ECLI:NL:RBGEL:2025:1146

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
6 februari 2025
Publicatiedatum
11 februari 2025
Zaaknummer
05.188318.23
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van openlijke geweldpleging na onvoldoende bewijs van significante bijdrage

Op 6 februari 2025 heeft de Rechtbank Gelderland in Zutphen uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van openlijke geweldpleging. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 18 juni 2023 in een uitgaansgelegenheid, waar de aangeefster, [slachtoffer], gewond raakte. De officier van justitie eiste een taakstraf van 60 uren, maar de verdediging pleitte voor vrijspraak. De rechtbank heeft de camerabeelden van het incident nauwkeurig bekeken en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs is dat de verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld. De rechtbank oordeelde dat de gedragingen van de verdachte niet konden worden vastgesteld op basis van de beelden, en dat er geen overtuigend bewijs was dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het ten laste gelegde feit. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van openlijke geweldpleging. Tevens werd de benadeelde partij, [slachtoffer], niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien er geen bewezenverklaring was.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Zutphen
Parketnummer: 05/188318-23
Datum uitspraak : 6 februari 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2000 in [geboorteplaats] ,
wonende aan de [adres 1] , [postcode] in [woonplaats] .
raadsman: mr. M.F.M. Geeratz, advocaat in Venlo.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op openbare terechtzittingen.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 18 juni 2023 te [plaats] , openlijk, te weten, bij [bedrijf] (gelegen aan de [adres 2] ), in elk geval op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging
geweld heeft gepleegd tegen een persoon te weten [slachtoffer] door die [slachtoffer]
- (meermaals) aan de haren te trekken,
- (meermaals) te krabben,
- (meermaals) (met gebalde vuist) tegen het hoofd en/of (boven)lichaam te slaan en/of te stompen en/of
- (met kracht) op de grond te duwen en/of te trekken en/of naar de grond toe te brengen.

2.De standpunten

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden en heeft gevorderd dat verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren.
De verdediging heeft voor vrijspraak gepleit.

3.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

Op 18 juni 2023 heeft een incident plaatsgevonden in [bedrijf] , een uitgaansgelegenheid aan de [adres 2] in [plaats] . Daarbij is aangeefster [slachtoffer] (hierna: [slachtoffer] ) gewond geraakt.
De rechtbank acht het tenlastegelegde niet wettig en overtuigend bewezen en zal verdachte vrijspreken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Voor een bewezenverklaring van het plegen van openlijk geweld is niet vereist dat elk van de deelnemers zich schuldig heeft gemaakt aan alle onderdelen van de tenlastelegging. Van het in vereniging plegen van geweld is sprake indien de betrokkene een voldoende significante of wezenlijke bijdrage levert aan het toegepaste geweld, zij het dat deze bijdrage zelf niet van fysiek gewelddadige aard hoeft te zijn. Er moet daarom sprake zijn van gedragingen die een significante of wezenlijke bijdrage hebben geleverd aan het geweld tegen [slachtoffer] .
Uit het dossier en hetgeen ter terechtzitting is besproken, leidt de rechtbank af dat verdachte samen met [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] in [bedrijf] op 18 juni 2023 is geweest. [slachtoffer] is daarbij door een of meerdere medeverdachten geslagen. Daarnaast is [slachtoffer] gekrabd, aan haar haren getrokken en op de grond gevallen.
De rechtbank moet de vraag beantwoorden of verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan openlijk geweld tegen [slachtoffer] door een significante bijdrage te leveren aan dit geweld. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend, omdat niet uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat verdachte een bijdrage heeft gehad aan het geweld zoals tenlastegelegd.
Verdachte heeft zowel bij de politie als ter terechtzitting stellig ontkend geweld te hebben gebruikt.
De rechtbank heeft ter zitting en in raadkamer de camerabeelden uitvoering en nauwkeurig bekeken. Zij ziet hierop het volgende. Nadat [slachtoffer] een onopzettelijke duw lijkt te krijgen van een onbekende derde, volgt er een gesprek tussen verdachte en [slachtoffer] . Dan mengt er zich een tweede vrouw in het gesprek. Deze tweede vrouw stapt in de richting van [slachtoffer] en geeft [slachtoffer] met platte hand een tik in het gezicht. [slachtoffer] reageert hierop door naar voren te stappen en haar arm te bewegen in de richting van de vrouw die de slaande beweging maakte. Vervolgens ontstaat er duw- en trekwerk tussen meerdere personen. Er dringen zich meerdere mensen om [slachtoffer] en verdachte heen. [slachtoffer] en verdachte lijken geen kant op te kunnen. Het valt de rechtbank op dat ook verdachte heen en weer wordt geduwd door anderen. De rechtbank kan aan de hand van de beelden niet met zekerheid vaststellen dat het verdachte is, die vervolgens meerdere malen (zoals beschreven in het proces-verbaal van bevindingen) duwt in de richting van [slachtoffer] . Er is op enig moment wel een duw van verdachte waarneembaar. De rechtbank kan echter op basis van deze beelden niet vaststellen of dit vanuit verdachte zelf kwam, of dat zij in de richting van [slachtoffer] werd gedrukt. Zowel [slachtoffer] als verdachte vallen daarna op enige afstand van elkaar op de grond. Wat zich op de grond heeft afgespeeld is niet waarneembaar op de beelden. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de rol en bijdrage van verdachte aan het gepleegde geweld, die door de verbalisant en getuige [getuige] aan verdachte wordt toegedicht, niet overeenkomt met wat op de beelden te zien is.
Concluderend is de rechtbank op basis van het thans voorliggende dossier, in het bijzonder de onduidelijke camerabeelden wat betreft de gedragingen van wat zich op de grond heeft afgespeeld, van oordeel dat dit geen duidelijk beeld geeft van de rol en handelingen van verdachte. Dit brengt mee dat de rechtbank niet buiten redelijke twijfel kan vaststellen dat de verdachte daadwerkelijk een significante of wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan het geweld. De rechtbank zal om die reden de verdachte vrijspreken van het ten laste gelegde feit.

4.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met het tenlastegelegde een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij heeft haar vordering ter zitting verminderd tot € 1.505,79 en €137,14 aan materiële schade en € 8.250,- aan smartengeld, alles vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht.
Overweging van de rechtbank
Nu de rechtbank niet tot een bewezenverklaring komt, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

5.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M.P.T. Blokhuis (voorzitter), mr. Y.M.J.I. Baauw en mr. M.S. de Vries, rechters, in tegenwoordigheid van mr. E. Wisseborn, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 6 februari 2025.