier had uitgevoerd. De wrakingsgronden werden als niet-ontvankelijk of ongegrond verklaard, en het verzoek tot wraking werd afgewezen. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

beslissing
RECHTBANK GELDERLAND, locatie Arnhem
Wrakingskamer
zaaknummer: C/05/443702 / KG RK 24-814
Beslissing van 27 januari 2025
van de wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[verzoeker],
wonende te Nijmegen
hierna te noemen: verzoeker,
strekkende tot de wraking van
mr. A.J.M. van Breevoort,
rechter in deze rechtbank
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het schriftelijke wrakingsverzoek van 5 november 2024, door de wrakingskamer ontvangen op 8 november 2024,
- de schriftelijke reactie van de rechter van 19 november 2024,
- de oproepingsbrief van 21 november 2024, waarin onder meer is vermeld dat de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek zal plaatsvinden op 4 december 2024,
- de brief van verzoeker van 27 november 2024, door de wrakingskamer ontvangen op 3 december 2024, met de mededeling dat verzoeker is verhinderd op 4 december 2024 en de opgave van zijn verhinderdata van 1 december 2024 tot en met 10 januari 2025,
- de oproepingsbrief van 16 december 2024, waarin is vermeld dat de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek zal plaatsvinden op 13 januari 2025,
- het schriftelijk uitstelverzoek van verzoeker van 7 januari 2025, door de wrakingskamer ontvangen op 10 januari 2025,
- een telefonisch uitstelverzoek van verzoeker van 9 januari 2025,
- de mededeling namens de voorzitter van de wrakingskamer van 9 januari 2025 dat de mondelinge behandeling niet wordt uitgesteld,
- de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van de wrakingskamer, gehouden op 13 januari 2025 en de tijdens die mondelinge behandeling door verzoeker overgelegde stukken, te weten (i) zijn spreekaantekeningen met afschriften van twee daarin aangehaalde uitspraken, (ii) een medische verklaring van 11 mei 2023, (iii) een concept herstelverzoek proces-verbaal in de bodemzaak, (iv) een brief van 21 november 2024 van de Raad van Discipline, (v) een krantenartikel van 13 december 2024 en (vi) een (ongedateerd) document geschreven door verzoeker met de titel ‘Rechtsstaat fantastisch voor juristen, slecht voor burgers’,
- twee brieven van verzoeker, gedateerd op respectievelijk 22 en 23 januari 2025, door de wrakingskamer per e-mail ontvangen op 24 januari 2025, en
- een e-mail van verzoeker van 27 januari 2025, met daarin twee nieuwe versies van voormelde brieven van 22 en 23 januari 2025 en een afschrift van een uitspraak van 25 maart 2020 van de rechtbank Rotterdam waarin een wrakingsverzoek tegen de rechter is toegewezen.
De wrakingskamer heeft verder kennisgenomen van het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in de bodemprocedure gehouden op 29 oktober 2024 en een medische verklaring van 21 februari 2024 van huisarts/straatdokter P.D. Brinkman.
1.2.
Naar aanleiding van de brief van verzoeker van 27 november 2024 heeft de wrakingskamer de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek met inachtneming van de verhinderdata van verzoeker uitgesteld van 4 december 2024 naar 13 januari 2025. In voormelde brief heeft verzoeker als reden voor zijn verhindering van 1 december 2024 en tot en met 10 januari 2025 opgegeven dat hij wegens medische redenen niet goed in staat was zich voor te bereiden op een eerdere mondelinge behandeling dan na 10 januari 2024. Hij verzocht daarbij een nieuwe datum te bepalen zodat hij zich terdege zou kunnen beraden en zo nodig rechtsbijstand zou kunnen inschakelen. Bij brief van 7 januari 2025 door de wrakingskamer ontvangen op 10 januari 2025 en een telefonisch verzoek van 9 januari 2025 heeft verzoeker gevraagd om de mondelinge behandeling van 13 januari 2025 tenminste een week uit te stellen zodat hij zich terdege kan beraden en zo nodig rechtsbijstand kan inschakelen. Verzoeker licht toe dat hij ten tijde van zijn brief van 27 november 2024 inschatte dat hij zich na Kerstmis niet of nauwelijks zou hoeven bezig houden met zijn beroep bij het Hof van Discipline in een tuchtzaak tegen zijn voormalig advocaat, maar dat dit anders liep. Verzoeker wijst op zijn medische klachten en onvoldoende voorbereidingstijd door (lopende) procedures. Dit verzoek om (nader) uitstel is door de voorzitter van de wrakingskamer niet gehonoreerd om onnodige vertraging van de rechtspleging te voorkomen. De aanvankelijk geplande mondelinge behandeling op 4 december 2024 was immers reeds verzet naar 13 januari 2025, waarbij rekening was gehouden met de verhindering van verzoeker wegens nagenoeg dezelfde redenen als de door hem vermelde redenen voor het verzochte uitstel van de mondelinge behandeling 13 januari 2025.
