ECLI:NL:RBGEL:2025:11027

Rechtbank Gelderland

Datum uitspraak
16 december 2025
Publicatiedatum
16 december 2025
Zaaknummer
11940933 \ VV EXPL 25-73
Instantie
Rechtbank Gelderland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot wedertewerkstelling van werknemer na non-actiefstelling door werkgever in het kader van bijzondere omstandigheden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Gelderland op 16 december 2025 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer, [eiser], en zijn werkgever, Nexperia B.V. De werknemer was op non-actief gesteld en vorderde wedertewerkstelling. De kantonrechter oordeelde dat de vordering tot wedertewerkstelling werd afgewezen. De afwijzing was gebaseerd op bijzondere omstandigheden aan de zijde van de werkgever, waaronder een ingrijpende reorganisatie en het ingrijpen van de Minister van Economische Zaken en de Ondernemingskamer. De werknemer had een belangrijke functie binnen het bedrijf en was nauw betrokken bij de beslissingen van de geschorste CEO, [betrokkene 4]. De kantonrechter oordeelde dat de non-actiefstelling gerechtvaardigd was gezien de crisis waarin Nexperia zich bevond en de rol van de werknemer in het beleid van de CEO. De kantonrechter concludeerde dat de belangen van de werkgever zwaarder wogen dan die van de werknemer, die op dat moment ook arbeidsongeschikt was. De vordering tot wedertewerkstelling werd afgewezen, en de proceskosten werden gecompenseerd.

Uitspraak

RECHTBANKGELDERLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Arnhem
Zaaknummer: 11940933 \ VV EXPL 25-73
Vonnis in kort geding van 16 december 2025
in de zaak van
[eiser],
wonende te [plaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigden: mr. S.A. Tan en mr. T.J.H. de Jong,
tegen
NEXPERIA B.V.,
gevestigd te Nijmegen,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Nexperia,
gemachtigden: mr. Y.H. Dissel en mr. L.P.L. van den Hof,

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 21 november 2025 met producties 1 tot en met 9
- de akte aan de zijde van [eiser] van 27 november 2025 met producties 10 tot en met 12
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 28
- de akte met producties 29 en 30 aan de zijde van Nexperia.
1.2.
In overleg met beide partijen is de procedure behandeld bij de rechtbank Gelderland, locatie Arnhem in plaats van Nijmegen. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 2 december 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn bijgehouden. [eiser] is verschenen, bijgestaan door mr. S.A. Tan en mr. T.J.H. de Jong. Nexperia is bijgestaan door mr. Y.H. Dissel en mr. L.P.L. van den Hof en vertegenwoordigd door de heer [betrokkene 1] en de heer [betrokkene 2] . Partijen hebben over en weer hun standpunten toegelicht, de gemachtigden aan de hand van spreekaantekeningen.
1.3.
De mondelinge behandeling heeft gelijktijdig plaatsgevonden met de mondelinge behandeling in de zaak met kenmerk 11940967 \ VV EXPL 25-74 die mevrouw [betrokkene 3] voert tegen Nexperia. Het vonnis in die zaak is op gezamenlijk verzoek van partijen aangehouden.
1.4.
De datum van het vonnis is bepaald op vandaag.

2.De feiten

2.1.
Nexperia is wereldwijd een marktleider in de ontwikkeling en productie van halfgeleiders. Nexperia heeft vestigingen in Europa, Azië en de Verenigde Staten en telt wereldwijd meer dan 12.500 werknemers. In Nederland zijn bij Nexperia op dit moment 345 personen werkzaam.
2.2.
Nexperia is van origine een afsplitsing van de Philips Groep en een 100% dochteronderneming van Nexperia Holding B.V. Hiermee maakt Nexperia onderdeel uit van de Nexperia Groep. In 2019 is de Nexperia Groep overgenomen door Wingtech en inmiddels is Nexperia Holding B.V. indirect een 100% dochteronderneming van Wingtech Technology China (hierna: Wingtech).
2.3.
Wingtech is opgericht door de heer [betrokkene 4] (hierna: [betrokkene 4] ). Op 25 maart 2020 is [betrokkene 4] benoemd als CEO van Nexperia.
2.4.
