ECLI:NL:RBGEL:2025:1148

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 februari 2025
Publicatiedatum
11 februari 2025
Zaaknummer
05.335200.24
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot zware mishandeling, mishandeling, vernieling en voorhanden hebben wapens

Op 6 februari 2025 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling, mishandeling, vernieling en het voorhanden hebben van wapens. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 21 oktober 2024 in de gemeente Rheden, waar de verdachte zijn ex-partner [slachtoffer] aanviel. De verdachte heeft haar onder andere geprobeerd te wurgen, haar in het gezicht geslagen en verschillende goederen van haar vernield, waaronder een bril en een bank. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde feiten, met uitzondering van de poging tot doodslag, waarvoor hij werd vrijgesproken. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor opzet op de dood van [slachtoffer]. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, met aftrek van de tijd die hij in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast is er een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd, die inhoudt dat de verdachte gedurende twee jaar geen contact mag hebben met [slachtoffer] en zich niet mag bevinden in de dorpen [plaats 1] en [plaats 2]. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding toegewezen aan [slachtoffer] voor de geleden materiële en immateriële schade.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/335200-24
Datum uitspraak : 6 februari 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag 1] 1992 in [geboorteplaats] (Roemenië),
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
op dit moment gedetineerd in de P.I. [verblijfplaats] .
raadsvrouw: mr. C.H.J. van Dooijeweert, advocaat in Barneveld.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op een openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 21 oktober 2024 te [plaats 1] , gemeente Rheden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer] opzettelijk van het leven te beroven, haar op een zitbank heeft gegooid/geduwd en/of vervolgens op haar is gaan zitten en vervolgens met zijn, verdachtes handen de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgedrukt en/of gehouden en/of
aldus een verwurging bij haar aan heeft gelegd en/of daarbij die [slachtoffer] heeft toegevoegd: "ik ga je doodmaken" althans woorden van gelijke aard/strekking terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 21 oktober 2024 te [plaats 1] , gemeente Rheden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen haar op een zitbank heeft gegooid/geduwd en/of vervolgens op haar is gaan zitten en vervolgens met zijn, verdachtes handen de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgedrukt en/of gehouden en/of aldus een verwurging bij haar aan heeft gelegd en/of daarbij die [slachtoffer] heeft toegevoegd: "ik ga je doodmaken" althans woorden van gelijke aard/strekking terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op of omstreeks 21 oktober 2024 te [plaats 1] , gemeente Rheden [slachtoffer] heeft mishandeld door haar in haar gezicht en/of tegen haar hoofd en/of lichaam te stompen en/of te slaan en/of hardhandig op de grond heeft gegooid en/of door de kamer te gooien/duwen;
3.
hij op of omstreeks 21 oktober 2024 te [plaats 1] , gemeente Rheden opzettelijk en wederrechtelijk een bril en/of een bankstel en/of een hordeur en/of een tuindeur, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
4.
hij op of omstreeks 21 oktober 2024 te [plaats 1] , gemeente Rheden een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en/of dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een gasdrukpistool (merk ADC Custom) voorhanden heeft gehad;
5.
hij op of omstreeks 21 oktober 2024 te [plaats 1] , gemeente Rheden munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 1 kogelpatroon van het kaliber .22 1r voorhanden heeft gehad.
2. Overwegingen ten aanzien van het bewijs [1]
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gesteld dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het onder feiten 1 subsidiair, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft ten aanzien van feit 1 vrijspraak bepleit. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat verdachte geen (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) of op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Ten aanzien van feit 3 heeft de raadsman partieel vrijspraak bepleit van het vernielen van de bank, de bril en de tuindeur. Ten aanzien van de feiten 2, 4 en 5 heeft de verdediging geen verweer gevoerd.