1.3.
Verzoeker is bij de mondelinge behandeling verschenen. De rechter was, met bericht van verhindering vooraf, niet aanwezig.
1.4.
Na de mondelinge behandeling heeft de wrakingkamer nog twee (gewijzigde) brieven van verzoeker ontvangen op 24 respectievelijk 27 januari 2025, waarin hij (i) een nadere toelichting geeft naar aanleiding van de tijdens de mondelinge behandeling aan hem gestelde vragen, met als bijlage 16 mogelijke wrakingsgronden gericht tegen mr. Van Acht, en (ii) heropening vraagt van de mondelinge behandeling omdat hij, doordat zijn verzoek om uitstel is afgewezen, niet in staat is geweest de zaak goed voor te bereiden en zijn standpunten goed naar voren te brengen.
1.5.
De wrakingskamer ziet geen reden om de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek te heropenen. Verzoeker heeft een uitgebreid verzoekschrift ingediend en ter mondelinge behandeling is hij ruimschoots in de gelegenheid geweest zijn verzoekschrift toe te lichten aan de hand van spreekaantekeningen en overgelegde nadere stukken. Ook heeft verzoeker toen voldoende gelegenheid gehad de vragen van de wrakingskamer te beantwoorden. In de nadere schriftelijke toelichting van verzoeker naar aanleiding van die vragen, ziet de wrakingskamer evenmin aanleiding voor heropening van de mondelinge behandeling.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Verzoeker heeft in zijn verzoekschrift verzocht om behandeling door een externe wrakingskamer bestaande uit rechters van een ander arrondissement die geen enkele relatie hebben (gehad) met de rechter. Dit verzoek is door de wrakingkamer afgewezen, zoals is vermeld in de oproepingsbrief van 21 november 2024. De leden van de wrakingskamer staan vrij om het verzoek te behandelen.
2.2.
Het verzoek strekt tot wraking van de rechter in de bodemprocedure met zaaknummer 10685481 \ CV EXPL 23-2499 tussen [belanghebbende] en verzoeker. In die procedure vordert de advocaat betaling van zijn facturen. Verzoeker heeft deze facturen onbetaald gelaten omdat hij kort gezegd niet tevreden is over de wijze waarop de advocaat zijn belangen heeft behartigd in een procedure tussen verzoeker en zijn zus over de verdeling van de nalatenschap van zijn moeder.
2.3.
Verzoeker baseert zijn wrakingsverzoek op twintig wrakingsgronden. Deze gronden zullen hierna bij de beoordeling verkort worden weergegeven en besproken. Verder merkt verzoeker op dat het voor hem niet mogelijk was het wrakingsverzoek eerder in te dienen en dat hem enige bedenktijd mocht worden gegund zeker nu alle wrakingsgronden in één keer moeten worden voorgedragen. Verzoeker verwijst daarbij naar de medische verklaringen (in het bodemdossier) van 15 december 2022, 11 mei 2023 en 21 februari 2024.
2.4.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft schriftelijk op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De beoordeling

3.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is het uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
Tijdigheid wrakingsverzoek
3.2.
Een wrakingsverzoek moet worden gedaan zodra de omstandigheden die daarvoor aanleiding hebben gegeven, zich hebben voorgedaan. Na indiening van het verzoek wordt immers de bodemprocedure direct geschorst waarmee wordt voorkomen dat de behandelend rechter proceshandelingen verricht gedurende een periode waarvan later wordt vastgesteld dat hij toen niet over de vereiste onpartijdigheid beschikte. Ook wordt met dit vereiste beoogd onnodige vertraging van de rechtspleging te voorkomen.