[eiser] treedt op 1 februari 2023 in dienst bij Nexperia in de functie van Head of Talent Acquisition. In de jaren daarvoor is hij werkzaam bij de Chinese tak van de Nexperia Groep.
2.5.
De arbeidsomvang van [eiser] bedraagt 40 uur per week. Het salaris bedraagt volgens de arbeidsovereenkomst € 175.000,00 bruto per jaar, inclusief vakantiebijslag, te vermeerderen met een maximale bonus van 40% van het bruto jaarsalaris.
2.6.
Uit de functieomschrijving volgt dat de Head of Talent Aquisition verantwoordelijk is voor het binnenhalen van de beste talenten uit de arbeidsmarkt. De Head of Talent Acquisition geeft leiding aan een internationaal team van recruiters, is verantwoordelijk voor de recruitment-strategie, belegt team meetings binnen het recruitment team en besluit over het gebruik van externe recruiters. In deze rol rapporteert de Head of Talent Aquisition aan het hoofd HR (CHRO).
2.7.
In de arbeidsovereenkomst van [eiser] staat:
“(…)1.1. The Senior Director is appointed as Head of Talent Acquisition effective 1 February 2023 or another date to be agreed upon. The Senior Director reports to [betrokkene 4] , CEO.(…)”
2.8.
Op 30 september 2025 kondigt de Minister van Economische Zaken (hierna: de Minister) met een beroep op de Wet beschikbaarheid goederen (Wbg) een bevel af ten aanzien van Nexperia. In een brief van 14 oktober 2025 aan de Tweede Kamer licht de Minister deze beslissing als volgt toe:
“(…)Nexperia vervult een cruciale rol in het Nederlandse en Europese halfgeleiderecosysteem en is van groot economisch veiligheidsbelang vanwege de cruciale marktpositie in de chipindustrie door zowel de omvang van het marktaandeel in het relevante marktsegment, de faciliteiten in Europa als de intellectuele eigendomsrechten in de eigen productsegmenten. Het hoofdkantoor staat in Nederland en er zijn belangrijke productieonderdelen en R&D-faciliteiten in Europa en Azië.
Vanaf eind 2023 heeft Nexperia op eigen initiatief gesprekken gevoerd met het ministerie van Economische Zaken (EZ) om economische veiligheidszorgen rond Nexperia op vrijwillige en constructieve wijze gezamenlijk te adresseren. Deze gesprekken verliepen voortvarend, en ik heb zelf ook een gesprek gehad met de CEO van het bedrijf over dit onderwerp.
Verdenking van bestuurlijke tekortkomingen bij Nexperia met gevolgen voor een cruciale sector voor de Nederlandse en Europese economie
Recentelijk heb ik serieuze signalen ontvangen van bestuurlijke tekortkomingen binnen Nexperia, voortkomend uit specifieke handelingen van de CEO. Deze tekortkomingen vormen een acute en ernstige bedreiging voor de continuïteit van het bedrijf en aldus het behoud van cruciale technologische kennis, alsook van productie- en ontwikkelcapaciteiten in Nederland en Europa. Deze tekortkomingen zien onder andere op de oneigenlijke verplaatsing van productiecapaciteit, financiële middelen en intellectuele eigendomsrechten naar een buitenlandse entiteit die eigendom is van de CEO en die niet aan Nexperia verbonden is. Dit bracht risico’s met zich mee op het weglekken van kennis en daarmee het verlies van toekomstige productiecapaciteit die onder andere cruciaal is voor de Europese auto-, consumentenelektronica- en defensie-industrie. De tekortkomingen hebben ook, hoewel in mindere mate relevant, invloed gehad op de lopende gesprekken tussen mijn ministerie en Nexperia.
Gezien de aard en ernst van deze signalen over de geschetste tekortkomingen ben ik van oordeel dat er sprake was van mogelijk aanzienlijke gevolgen voor de Nederlandse en Europese economie, en daarmee een dreiging voor de economische veiligheid. Het doel van het nu opgelegde bevel is om deze risico’s weg te nemen en de stabiliteit van het bedrijf te waarborgen, teneinde een risicovolle strategische afhankelijkheid te voorkomen. Hiermee is naar mijn oordeel deze uitzonderlijke inzet van de Wbg gerechtvaardigd, waarbij dat het alle belanghebbenden vanzelfsprekend vrij staat om hiertegen in bezwaar te gaan. (…)”
2.9.