Beoordeling door de rechtbank
Feiten 1 tot en met 3
[slachtoffer] verklaarde dat zij op 21 oktober 2024 in haar woning aan de [adres] in [plaats 1] was toen verdachte bij haar thuis kwam. Verdachte pakte op de bovenverdieping zijn spullen en kwam naar beneden. Toen viel verdachte [slachtoffer] aan. Verdachte ging [slachtoffer] te lijf en gooide haar door de kamer. Verdachte pakte haar vast en smeet haar op de bank. Verdachte ging boven op [slachtoffer] zitten en pakte haar bij de keel. Verdachte drukte de keel van [slachtoffer] dicht. [slachtoffer] voelde dat zij hierdoor geen lucht meer kreeg. Zij kon niet meer ademen en het deed haar veel pijn. Vervolgens sloeg verdachte haar in het gezicht. Verdachte pakte allemaal messen uit de keukenla. Daarna sloeg verdachte [slachtoffer] twee keer hard in haar gezicht. Verdachte probeerde [slachtoffer] meermalen te wurgen. Verdachte pakte [slachtoffer] een aantal keren vast en gooide haar door de kamer heen. Tussendoor zijn er ook allemaal spullen kapot gemaakt. De bril van [slachtoffer] was krom en er zat een gat van een mes in haar bank. [slachtoffer] voelde overal pijn. Voornamelijk in haar vinger, nek, kaken, wangen, neus, rug, schouder, arm en hoofd. [2]
In een nader verhoor verklaarde [slachtoffer] dat zij veel pijn en angst had. [slachtoffer] had kneuzingen en haar middelvinger van haar rechterhand was uit de kom geweest. Daarnaast had zij veel blauwe plekken en waren haar rug en nek gekneusd. De hordeur van de achterdeur was onder andere vernield. Over het wurgen verklaarde [slachtoffer] dat verdachte haar de woonkamer insmeet en haar probeerde te wurgen en te slaan. Verdachte had beide handen om haar hals. Verdachte drukte heel hard op haar hals. Daarnaast sloeg verdachte [slachtoffer] in het gezicht, waardoor haar bril van haar gezicht viel. [slachtoffer] voelde zich bijna wegvallen en zei dat zij geen lucht kreeg. Gedurende het incident stak verdachte met een door hem uit de keukenla gepakt mes in de bank. [3]
Betrouwbaarheid verklaring aangeefster
De rechtbank is van oordeel dat er geen reden is om aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [slachtoffer] te twijfelen. [slachtoffer] heeft gedetailleerd en consistent over de gebeurtenissen verklaard. De verklaringen van [slachtoffer] worden ondersteund door de volgende bewijsmiddelen.
Uit het medisch dossier van 21 oktober 2024 en 24 oktober 2024 bleek dat [slachtoffer] het volgende letsel had:
21 oktober 2024:
Striemen nek, links meer dan rechts;
Wangen/jukbeenderen rood en wat verdikt;
Verdenking fractuur aangezicht;
CWK (cervicale wervelkolom) gevoelig, nekspieren beide zijde pijnlijk
Hematoom rechter bil/bovenbeen;
Dig 3 rechter hand distale kootje wat deviatie en hematoom, verminderde sensibiliteit.
24 oktober 2024:
  • Een hematoom boven op het hoofd (iets links van de midline) en onder het linkeroog;
  • Een schaafwondje waar de bril op de neus rust;
  • Een klikkend geluid vanuit linker kaakgewricht bij openen/sluiten;
  • Drukpijn voorzijde hals ter hoogte van de schildklier;
  • Drukpijn en kloppijn op de wervel ter plaatse van C3-4 en hooglumbaal ter plaatse van 1-2;
  • Drukpijn voorzijde onderste ribben;
  • Diffuse zwelling dig 3 rechter hand;
  • Klein hematoom linker bil;
  • Multipele hematomen rechter bil (vier stuks variërend in diameter 2 tot 4 centimeter);
  • Multipele hematomen beide knieën; linker knie ter plaatse van knieschijf en onder knie (voorzijde) rechter knie enkel onder de knie (voorzijde);
  • Oppervlakkige kras ongeveer 5 centimeter rechter bovenbeen;
  • Drukpijn rechter bovenbeen dorsale zijde ter plaatse van hamstring;
  • Hematoom van 3 centimeter distaal linker scheenbeen;
  • Hematoom van 2 centimeter voorvoet (dorsale zijde ter hoogte van metatarsale II/III).
De rechtbank stelt gelet op het voorgaande vast dat [slachtoffer] verschillende blauwe plekken heeft opgelopen, op verschillende plekken op haar lichaam drukpijn had, een kras op haar bovenbeen had, een zwelling op haar rechter hand had en verschillende striemen in haar nek had.
Verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] kregen op 21 oktober 2024 omstreeks 01:04 uur melding van een ruzie in een woning. Bij de woning spraken zij met [slachtoffer] . [slachtoffer] vertelde verbalisanten dat de man die bij de collega’s stond (de rechtbank begrijpt: verdachte) had geprobeerd haar te wurgen. Verdachte had haar keel dichtgeknepen. Ook had hij haar op haar wang geslagen. Verbalisanten zagen dat de huid van de linker wang van [slachtoffer] rood gekleurd was. Daarnaast deelde [slachtoffer] mee dat verdachte een mes in haar bankstel had gestoken. [5]