3.3.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft verzoeker toegelicht dat zijn wrakingsverzoek mede is gericht tegen mr. Van Acht die als rolrechter op de rolzitting van 24 november 2023 heeft beslist dat wordt afgezien van het houden van een mondelinge behandeling. Daaraan voegde verzoeker tijdens de mondelinge behandeling van de wrakingskamer toe dat hij twee keer bij een rolzitting is geweigerd. Toen mr. Van Acht tijdens een rolzitting van de griffier begreep dat de zaak wél op de rol stond, maakte mr. Van Acht een verontschuldigend gebaar. De wrakingskamer overweegt dat los van het feit dat mr. Van Acht als rolrechter verder niet inhoudelijk bij de bodemprocedure is betrokken, het wrakingsverzoek van 5 november 2024, voor zover dat is gericht tegen mr. Van Acht, niet tijdig is gedaan, gelet op het tijdsverloop van bijna een jaar sinds de rolbeslissing van 24 november 2023. De nader aangevoerde mogelijke wrakingsgronden, behoeven daarom niet te worden behandeld. In zoverre is verzoeker dan ook niet-ontvankelijk in zijn verzoek.
3.4.
Dit is anders voor zover het wrakingsverzoek is gericht tegen de rechter en zijn handelen tijdens de mondelinge behandeling van 29 oktober 2024. In zoverre is het wrakingsverzoek van 5 november 2024 wél tijdig gedaan. Verzoeker procedeert in persoon zodat hem enige tijd kan worden gegund om de gang van zaken tijdens de mondelinge behandeling op zich in te laten werken en om al dan niet juridisch advies in te winnen. Ook blijkt uit het wrakingsverzoek dat de brief van de rechtbank van 30 oktober 2024 (waarover hierna meer) een rol heeft gespeeld bij het instellen van het wrakingsverzoek. Gelet op deze omstandigheden en het feit dat de wrakingsgronden zoveel mogelijk tegelijkertijd moeten worden voorgedragen, is het tijdsverloop van nog geen week naar het oordeel van de wrakingskamer in deze zaak acceptabel. Verzoeker is dan ook ontvankelijk in zijn verzoek gericht tegen de rechter.
De wrakingsgronden
3.5.
Verzoeker voert, zoals gezegd, in totaal twintig wrakingsgronden aan. Deze wrakingsgronden zijn onder te brengen in drie categorieën, te weten (a) schending hoor en wederhoor en onevenwichtigheid in de procedure door de wijze van informatievergaring, (b) door de rechter (niet) genomen (onwelgevallige) procesbeslissingen en (c) kritiek op de rechtspraak in het algemeen.
a)
Schending hoor en wederhoor en onevenwichtigheid in de procedure door de wijze van informatievergaring
3.6.
Verzoeker voert, verkort weergegeven, aan dat de rechter hem tijdens de mondelinge behandeling van 29 oktober 2024 wel kritische vragen stelde maar niet aan de advocaat (wrakingsgrond 1 en 9). Dit had de rechter volgens verzoeker wel moeten doen, zeker gelet op de gebrekkige dagvaarding en het feit dat de advocaat daarin niet aan zijn informatieplichten heeft voldaan (wrakingsgrond 2). Verder heeft de rechter verzoeker ten onrechte woorden in de mond gelegd, bijvoorbeeld dat verzoeker gezegd zou hebben dat de advocaat niet deugt (wrakingsgrond 3). Hierbij merkt verzoeker op dat het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 29 oktober 2024 geen juiste weergave is van het verhandelde. Ook heeft de rechter volgens verzoeker ten onrechte de opeisbaarheid van de vordering van de advocaat besproken omdat de rechter binnen 10 minuten had kunnen en moeten vaststellen dat de dagvaarding gebrekkig is en dat de vordering van de advocaat bij voorbaat kansloos is (wrakingsgrond 4). Tijdens de mondelinge behandeling heeft de rechter verder laten blijken dat hij zich niet voldoende in het dossier had verdiept omdat hij de bedrieglijke proceshouding van de advocaat niet signaleert en een klacht over mr. Van Acht over het hoofd heeft gezien (wrakingsgronden 5 en 12). Daarnaast reageerde de rechter niet adequaat toen verzoeker zich beklaagde dat de advocaat te snel voorlas uit diens spreekaantekeningen die niet zijn overhandigd. Met de opmerking van de rechter dat de griffier aantekeningen heeft gemaakt, miskent de rechter dat verzoeker niet goed kennis heeft kunnen nemen van datgene wat de advocaat naar voren bracht en daarmee heeft de rechter het beginsel van hoor en wederhoor geschonden (wrakingsgrond 6). Verder belemmert de rechter de toegang tot het recht omdat verzoeker niet daadwerkelijk verweer heeft kunnen voeren (wrakingsgrond 14) en ten onrechte heeft de rechter verzoeker als de zwakkere partij geen bescherming geboden en het recht van verzoeker op gelijke proceskansen geschonden omdat er geen garantie is dat verzoeker niet gereed gekomen aktes verder mag voltooien (wrakingsrond 15). Door de wijze waarop de rechter leiding gaf aan de mondelinge behandeling is hij eraan voorbij gegaan dat verzoeker al jarenlang in een noodsituatie verkeert, onder andere doordat de advocaat hem geen adequate rechtsbijstand heeft verleend (wrakingsgrond 18).
