ECLI:NL:RBGEL:2025:11223

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
19 december 2025
Publicatiedatum
18 december 2025
Zaaknummer
05-206405-25
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zedenzaak wegens onvoldoende bewijs van seksuele handelingen

In deze zedenzaak heeft de Rechtbank Gelderland op 19 december 2025 uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van seksuele misdrijven tegen een slachtoffer. De tenlastelegging omvatte onder andere het brengen van de penis tussen de schaamlippen van het slachtoffer en het betasten van de borsten en schaamstreek. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken wegens onvoldoende wettig en overtuigend bewijs. De zaak kwam voort uit een incident dat plaatsvond op 23 april 2023, waarbij de verdachte en het slachtoffer elkaar hadden ontmoet via een datingapp. Tijdens de zitting werd duidelijk dat de verklaringen van zowel de aangeefster als de verdachte sterk uiteenliepen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen ooggetuigen waren en dat de beschuldigingen voornamelijk berustten op de verklaringen van de betrokken partijen. Het forensisch bewijs, waaronder DNA-analyse, bood onvoldoende steun voor de beschuldigingen. De rechtbank concludeerde dat er geen voldoende steunbewijs was om de verdachte te veroordelen. Daarnaast werd de benadeelde partij, het slachtoffer, niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, aangezien er geen bewezenverklaring was.

Uitspraak

RECHTBANK GELDERLAND
Team strafrecht
Zittingsplaats Arnhem
Parketnummer: 05/206405-25
Datum uitspraak : 19 december 2025
Tegenspraak
vonnis van de meervoudige kamer
in de zaak van
de officier van justitie
tegen
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 1984 in [geboorteplaats] (Irak),
wonende aan de [adres] , [postcode] in [woonplaats] ,
raadsman R.B. Venema, advocaat in Almere.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 5 december 2025.

1.De inhoud van de tenlastelegging

Aan verdachte is, ten laste gelegd dat:
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 23 april 2023 te Ermelo en/of Harderwijk, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere
feitelijkheid, [slachtoffer] te dwingen tot het ondergaan van een of meer handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten
- het brengen en/of bewegen van zijn, verdachtes, penis tussen de schaamlippen van die [slachtoffer] en/of
- het plaatsen van zijn, verdachtes, penis tegen de vagina en/of schaamlippen en/of benen van die [slachtoffer] en/of
- het over en/of onder de kleding betasten en/of aanraken van de borsten en/of schaamstreek van die [slachtoffer] , waarbij dat geweld en/of die één of meer andere feitelijkheden en/of die bedreiging met geweld en/of die één of meer andere feitelijkheden er in hebben bestaan dat verdachte
- ( terwijl verdachte en die [slachtoffer] samen in het bos waren) die [slachtoffer] heeft gevraagd zich om te draaien en/of
- ( vervolgens) zijn, verdachtes, broek en/of onderbroek naar beneden/omlaag heeft gedaan/getrokken en/of
- ( terwijl verdachte en die [slachtoffer] samen in de auto van verdachte zaten) de autostoelen waarop verdachte en/of die [slachtoffer] zaten naar achteren heeft gedaan/bewogen en/of
- ( onverhoeds) bovenop die [slachtoffer] is gaan liggen en/of
- ( nogmaals) zijn, verdachtes, broek en/of onderbroek naar beneden/omlaag heeft gedaan/getrokken en/of
- de jurk van die [slachtoffer] naar boven heeft gedaan/getrokken en/of
- misbruik heeft gemaakt van een uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of het uit verdachtes leeftijd voortvloeiende fysieke en/of geestelijke overwicht en/of
- ( meermalen) voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 242 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen op of omstreeks 23 april 2023 te Ermelo en/of Harderwijk, althans in Nederland, [slachtoffer]
door geweld of een andere feitelijkheid en/of bedreiging met geweld of een andere feitelijkheid, heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of meer ontuchtige handelingen, door
- ( terwijl verdachte en die [slachtoffer] samen in het bos waren) die [slachtoffer] te vragen zich om te draaien en/of
- ( vervolgens) zijn, verdachtes, broek en/of onderbroek naar beneden/omlaag te doen/trekken en/of
- ( terwijl verdachte en die [slachtoffer] samen in de auto van verdachte zaten) de autostoelen waarop verdachte en/of die [slachtoffer] zaten naar achteren te doen/bewegen en/of
- ( onverhoeds) bovenop die [slachtoffer] te gaan liggen en/of
- ( nogmaals) zijn, verdachtes, broek en/of onderbroek naar beneden/omlaag te doen/trekken en/of
- de jurk van die [slachtoffer] naar boven te doen/trekken en/of
- zijn, verdachtes, penis tegen de vagina en/of schaamlippen en/of benen van die [slachtoffer] te plaatsen en/of
- die [slachtoffer] boven en/of onder de kleding te betasten en/of aan te raken over de borsten en/of schaamstreek en/of
- misbruik te maken van een uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht en/of het uit verdachtes leeftijd voortvloeiende fysieke en/of geestelijke overwicht en/of
- ( meermalen) voorbij is gegaan aan de verbale en/of non-verbale signalen van verzet/weerstand en/of (aldus) voor die [slachtoffer] een bedreigende situatie heeft doen ontstaan;
( art 246 Wetboek van Strafrecht )