Het dossier bevat een fotoblad met meerdere foto’s. De rechtbank neemt op foto 2 een bril waar die gebogen in een hand ligt. Op foto 7 en foto 8 neemt de rechtbank waar dat er een hordeur op stoeptegels op de grond ligt. Op foto 9 en foto 10 neemt de rechtbank waar dat er een gat in een stof van een kussen/bank zit. [6]
Op grond van al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verklaring van [slachtoffer] in voldoende mate wordt ondersteund door ander bewijsmateriaal. Haar verklaring over het door verdachte gebruikte geweld wordt ondersteund door het bij [slachtoffer] geconstateerde letsel. De verklaring dat verdachte goederen heeft vernield, wordt ondersteund door de foto’s in het dossier.
De rechtbank gaat daarom uit van de verklaring van [slachtoffer] en komt tot bewezenverklaring van de hierna genoemde feiten.
Poging tot doodslag (feit 1 primair)
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte [slachtoffer] meermalen bij de keel heeft vastgepakt en met kracht de keel heeft dichtgeknepen. Uit de aangifte van [slachtoffer] blijkt dat verdachte telkens dusdanig hard in haar keel kneep dat zij daardoor in ademnood raakte.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte gepoogd heeft om [slachtoffer] van het leven te beroven. Uit het dossier blijkt niet met welke kracht, intensiteit en voor welke duur het dichtdrukken van de keel van [slachtoffer] heeft plaatsgevonden. Er kan dan ook niet worden vastgesteld dat verdachte met zijn handelen opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, heeft gehad op het doden van [slachtoffer] . De rechtbank zal verdachte daarom vrijspreken van het onder feit 1 primair tenlastegelegde.
Poging zware mishandeling (feit 1 subsidiair)
Het is een feit van algemene bekendheid dat het dichtknijpen van de keel gedurende enige tijd kan leiden tot zuurstofgebrek, wat hersenbeschadiging tot gevolg kan hebben. Naar algemene ervaringsregels is deze kans aanmerkelijk te achten. Deze wetenschap mag ook bij verdachte bekend worden verondersteld.
De rechtbank is van oordeel dat de gedraging van de verdachte – het meermalen gedurende enige tijd met kracht dichtknijpen van de keel van [slachtoffer] waardoor zij in ademnood raakte – naar de uiterlijke verschijningsvorm moet worden aangemerkt als zozeer te zijn gericht op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte die kans bewust heeft aanvaard. Van contra-indicaties is niet gebleken. De onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde poging tot zware mishandeling is daarom wettig en overtuigend bewezen.
Mishandeling (feit 2)
Gelet op de voorgaande bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat verdachte [slachtoffer] meermalen in haar gezicht heeft gestompt en geslagen en door de kamer heeft gegooid. [slachtoffer] heeft hierdoor pijn gehad en letsel opgelopen. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [slachtoffer] heeft mishandeld.
Vernieling (feit 3)
De rechtbank stelt op grond van de bewijsmiddelen vast dat verdachte de bril van [slachtoffer] heeft verbogen, de hordeur heeft vernield en met een mes een gat in de bank heeft gemaakt. De rechtbank acht dan ook wettig en overtuigd bewezen dat verdachte opzettelijk en wederrechtelijk deze goederen van [slachtoffer] heeft vernield. Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het dossier onvoldoende wettig bewijs bevat dat verdachte de tuindeur heeft vernield. De rechtbank zal verdachte van dit onderdeel van de tenlastelegging vrijspreken.
Feit 4
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- de processen-verbaal van bevindingen, p. 32-33 en 35;
- het proces-verbaal Onderzoek wapen, p. 50-51;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 januari 2025.
Feit 5
Er is sprake van een bekennende verdachte als bedoeld in artikel 359, derde lid, laatste zin, van het Wetboek van Strafvordering en daarom wordt volstaan met een opgave van de bewijsmiddelen.
Bewijsmiddelen:
- de processen-verbaal van bevindingen, p. 32-33 en 35;
- het proces-verbaal Onderzoek wapen, p. 50-51;
- de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 23 januari 2025.
Conclusie
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte op 21 oktober 2024:
  • heeft gepoogd om aan [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel toe te brengen;
  • [slachtoffer] heeft mishandeld;
  • een aan [slachtoffer] toebehorende bril, een hordeur en een bank heeft vernield;
  • een gasdrukpistool van het merk ADC Custom (categorie I onder 7°) voorhanden heeft gehad;
  • een kogelpatroon van het kaliber .22 1r (categorie III) voorhanden heeft gehad.