3.7.
Vooropgesteld wordt dat het de rechter is, die tijdens de behandeling van een zaak de regie voert. Het is aan de rechter om de mondelinge behandeling te leiden en de rechter mag naar eigen inzicht invulling geven aan het verloop daarvan. Daarbij is de rechter vrij om te bepalen welke vragen hij zelf relevant acht voor zijn oordeel over de zaak of voor het eventueel kunnen komen tot een minnelijke schikking. Dat de rechter vooringenomen zou zijn, kan in zijn algemeenheid dan ook niet worden afgeleid uit de omstandigheid dat de rechter bepaalde vragen wel of niet heeft gesteld. Ook in dit concrete geval kan uit het (niet) stellen van kritische vragen niet worden afgeleid dat de rechter jegens verzoeker vooringenomen was of dat de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Dat de dagvaarding in de ogen van verzoeker gebrekkig is, maakt dit niet anders. Het inhoudelijk oordeel daarover geeft de rechter pas in zijn (eind)beslissing, waartegen hoger beroep kan worden ingesteld. Ook is het, gelet op zijn regiefunctie, aan de rechter om (voorlopig) te bepalen wanneer een voortzetting van het juridisch debat niet langer noodzakelijk is.
3.8.
Verder blijkt uit het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 29 oktober 2024 dat verzoeker (voldoende) gelegenheid heeft gehad om te reageren op hetgeen de advocaat heeft aangedragen. Eerst heeft de rechter vragen gesteld aan beide partijen. Na beantwoording van deze vragen zijn de door partijen meegebrachte spreekaantekeningen aan de orde gekomen. De advocaat had kennelijk spreekaantekeningen maar deelde mee dat het meeste al aan de orde was gekomen. Dit blijkt ook uit het feit dat de rechter de advocaat tijdens het voordragen van zijn spreekaantekeningen onderbrak met de opmerking dat hetgeen hij voordroeg niet nieuw was. Daarop heeft de advocaat zijn spreekaantekeningen niet overgelegd, hetgeen ook geen verplichting is. Vervolgens is verzoeker gelegenheid gegeven te reageren en heeft hij zijn eigen spreekaantekeningen voorgedragen. Voor zover verzoeker aanvoert dat het proces-verbaal geen juiste weergave is van het verhandelde tijdens de mondelinge behandeling en hij verzoekt om verstrekking van de onbewerkte zittingsaantekeningen, overweegt de wrakingskamer als volgt. Uitgangspunt is dat van de juistheid van de inhoud van het proces-verbaal dient te worden uitgegaan. Het is bovendien een zakelijke weergave. De door verzoeker gesignaleerde fouten, die hij vermeldt in het door hem overgelegde concept herstelverzoek proces-verbaal, zien op een woordelijke weergave van het verhandelde en op de inhoud van de zaak. Als verzoeker het niet eens is met de inhoud van het proces-verbaal, kan hij zich richten tot de rechter in de bodemprocedure. In ieder geval zijn de door verzoeker voorgestelde wijzigingen, geen wijzigingen die voor het oordeel van de wrakingskamer van belang zijn.
.
3.9.