Bij beschikkingen van 7 en 8 oktober 2025 treft de Ondernemingskamer onmiddellijke voorzieningen, waarbij zij [betrokkene 4] schorst als (niet-)uitvoerende bestuurder en de heer [betrokkene 5] benoemt tot niet-uitvoerende bestuurder van zowel Nexperia Holding als Nexperia. Verder beslist de Ondernemingskamer dat het beheer van de aandelen van Nexperia Holding B.V. ten titel van beheer worden overgedragen aan een derde. In de uitspraak van 13 oktober 2025 [1] licht de Ondernemingskamer de beschikkingen van 7 en 8 oktober 2025 verder toe.
2.10.
Op 12 oktober 2025 meldt [eiser] zich met ingang van 13 oktober 2025 ziek.
2.11.
Op 14 oktober 2025 bespreekt de heer [betrokkene 1] , HR Director bij Nexperia, met [eiser] dat Nexperia heeft besloten om de arbeidsovereenkomst met [eiser] te beëindigen.
2.12.
Per e-mail van 16 oktober 2025 bevestigt de heer [betrokkene 1] dit aan [eiser] en doet hem een voorstel voor een beëindigingsregeling waarvan een vrijstelling van werk onderdeel uitmaakt:
“(…)Following our earlier conversation on Tuesday Oktober 14, we would like to inform you of the following.
A great deal has happened within our organisation over the past period. Now that the dust is settling, the intervention of the Dutch Enterprise Chamber and the Dutch government make it clear that the course taken by the organisation in recent times has been misguided. This has had far-reaching and negative consequences, leading Nexperia into an unprecedented crisis. The survival of our organisation is currently under pressure, and it is crucial that decisive action is taken. The actions and choices of (part of) Nexperia’s management over the past period have been in direct conflict with careful and responsible business operations. In light of this, it is evident that a significant change of the direction of the company is crucial.
Given your role, and position on Nexperia’s HR management, we have concluded that there is a significant difference of opinion regarding the (new) direction in which the organisation should move. Nexperia therefore no longer has confidence in your ability to act as a leading force for the intended change and to convey this with complete conviction, especially since you hold one of the leading roles within the HR organisation. In view of this, Nexperia sees no other option than to terminate your employment agreement.
Nexperia prefers to terminate your employment in an amicable manner. In light of this, we would like to make you an offer to terminate your employment agreement by means of a settlement, of which you find our proposed conditions below. If it turns out to be unfeasible, Nexperia will be compelled to seek termination through the intervention of the court. Incidentally, it should be noted that you recently reported sick. In Nexperia’s view, this does not prevent the termination of your employment agreement. The reasons for the intended termination of your employment are in no way related to your illness. That said, we hope that legal proceedings will not be necessary and that we can resolve this matter in a constructive manner.
To achieve a mutually agreed termination, Nexperia is prepared to offer you a termination agreement based on the social plan. In concrete terms, this entails (among others) the following:
  • An end date, taking into account the safety net period of 4 months, resulting in an end date of 1 March 2026;
  • Garden leave on full pay (except cost compensations) until the end date;
(…)”
2.13.
Bij brief van 23 oktober 2025 heeft (de gemachtigde van) [eiser] Nexperia gevraagd om [eiser] toe te laten de overeengekomen werkzaamheden te verrichten. Nexperia heeft daarmee niet ingestemd.
2.14.