3.De bewezenverklaring

Naar het oordeel van de rechtbank is wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder feiten 1, subsidiair, 2, 3, 4 en 5 tenlastegelegde heeft begaan, te weten dat:
1.
hij op
of omstreeks21 oktober 2024 te [plaats 1] , gemeente Rheden ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen haar op een zitbank heeft gegooid
/geduwden
/ofvervolgens op haar is gaan zitten en vervolgens met zijn, verdachtes, handen de keel van die [slachtoffer] heeft dichtgedrukt en
/ofgehouden en
/ofaldus een verwurging bij haar aan heeft gelegd,
en/of daarbij die [slachtoffer] heeft toegevoegd: "ik ga je doodmaken" althans woorden van gelijke aard/strekkingterwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
2.
hij op
of omstreeks21 oktober 2024 te [plaats 1] , gemeente Rheden [slachtoffer] heeft mishandeld door haar in haar gezicht
en/of tegen haar hoofd en/of lichaamte stompen en
/ofte slaan
en/of hardhandig op de grond heeft gegooiden
/ofdoor de kamer te gooien
/duwen;
3.
hij op
of omstreeks21 oktober 2024 te [plaats 1] , gemeente Rheden opzettelijk en wederrechtelijk een bril en
/ofeen bankstel en
/ofeen hordeur
en/of een tuindeur, in elk geval enig goed,
dat/die geheel
of ten deleaan [slachtoffer]
, in elk geval aan een andertoebehoorde
(n
)heeft vernield
, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
4.
hij op
of omstreeks21 oktober 2024 te [plaats 1] , gemeente Rheden een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat een ernstige bedreiging van personen kon vormen en
/ofdat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk een gasdrukpistool (merk ADC Custom) voorhanden heeft gehad;
5.
hij op
of omstreeks21 oktober 2024 te [plaats 1] , gemeente Rheden munitie van categorie III van de Wet wapens en munitie, te weten 1 kogelpatroon van het kaliber .22 1r voorhanden heeft gehad.
Voor zover er in de tenlastelegging kennelijke taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn die fouten verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard, is niet bewezen.
Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De kwalificatie van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
feit 1 subsidiair:
poging tot zware mishandeling;
feit 2:
mishandeling;
feit 3:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
feit 4:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie;
feit 5:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

5.De strafbaarheid van de feiten

De feiten zijn strafbaar.

6.De strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar, nu geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk is geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit.