Verder is, voor de vraag of er sprake van een evenwichtige procedure [1] niet alleen de mondelinge behandeling van belang. Er moet daarbij naar de gehele procedure worden gekeken. Het is de wrakingskamer niet gebleken dat verzoeker onvoldoende gelegenheid heeft gehad om zijn standpunten in de bodemprocedure naar voren te brengen. Uit het proces-verbaal blijkt dat partijen voorafgaand aan de mondelinge behandeling al de gelegenheid hebben gekregen om schriftelijk in re- en dupliek op elkaars stukken te reageren. Daarbij lijkt rekening te zijn gehouden met de door verzoeker aangevoerde (medische) gronden nu diverse uitstelverzoeken zijn gehonoreerd. Bovendien volgt uit het proces-verbaal dat partijen hun standpunten nader hebben kunnen toelichten. Hiermee is niet gebleken van een onevenwichtige procedure of het schenden van het beginsel van hoor en wederhoor.
3.10.
De wijze waarop de rechter in onderhavige zaak de regie heeft gevoerd, geeft geen blijk van vooringenomenheid jegens verzoeker als persoon. Ook blijkt daaruit niet de objectief gerechtvaardigde vrees daartoe.
b)
door de rechter (niet) genomen (onwelgevallige) procesbeslissingen
3.11.
De overige door verzoeker aangevoerde gronden zien, op één grond na, op procesbeslissingen. Verzoeker vindt de rechter vooringenomen omdat deze onjuiste beslissingen heeft genomen of geen beslissingen heeft genomen. Zo heeft de rechter ten onrechte de kantoorgenoot van de advocaat, tevens mediator op dat kantoor, het woord gegeven terwijl hij geen partij is in de bodemprocedure (wrakingsgrond 7). Hierdoor heeft verzoeker het gevoel gekregen dat hij een ongelijke strijd voert tegen een heel advocatenkantoor. Ook heeft de rechter volgens verzoeker zijn taak niet serieus genomen om een minnelijke oplossing tot stand te brengen (wrakingsgrond 8). De rechter heeft ten onrechte gezegd dat alle partijen water bij de wijn moeten doen voor een minnelijke oplossing (wrakingsgrond 9). Verder stelde de rechter ten onrechte dat verzoeker een klacht had moeten indienen over mr. Van Acht die een mondelinge behandeling niet toestond. (wrakingsgrond 10). Verzoeker heeft vijf maanden een nodeloze strijd moeten voeren tegen deze weigering om een mondelinge behandeling te houden en de rechtbank heeft op allerlei andere manieren onregelmatigheden in de procedure veroorzaakt hetgeen verzoeker heeft belemmerd in het voeren van verweer (wrakingsgrond 11). De rechter heeft tijdens de mondelinge behandeling verzuimd te adresseren dat hiermee de fundamentele rechten van verzoeker zijn geschonden. Gelet hierop is de rechter vooringenomen, aldus verzoeker. De brief van 30 oktober 2024 van de rechtbank waarin stond dat verzoeker geen stukken meer kon insturen, was voor verzoeker de spreekwoordelijke druppel die de emmer deed overlopen (wrakingsgrond 13). Omdat de rechter ook niets heeft gedaan met de vragen van verzoeker in zijn spreekaantekeningen, belemmert de rechter voor verzoeker hiermee de toegang tot een eerlijk proces (wrakingsgrond 16). Daarbij merkt verzoeker op dat de zitting ook abrupt werd beëindigd terwijl aan het begin van de zitting was gezegd dat de formele verweren van verzoeker nog zouden worden besproken (wrakingsgrond 17). De rechter heeft zijn beslissingen tijdens en na de mondelinge behandeling niet gemotiveerd (wrakingsrond 19), aldus verzoeker.
3.12.
Vooropgesteld wordt dat de juistheid van een rechterlijke beslissing alleen kan worden beoordeeld als daartegen een rechtsmiddel (zoals hoger beroep) is aangewend. De wrakingsprocedure is daarvoor niet bestemd, omdat het daarin uitsluitend gaat over de (schijn van) vooringenomenheid van de rechter en niet over het (eind)oordeel van de rechter. Alleen als de beslissing gelet op de motivering of de wijze van totstandkoming zo onjuist of onbegrijpelijk is dat deze uitsluitend door vooringenomenheid kan worden verklaard, is er grond voor wraking. De aangevoerde gronden halen deze hoge drempel niet.
3.13.