Nexperia heeft aangekondigd dat zij – zodra de verhinderdata van de gemachtigden van [eiser] zijn ontvangen – een verzoekschrift zal indienen waarin de kantonrechter zal worden verzocht de arbeidsovereenkomst te ontbinden.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert dat de kantonrechter, optredende als voorzieningenrechter, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Nexperia veroordeelt:
I. om [eiser] binnen 24 uur na betekening van het vonnis in de gelegenheid te stellen zonder enige beperking de bedongen arbeid op de gebruikelijke en overeengekomen wijze te verrichten, waaronder mede te verstaan volledige toegang tot de (digitale) systemen en gebruikmaking van de gebruikelijke bedrijfseigendommen, op straffe van een dwangsom van € 25.000,00 ineens, te vermeerderen met € 2.500,00 voor iedere dag of gedeelte daarvan dat Nexperia in gebreke is aan de veroordeling te voldoen,
II. in de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag dat de op non-actiefstelling door Nexperia onrechtmatig is omdat hiervoor geen redelijke, laat staan zwaarwegende, grond bestaat. Nexperia heeft [eiser] niet geïnformeerd over de redenen voor een non-actiefstelling. [eiser] vermoedt echter dat de op non-actiefstelling verband houdt met het bevel van de Minister en het ingrijpen door de Ondernemingskamer. [eiser] is niet bekend met andere recente vergelijkbare gevallen waarbij niet-Chinese werknemers binnen Nexperia worden bedreigd met ontslag en daarom op non-actief zijn gesteld. Dit, in combinatie met de op non-actiefstelling van Chinese werknemers van Nexperia in Duitsland, maakt dat er een concreet vermoeden is dat sprake is van discriminatie op grond van ras. Als de non-actiefstelling is gelegen in het ontslagvoornemen van Nexperia, dan stelt [eiser] dat Nexperia in haar e-mail van 16 oktober 2025 aangeeft dat de interventie van de Ondernemingskamer en de Nederlandse overheid in Nexperia moet leiden tot een koerswijziging. Wat deze koerswijziging inhoudt weet [eiser] niet. Voor [eiser] is evenmin duidelijk waarom Nexperia er geen vertrouwen in heeft dat [eiser] in zijn functie uitvoering kan geven aan deze nieuwe koers.
In alle gevallen stelt [eiser] dat hij de ontbindingsprocedure niet thuis wil afwachten. Hij doet zijn werk met veel plezier en succes en haalt hier veel voldoening uit. Bovendien is het werk ook belangrijk voor zijn verblijfsstatus als kennismigrant.
3.3.
Nexperia voert als verweer aan dat de situatie waarin haar organisatie zich momenteel bevindt, uniek en ongekend is. Nog niet eerder hebben de Minister en de Ondernemingskamer vrijwel tegelijk ingegrepen in het bestuur van een onderneming, hetgeen tot grote geopolitieke spanningen heeft geleid en wereldwijd voor problemen zorgt binnen diverse industrieën. [eiser] heeft de afgelopen jaren de rol van spreekbuis en/of stroman van [betrokkene 4] op zich genomen. Beslissingen die door [betrokkene 4] zijn genomen, bijvoorbeeld om de organisatie herhaaldelijk te herstructureren, om hoge functionarissen die tegengas geven te ontslaan en om het Nederlandse hoofdkantoor in belang te doen afnemen, zijn feitelijk door [eiser] uitgedragen en geïmplementeerd. [eiser] was degene die men terugzag op de werkvloer, die men persoonlijk kende en die als zodanig bekend stond als een van de spreekbuizen en rechterhanden van [betrokkene 4] . [eiser] heeft, met het uitvoeren en medebepalen van het beleid onder [betrokkene 4] , laten zien dat hij fundamenteel anders kijkt naar de wijze waarop Nexperia zou moeten worden bestuurd dan de huidige bestuurders. Nexperia heeft er geen vertrouwen in dat [eiser] kan bijdragen aan de benodigde koerswijziging, terwijl het juist van groot belang is dat in de onderhavige crisis zo snel mogelijk afscheid wordt genomen van de negatieve impact van het beleid onder [betrokkene 4] . Gezien de stromanpositie van [eiser] is beëindiging van de arbeidsovereenkomst met [eiser] noodzakelijk en onvermijdelijk geworden. Vooruitlopend op de beoogde ontbinding van de arbeidsovereenkomst is de op non-actiefstelling gerechtvaardigd, aldus Nexperia.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Inleiding
4.1.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De kantonrechter moet daarom eerst beoordelen of [eiser] ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang heeft en of het geschil zich leent voor beoordeling in een kort geding. Daarnaast geldt dat de kantonrechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
Spoedeisend belang
4.2.
Het spoedeisend belang van [eiser] is gelegen in de aard van de vordering.
Geschikt voor kort geding
4.3.