7.De overwegingen ten aanzien van straf en/of maatregel

Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd een contact- en locatieverbod in de vorm van een vrijheidsbeperkende maatregel aan verdachte op te leggen voor de duur van twee jaren.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft bepleit dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur van de ondergane voorlopige hechtenis wordt opgelegd. De raadsman heeft zich daarnaast op het standpunt gesteld dat het verzoek tot het opleggen van een vrijheidsbeperkende maatregel kan worden toegewezen.
De beoordeling door de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen straf rekening gehouden met de aard en de ernst van hetgeen bewezen is verklaard en de omstandigheden waaronder dit is begaan. De rechtbank heeft verder rekening gehouden met de persoon en de omstandigheden van verdachte.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging zware mishandeling en mishandeling van zijn ex-partner. Daarnaast heeft hij verschillende goederen van haar vernield. Verdachte heeft de strafbare feiten gepleegd, terwijl zijn ex-partner onderdak aan hem bood en haar minderjarige dochter in de woning aanwezig was. Verdachte heeft hiermee grote inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer] . Daarnaast heeft verdachte een gasdrukpistool en een kogelpatroon voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van dergelijke voorwerpen levert een ernstige aantasting van de maatschappelijke veiligheid op en brengt in het algemeen een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee.
De rechtbank heeft kennis genomen van de justitiële documentatie van verdachte. Hieruit blijkt dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten in aanraking is gekomen met politie en justitie.
Uit het reclasseringsadvies van het Leger des Heils Jeugdbescherming & Reclassering van 16 januari 2025 blijkt dat het lastig was om een risico-taxatie te maken. Het delict lijkt samen te hangen met langer lopende spanningen in de onduidelijke relatie tussen verdachte en [slachtoffer] . Daarnaast lijkt de medicatie-inname met mogelijk middelengebruik (hetgeen door verdachte wordt ontkend) ook invloed te hebben gehad op de agressieproblematiek. Verdachte heeft gezegd de wens van [slachtoffer] - om geen contact met elkaar te hebben - te respecteren. Verdachte is voornemens om bij vrijlating terug te keren naar Roemenië. Voor detentie gebruikte verdachte dagelijks veel cannabis waarvan hij ook afhankelijk was. Hij zegt in detentie te zijn afgekickt en heeft er voldoende vertrouwen in abstinent te blijven. Verdachte heeft geen hulpvraag en heeft er vertrouwen in zijn leven na detentie zelfstandig te kunnen opbouwen in Roemenië. Op basis van alle informatie en gesprekken met verdachte vindt de reclassering het lastig in te schatten of verdachte oprecht of juist berekenend is om zo min mogelijk toezicht en zoveel mogelijk vrijheid te hebben. Het recidiverisico wordt ingeschat als gemiddeld. Er is vanwege zijn (onduidelijke proces-) houding en voornemen om terug te keren naar Roemenië, onvoldoende basis om een reclasseringstoezicht met voorwaarden vorm te geven. Wel wordt geadviseerd bij een veroordeling een contact- en locatieverbod als vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v Sr op te leggen, om mogelijke risico’s voor [slachtoffer] te beperken. De reclassering ziet geen mogelijkheid om toezicht op deze voorwaarden te houden.
De rechtbank heeft bij de oplegging van de straf acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting die rechters hanteren. De ernst van de feiten, bezien in het licht van de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, rechtvaardigen enkel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank acht de eis van de officier van justitie passend en geboden. Daarom zal de rechtbank aan verdachte opleggen een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek van de tijd die verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
De rechtbank ziet ter beveiliging van de maatschappij en ter voorkoming van strafbare feiten
aanleiding om een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte op te leggen. De maatregel houdt in dat verdachte gedurende twee jaren wordt verboden contact te zoeken en/of te onderhouden met [slachtoffer] (geboren op [geboortedag 2] 1993) en om zich in de dorpen [plaats 1] en [plaats 2] te bevinden. De vervangende hechtenis wordt vastgesteld op één week voor iedere keer dat verdachte niet aan de maatregel voldoet, met een maximum van zes maanden. De rechtbank zal verder beslissen beslist dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is. Naar het oordeel van de rechtbank moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat verdachte opnieuw een strafbaar feit pleegt of zich belastend gedraagt jegens [slachtoffer] .