2.De standpunten

De officier van justitie en de verdediging hebben zich op het standpunt gesteld dat verdachte moet worden vrijgesproken van het tenlastegelegde.

3.Overwegingen ten aanzien van het bewijs

De rechtbank is net als de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat verdachte moet worden vrijgesproken van het hem primair en subsidiair tenlastegelegde.
De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
In algemene zin
In zedenzaken is het in het algemeen lastig te beoordelen of sprake is van wettig en overtuigend bewijs. Er zijn in veel gevallen geen ooggetuigen die het verhaal van het vermeende slachtoffer of het verhaal van de verdachte kunnen bevestigen. Vaak draait de beschuldiging om handelingen waarbij alleen het vermeende slachtoffer en de verdachte aanwezig waren. De verklaring van het vermeende slachtoffer staat dan tegenover die van de verdachte, net als in deze zaak. Bij de beoordeling van het bewijs moet de rechtbank enerzijds de betrouwbaarheid van de verklaring van het vermeende slachtoffer beoordelen, maar anderzijds ook beoordelen of er ander bewijs in het dossier zit dat die verklaring ondersteunt, en beoordelen of er tegenaanwijzingen (contra-indicaties) zijn. Deze kwesties hangen nauw samen.
Met betrekking tot de vraag of er voldoende wettig en overtuigend bewijs is voor de beschuldiging, geldt het volgende. Volgens de wet kan een beschuldiging niet alleen op grond van de verklaring van één getuige (vaak de verklaring van aangever c.q. vermeend slachtoffer) worden bewezen (de ‘bewijsminimumregel’). Ook niet als de rechtbank deze verklaring betrouwbaar vindt. Er moet altijd ander bewijs (steunbewijs) in het dossier zitten. Of sprake is van voldoende steunbewijs is afhankelijk van de omstandigheden van het geval.
Volgens de Hoge Raad moet deze bewijsminimumregel in zedenzaken niet zo uitgelegd worden dat vereist is dat de handelingen – laat staan
iederehandeling – die op de beschuldiging staan als zodanig bevestiging vinden in ander bewijsmateriaal, maar is het voldoende wanneer de verklaring van aangeefster op bepaalde punten bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen. Die andere bewijsmiddelen moeten dan wel afkomstig zijn uit een andere bron dan de aangeefster.
Vaak staan de verklaringen van aangever en van verdachte tegenover elkaar en het is dan aan de rechtbank om, in het licht van het hele dossier, te beslissen of er voldoende betrouwbaar bewijs is om de beschuldiging overtuigend bewezen te achten.
Beoordeling
De verklaring van aangeefster
In deze zaak heeft aangeefster verklaard dat zij verdachte op 21 april 2023 had leren kennen via de datingapp voor moslims, Muzz. Verdachte en zij hadden op 23 april 2023 afgesproken. Verdachte pikte haar met de auto op van het station in Harderwijk en op het station stapte zij bij hem in. Ze reden een stukje en stopten toen bij een bos om te gaan wandelen. Na een stukje gewandeld te hebben, zou verdachte haar hebben gevraagd zich om te draaien en toen ze dat deed, zou verdachte zijn broek en onderbroek naar beneden hebben getrokken. Aangeefster zou hebben gezegd dat ze dat echt niet wilde. Het is voor