Nexperia heeft zich op het standpunt gesteld dat het onderhavige geding zich niet leent voor een kort geding. Zij wijst hiervoor op de complexiteit van de zaak en de situatie waarin Nexperia zich thans bevindt. De kantonrechter is van oordeel dat geen sprake is van een situatie zoals bedoeld in artikel 256 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Hoewel de achtergrond van de crisis bij Nexperia complex is, is de beoordeling van de non-actiefstelling in het licht van de door Nexperia beoogde ontbinding van de arbeidsovereenkomst dat niet en leent deze zaak zich prima voor een beoordeling in kort geding.
Juridisch kader wedertewerkstelling
4.4.
De kantonrechter stelt voorop dat een arbeidsovereenkomst recht geeft op loon, maar niet zonder meer recht geeft op het mogen verrichten van arbeid. Bij een non-actiefstelling blijft de werkgever in beginsel verplicht om het loon te voldoen, zodat de werknemer geen financiële hinder ondervindt van de keuze van een werkgever om de werknemer niet meer toe te laten tot de werkplek. Desondanks geldt dat voor een ingrijpende maatregel als een op non-actiefstelling slechts grond is als sprake is van dusdanig zwaarwegende omstandigheden dat van de werkgever in redelijkheid niet langer gevergd kan worden dat hij de werknemer tot de bedongen arbeid toelaat. De toewijsbaarheid van een vordering van een werknemer om in de gelegenheid gesteld te worden de overeengekomen arbeid te verrichten, moet worden beoordeeld aan de hand van de algemene maatstaf van goed werkgeverschap van artikel 7:611 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Deze maatstaf brengt mee dat de toewijsbaarheid van een vordering tot wedertewerkstelling afhangt van de aard van de dienstbetrekking, de overeengekomen arbeid en van de bijzondere omstandigheden van het geval. [2]
4.5.
In dit kader is onder meer van belang of het aannemelijk is dat de bodemrechter het verzoek van Nexperia tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met [eiser] zal toewijzen. Daartoe moet Nexperia aannemelijk maken dat sprake is van een redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst als bedoeld in artikel 7:671b lid 1 juncto artikel 7:669 lid 3 BW en dat zij daarnaast op grond van de algemene maatstaf van goed werkgeverschap [eiser] redelijkerwijs op non-actief kon stellen.
De omstandigheden binnen Nexperia en de rol van [betrokkene 4]
4.6.
Niet in geschil is dat de onderneming van Nexperia zich in onrustig vaarwater bevindt. In het voorjaar van 2025 is onder de naam “Delta” een grootschalige reorganisatie doorgevoerd. Kort daarna volgde in september 2025 het directe ingrijpen van de Minister in de onderneming van Nexperia op grond van de Wbg, gevolgd door het ingrijpen van de Ondernemingskamer, waarbij [betrokkene 4] is geschorst als CEO en bestuurder van Nexperia.
4.7.
Uit de brief van de Minister van 14 oktober 2025 volgt dat Nexperia eind 2023 reeds contact heeft gezocht met het Ministerie van Economische Zaken, met als doel het verkrijgen van steun en erkenning van de Nederlandse overheid. Om dat te kunnen realiseren zijn afspraken gemaakt die zagen op het aanpassen van de governance van Nexperia en het behouden van de Nederlandse c.q. Europese identiteit. Volgens Nexperia werd het belang hiervan prangender toen de aandeelhouder van Nexperia, Wingtech, op de zogenaamde US Entity List werd geplaatst, waarna zij werd onderworpen aan verstrekkende handelsbeperkingen. In september 2025 werd bekend dat dit ook gevolgen zou hebben voor Nexperia zelf en dat ook de Nexperia Groep zou worden onderworpen aan handelsbeperkingen, als er geen wijzigingen in de structuur zouden worden doorgevoerd.
4.8.
Uit de uitspraak van de Ondernemingskamer, strekkende tot schorsing van [betrokkene 4] , volgt dat naar het voorlopig oordeel van de Ondernemingskamer gegronde redenen aanwezig zijn om te twijfelen aan de juistheid van het door [betrokkene 4] gevoerde beleid en een juiste gang van zaken bij Nexperia.