8.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met het onder feiten 1 tot en met 3 tenlastegelegde een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 14.776,63 aan materiële schade en € 10.000,- aan immateriële schade, allebei vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Standpunten
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering van de benadeelde partij ten aanzien van de schadeposten deurbelcamera, hordeur, ketting, eigen risico, gemist voordeel, verhuiskosten en de immateriële schade kan worden toegewezen, met toekenning van de wettelijke rente, en vordert oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Voor de schadeposten tuindeur en bank heeft de officier van justitie verzocht de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering te verklaren.
Voor het overige deel aan materiële schade (schadeposten: tafel en sd-kaart) heeft de officier van justitie verzocht de vordering af te wijzen.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering moet worden verklaard. Ten aanzien van de schadeposten: deurbelcamera, bank, ketting en eigen risico heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen.
Overweging van de rechtbank
Materiële schade
Deurbelcamera
De verdediging heeft gemotiveerd betwist dat er een noodzaak was voor de aanschaf van de deurbelcamera. De rechtbank is het hiermee eens; de rechtbank is van oordeel dat onvoldoende is onderbouwd dat aanschaf van een
tweededeurbelcamera noodzakelijk is. De rechtbank zal de benadeelde partij voor deze schadepost niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Reparatiekosten bank
Nu de rechtbank tot een bewezenverklaring komt van het vernielen van de bank, acht de rechtbank deze kosten toewijsbaar. De rechtbank is van oordeel dat deze kosten voldoende zijn onderbouwd en schat de schade op een bedrag van € 150,-. Dit bedrag zal worden toegewezen.
Salontafel en kosten nieuwe sd-kaart
De kosten van een nieuwe salontafel en een nieuwe sd-kaart zijn niet aan te merken als rechtstreekse schade als gevolg van de bewezenverklaarde vernieling. De benadeelde partij zal voor deze schadeposten niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
Hordeur en ophangen hordeur
De verdediging heeft de hoogte van de schade gemotiveerd betwist. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de hoogte van de schade te twijfelen. De rechtbank zal de kosten toewijzen, nu deze met een factuur zijn onderbouwd en de vordering de rechtbank op dit punt gegrond voorkomt. Toegewezen wordt een bedrag van € 114,99.
Reparatie deur tuinhuis
Nu de rechtbank niet tot een bewezenverklaring komt van het vernielen van de deur van het tuinhuis, zal de benadeelde partij voor deze schadepost niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.
Kosten nieuwe ketting
De verdediging heeft deze schade gemotiveerd betwist. De verdediging stelt dat de onderbouwing van de schadepost vragen oproept. De rechtbank ziet geen aanleiding om aan de onderbouwing van de schade te twijfelen. De rechtbank zal de kosten toewijzen, nu deze met een factuur zijn onderbouwd en de vordering de rechtbank op dit punt gegrond voorkomt. Toegewezen wordt een bedrag van € 22,50.
Eigen risico 2025
De verdediging heeft gemotiveerd betwist dat de kosten van het eigen risico in 2025 geheel het gevolg zullen zijn van de strafbare feiten. De rechtbank is het daarmee eens; het staat onvoldoende vast dat de benadeelde partij het eigen risico geheel moet gebruiken voor behandelingen van een psychische stoornis. De rechtbank zal de benadeelde partij voor deze schadepost niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Gemist voordeel i.c. gederfd huurgenot, gemist voordeel i.c. gemist genot internet en tv Ziggo, verhuiskosten, kosten dubbele bewoning vanwege verhuizing 1 maand, gemist voordeel vanaf 24 januari 2025 huur en gemist voordeel vanaf 24 januari 2025 Ziggo
De rechtbank is van oordeel dat het hier gaat om (mogelijk) toekomstige schade. Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat deze schadeposten niet toewijsbaar zijn. De rechtbank zal de benadeelde partij voor deze schadeposten niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
Immateriële schade
Op basis van de genoemde bewijsmiddelen en wat ter zitting over de vordering is besproken, stelt de rechtbank vast dat de benadeelde partij door het bewezenverklaarde schade heeft geleden die binnen een van de categorieën van artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek valt. Door de poging zware mishandeling en de mishandeling heeft de benadeelde immers lichamelijk letsel in de vorm van verschillende blauwe plekken, op verschillende plekken op het lichaam drukpijn, een kras op haar bovenbeen, een zwelling op haar rechter hand en verschillende striemen in haar nek opgelopen. Dit is aan verdachte toe te rekenen. De rechtbank houdt rekening met de aard en de ernst van het feit en de bedragen die Nederlandse rechters in vergelijkbare gevallen toewijzen. Naar maatstaven van billijkheid zal zij het smartengeld op een bedrag van € 2.500,- vaststellen.
In totaal zal de rechtbank aldus een schadevergoeding van € 2.787,49 toewijzen die bestaat uit:
  • € 287,49 aan geleden materiële schade;
  • € 2.500,00 aan geleden immateriële schade.
Wat betreft het meer of anders gevorderde zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.
De wettelijke rente is toewijsbaar vanaf 21 oktober 2024.
De rechtbank ziet aanleiding om op grond van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte op te leggen. Verdachte wordt verplicht het aan de benadeelde partij toegewezen bedrag aan de Staat te betalen. Eventueel toegekende proceskosten zijn daar niet bij inbegrepen.