voor Moslims een grote zonde om het voor het huwelijk te doen, zo vertelde zij aan verdachte. Verdachte zou vervolgens zijn broek en onderbroek weer naar boven hebben getrokken en samen zouden ze naar de auto zijn gelopen. Aangeefster verklaarde dat verdachte, toen ze weer in de auto zaten, eerst zijn eigen stoel en daarna aangeefsters stoel naar achteren zou hebben gedaan. Verdachte zou toen bovenop haar zijn komen liggen. Aangeefster verklaarde dat verdachte zijn broek naar beneden deed en dat hij haar jurk naar boven begon te trekken. Zij duwde hem toen van haar af. Zij denkt dat zij toen aan het huilen was en ze probeerde hem van haar af te duwen. Ze begon te zeggen: ‘wat doe je, dit wil ik niet.’ Verdachte zou haar vervolgens hebben geprobeerd te penetreren met zijn geslachtsdeel. Zij verzette zich hier erg tegen. Uiteindelijk zou hij niet tussen de schaamlippen van aangeefster zijn geweest, maar zat hij wel tegen de grote schaamlippen aan. Hij zou zichzelf hebben afgetrokken en ze denkt dat hij ook klaar is gekomen. Ze zou nog hebben gezegd: ‘je bent ook nog eens op mij klaargekomen’, waarop verdachte zou hebben gezegd: ‘nee dat is voorvocht’. Vervolgens zou hij aangeefster naar het station hebben gereden en haar daar hebben afgezet. Volgens aangeefster leek hij zich van geen kwaad bewust.
De verklaring van verdachte
Verdachte heeft ter zitting, en met kennis van het dossier, verklaard dat het klopt dat hij op 23 april 2025 met aangeefster had afgesproken en dat aangeefster en hij elkaar hadden leren kennen via de datingapp Muzz. Hij zou haar hebben opgepikt op het station in Harderwijk en daarna zouden ze in een park zijn gaan wandelen. In het park zou er zijn gekust en geknuffeld, maar meer dan dat zou er niet zijn gebeurd. Op enig moment zou aangeefster op verdachte zijn gaan zitten in de auto. Toen aangeefster echter hoorde dat verdachte getrouwd was, zou ze boos zijn geworden en afstandelijk. Verdachte heeft aangeefster toen weer op het station in Harderwijk afgezet. Ter zitting heeft verdachte verklaard dat hij niet zijn broek en onderbroek heeft laten zakken of haar jurk omhoog getrokken. Hij heeft zeker niets tegen haar wil gedaan.
De rechtbank stelt vast dat de lezing van aangeefster en verdachte overeenstemmen ten aanzien van de aanloop van de ontmoeting, de plek van ontmoeting en deels het verloop ervan, maar afwijken als het gaat om de ontuchtige handelingen die verdachte worden verweten.
Het forensisch technisch bewijs
Het dossier bevat daarnaast een onderzoek door het NFI naar lichaamssporen die zijn aangetroffen op de kleding van aangeefster.
De onderbroek en de jurk van aangeefster zijn door het NFI onderzocht op sporen.
- Op de buitenzijde van de onderbroek van aangeefster, ter hoogte van het kruis, is een DNA-mengprofiel aangetroffen, waarbij het DNA afkomstig kan zijn verdachte [verdachte] . De bewijskracht hiervan is meer dan 1 miljard. Niet is gebleken dat dit DNA-spoor sperma bevat of aanwijzingen voor sperma. Er was een aanwijzing voor de aanwezigheid van spermavloeistof aan de achterzijde, buitenzijde van het ondergoed. Maar dat was onvoldoende om te beoordelen of het spoor daadwerkelijk sperma bevatte en van wie de mogelijke spermavloeistof afkomstig was.