Voor zover verzoeker zich beklaagt over de aanwezigheid van een kantoorgenoot van de advocaat tijdens de mondelinge behandeling die het woord nam, overweegt de wrakingskamer dat dit onder de regietaak van de rechter valt, zoals hiervoor beschreven. Uit de enkele omstandigheid dat de rechter dit heeft toegelaten blijkt niet dat de rechter vooringenomen is jegens verzoeker. Uit het proces-verbaal van die mondelinge behandeling blijkt ook niet dat de kantoorgenoot enige toelichting heeft gegeven op de zaak of dat hij door de rechter is bevraagd. Verder heeft verzoeker, zoals hiervoor is overwogen, zowel schriftelijk als mondeling de gelegenheid gekregen zijn standpunten uitgebreid kenbaar te maken en nader toe te lichten. De rechter heeft de mondelinge behandeling gesloten en bepaald dat vonnis wordt gewezen. Daarmee is het onderzoek door de rechter in beginsel gesloten. Met de eerder genoemde standaardbrief van 30 oktober 2024 wordt aan partijen toegelicht dat het sluiten van het onderzoek betekent dat er geen stukken meer kunnen worden ingestuurd. Dit neemt echter niet weg dat de rechter in een (tussen)vonnis (alsnog) tot het oordeel kan komen dat bepaalde informatie ontbreekt en dan kan de rechter deze informatie alsnog bij partijen opvragen. Uit het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 29 oktober 2024 blijkt ook dat de rechter verzoeker op deze mogelijkheid heeft gewezen en ook dat de rechter heeft aangegeven dat hij in zijn oordeel op vragen van verzoeker, voor zover nodig, in het vonnis zal beantwoorden. Dat de rechter bepaalde beslissingen nog niet genomen heeft, geeft geen blijk van vooringenomenheid jegens verzoeker als persoon. Ook blijkt daaruit niet de objectief gerechtvaardigde vrees daartoe.
c)
algemene kritiek op de rechtspraak
3.14.
Als laatste wrakingsgrond voert verzoeker aan dat het doen en laten van de rechter een patroon laat zien dat de rechter feitelijk een onzelfstandige productiemedewerker is in dienst van de rechtbank in plaats van een onafhankelijke professional (wrakingsgrond 20).
3.15.
Verzoeker heeft kennelijk geen vertrouwen in de onafhankelijkheid van rechters. Vooropgesteld wordt dat een wrakingsverzoek gericht tegen de hele rechtspraak of alle rechters (van een rechtbank) niet-ontvankelijk is omdat alleen de behandelend rechter kan worden gewraakt. Voor zover deze wrakingsgrond enkel is gericht tegen de behandelend rechter overweegt de wrakingskamer dat dit geen grond oplevert voor wraking. De rechters in Nederland worden voor het leven benoemd en staan niet in een hiërarchische verhouding tot collega’s of andere medewerkers dan wel bestuursleden van een rechtbank, juist om hun onafhankelijkheid te waarborgen. Het is niet gebleken dat de rechter in strijd met de wet- en regelgeving verzoeker in zijn toegang tot de rechter heeft beperkt. Het tijdsverloop binnen de procedure waarop verzoeker wijst, maakt dit niet anders. Dat geldt ook voor de omstandigheid dat een eerder wrakingsverzoek in 2020 tegen de rechter in een andere procedure is toegewezen.
Slotsom
3.16.
Zowel afzonderlijk als in samenhang bezien leveren de door verzoeker aangevoerde wrakingsgronden geen zwaarwegende aanwijzingen op voor het aannemen van partijdigheid van de rechter. Omdat van enige (schijn van) partijdigheid niet is gebleken, wordt het wrakingsverzoek tegen de rechter afgewezen.

4.De beslissing

De wrakingskamer van de rechtbank:
  • verklaart verzoeker niet-ontvankelijk voor zover het verzoek tot wraking is gericht tegen mr. Van Acht,
  • wijst het verzoek tot wraking van de rechter af.
Deze beslissing is gegeven door mr. S.J. Peerdeman, voorzitter, mr. A.S.W. Kroon en mr. Y. van Wezel, leden in tegenwoordigheid van de griffier [griffier] en in openbaar uitgesproken op 27 januari 2025.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Hiermee wordt bedoeld of er sprake is van en “fair trial” in de zin van artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.