9.De toegepaste wettelijke bepalingen

De oplegging van de straf en/of maatregel is gegrond op de artikelen:
- 36 f, 38v, 38w, 45, 57, 300, 302 en 350 van het Wetboek van Strafrecht;
- 13, 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.De beslissing

De rechtbank:
 verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde, zoals vermeld onder ‘De bewezenverklaring’, heeft begaan;
 verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven bewezen is verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij;
 verstaat dat het aldus bewezenverklaarde oplevert de strafbare feiten zoals vermeld onder ‘De kwalificatie van het bewezenverklaarde’;
 verklaart verdachte hiervoor strafbaar;
 veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
4 (vier) maanden;
 beveelt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht;
 legt een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op voor de duur van twee jaren, inhoudende dat
- verdachte op geen enkele wijze – direct of indirect – contact mag zoeken of onderhouden met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag 3] 1993, tenzij dit is met
voorafgaande schriftelijke toestemming van een officier van justitie.
- verdachte zich niet bevindt in de dorpen [plaats 1] en [plaats 2] ;
 beveelt dat vervangende hechtenis van één week wordt toegepast voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een totale duur van ten hoogste zes maanden;
 beveelt dat de maatregel dadelijk uitvoerbaar is;
 heft op het bevel tot voorlopige hechtenis met ingang van het tijdstip waarop de duur daarvan gelijk wordt aan die van de onvoorwaardelijk opgelegde straf.
De beslissing op de vordering van de benadeelde partij
  • veroordeelt verdachte in verband met de feiten onder 1 subsidiair, 2 en 3 tot betaling van schadevergoeding aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 287,49 aan materiële schade en € 2.500,- aan immateriële schade,
  • veroordeelt verdachte in de kosten die de benadeelde partij in deze procedure heeft gemaakt en de kosten die de benadeelde partij mogelijk nog moet maken om het toegewezen bedrag betaald te krijgen, tot vandaag begroot op nul;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering tot materiële schade en immateriële schade;
  • legt aan verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van benadeelde partij [slachtoffer] , een bedrag te betalen van € 2.787,49 aan materiële schade en immateriële schade. Dit wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 oktober 2024 tot aan de dag dat het hele bedrag is betaald. Als dit bedrag niet wordt betaald, kunnen 37 dagen gijzeling worden toegepast zonder dat de betalingsverplichting vervalt;
  • bepaalt daarbij dat met betaling aan de benadeelde partij in zoverre de betaling aan de Staat vervalt en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.S. de Vries (voorzitter), mr. Y.M.J.I. Baauw en mr. A.M.P.T. Blokhuis, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Wisseborn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 februari 2025.
Mr. E. Wisseborn is buiten staat dit vonnis te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het bewijs is terug te vinden in het in de wettelijke vorm door verbalisant [verbalisant 3] van de politie Oost-Nederland, district Gelderland-Midden, opgemaakte proces-verbaal, dossiernummer PL0600-2024495274, gesloten op 22 oktober 2024 en in de bijbehorende in wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal en overige schriftelijke bescheiden, tenzij anders vermeld. De vindplaatsvermeldingen verwijzen naar de pagina’s van het doorgenummerde dossier, tenzij anders vermeld.
2.Het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] , p. 6-7.
3.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 43-44.
4.Een schriftelijk bescheid, te weten: Medisch dossier, [huisarts] , nagekomen procesdossier, ongenummerd, FDF p. 3-5.
5.Het proces-verbaal van bevindingen, p. 30.
6.De eigen waarneming van de rechtbank gedaan in raadkamer.