- Aan de binnenzijde van de onderbroek, ter hoogte van het kruis is ook een DNA-mengprofiel aangetroffen. Dat DNA bevat wel sporen van spermavloeistof, maar die zijn van een onbekende man A, dus niet van verdachte. Verder zijn er op de jurk, ook ter hoogte van de borst, wel DNA-sporen aangetroffen van verdachte, maar zijn daarbij geen sporen aangetroffen van sperma.
De nadere beoordeling van het forensisch bewijs
Het DNA van verdachte dat is aangetroffen, past zowel in het verhaal van aangeefster als dat van verdachte. Verdachte ontkent niet dat zij met elkaar geknuffeld hebben, waardoor zijn DNA op verschillende kledingstukken terecht kan zijn gekomen. Er is geen sperma van verdachte aangetroffen. De aanwezigheid van DNA (in het bijzonder spermavloeistof) van een onbekende man A wordt niet verklaard door de verklaring van aangeefster.
In dit verband is verder van belang dat DNA overdraagbaar is. DNA kan via voorwerpen of door handelingen, zoals het aanraken van voorwerpen, worden overgedragen. Het feit dat DNA op de buitenzijde van aangeefsters onderbroek is aangetroffen dat matcht met het DNA van verdachte is daarom voor de rechtbank ook onvoldoende om het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen te achten. Daarbij speelt ook een rol dat aangeefster haar kleding na thuiskomst kennelijk heeft uitgedaan en op de grond heeft gegooid, waarna het later door een agent in beslag is genomen. Hoe dit precies gebeurd is en of daarbij alle voorgeschreven zorgvuldigheidsmaatregelen ter voorkoming van contaminatie in acht zijn genomen, blijkt niet uit het dossier.
Tot slot is van belang dat de zus van aangeefster, die aangeefster had geappt ten tijde van het incident en direct daarna had gesproken, niet is gehoord. Aangeefsters moeder en haar vriend zijn wel gehoord en hoewel aangeefsters moeder bevestigt dat ze overstuur thuis kwam, wat zou kunnen gelden als steunbewijs, verklaart de vriend van aangeefster moeder dat er niets aan aangeefster te merken was, toen ze thuiskwam.
Gelet op het al het bovenstaande, in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat er niet voldoende steunbewijs van voldoende gewicht is om wettig en overtuigend bewezen te verklaren dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.

4.De beoordeling van de civiele vordering

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft in verband met het feit een vordering tot schadevergoeding ingediend. De benadeelde partij vordert € 30.000,- aan smartengeld, vermeerderd met de wettelijke rente. Verder is om oplegging van de schadevergoedingsmaatregel verzocht. Ter zitting is verzocht om een bedrag van € 2.500,- toe te wijzen en het overige niet-ontvankelijk te verklaren.
Overweging van de rechtbank
Nu de rechtbank niet tot een bewezenverklaring komt, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering.

5.De beslissing

De rechtbank:
 spreekt verdachte vrij van het tenlastegelegde;
 verklaart de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door mr. Y. Rikken (voorzitter), mr. F.J.H. Hovens en mr. R.D. Leen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. L.L.M. van Schaik, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 19 december 2025.