Het oordeel heeft in de eerste plaats betrekking op tegenstrijdig belang. Dat [betrokkene 4] een indirect belang in Nexperia heeft van 15% en tegelijkertijd een controlerend belang in WSS [3] , betekent volgens de Ondernemingskamer dat [betrokkene 4] ten aanzien van transacties tussen Nexperia en WSS te maken heeft met onverenigbare belangen, waarbij in redelijkheid kan worden betwijfeld of hij zich bij zijn handelen als bestuurder van Nexperia uitsluitend heeft laten leiden door het belang van Nexperia en haar onderneming. De Ondernemingskamer verwijst naar zeer grote orders die in 2025 door Nexperia werden geplaatst bij WSS, in een omvang die Nexperia niet nodig heeft en die – gelet op de omvang – in feite zouden zijn geplaatst om uiteindelijk te vernietigen.
Een tweede grond voor twijfel aan een juist beleid en gang van zaken is volgens de Ondernemingskamer gelegen in het niet opvolgen van toezeggingen aan de Staat om de governance van Nexperia te wijzigen in het kader van de plaatsing op de US Entity List. De Ondernemingskamer overweegt dat nakoming van die toezeggingen evident in het belang was van Nexperia omdat het Ministerie daarmee een argument kon worden verschaft jegens de autoriteiten in de Verenigde Staten om de handelsbeperkingen niet ook op Nexperia van toepassing te verklaren. De Ondernemingskamer heeft niet kunnen vaststellen dat [betrokkene 4] , behoudens het terugtreden van zijn zus als bestuurder, enige maatregel heeft getroffen om de nadelige gevolgen van de invloed van Wingtech op Nexperia en haar onderneming tegen te gaan. De Ondernemingskamer verwijst bijvoorbeeld naar het zonder zakelijke toelichtingen intrekken van de betalingsbevoegdheden van de CFO en twee andere financiële sleutelfunctionarissen binnen Nexperia. In plaats daarvan werd een bankvolmacht verleend aan personen zonder financiële ervaring. Volgens de Ondernemingskamer grenst een dergelijke handelwijze, voor een onderneming van de orde van grootte van Nexperia, aan roekeloosheid. Tot slot verwijst de Ondernemingskamer naar de aanzegging van ontslag aan enkele sleutelfunctionarissen uit het EMT (Executive Management Team), zonder de OR daarover te informeren en het voorgenomen ontslag van de statutair bestuurder van Nexperia, waarin de OR ook niet was gekend.
Er is een redelijke grond voor non-actiefstelling
4.9.
Uit de overwegingen die ten grondslag liggen aan de beslissing van de Ondernemingskamer om [betrokkene 4] te schorsen, het besluit van de Minister van Economische Zaken en de nadien ontstane onrust op de internationale markt, volgt dat sprake is van een extreem bijzondere situatie. Een situatie waarin [betrokkene 4] als CEO van een onderneming, welke onderneming van groot belang is voor de Nederlandse en Europese economie, naar het oordeel van de kantonrechter beslissingen heeft genomen die haaks staan op de afspraken gemaakt met de Nederlandse overheid over bijvoorbeeld het proberen te voorkomen van de handelsbeperkingen als gevolg van de US Entity List. Een situatie waarin de handelwijze van de CEO door de Ondernemingskamer is betiteld als grenzend aan roekeloosheid. In deze procedure moet naar het oordeel van de kantonrechter daarom worden beoordeeld wat de handelwijzen van [betrokkene 4] betekenen voor de positie van de mensen die dichtbij [betrokkene 4] stonden, zoals in dit geval [eiser] .
4.10.
In het bestek van deze kortgedingprocedure is, voorshands oordelend, komen vast te staan dat sprake was van een intensieve samenwerking tussen [eiser] en [betrokkene 4] . [eiser] bekleedde een HR-rol en was vanuit die positie betrokken bij de implementatie en uitvoering van beslissingen die op EMT-niveau door [betrokkene 4] werden genomen, hetgeen in een organisatie met een structuur als die van Nexperia, waarin [betrokkene 4] ook de rol van CHRO vervuld, op zichzelf niet uitzonderlijk is. De intensieve samenwerking is ook het gevolg van de taalbarrière tussen [betrokkene 4] en Nexperia. [eiser] heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat omdat hij vloeiend Engels en Mandarijn spreekt, en [betrokkene 4] niet, [betrokkene 4] regelmatig zaken of mededelingen aan hem delegeerde. Zo werd hem bijvoorbeeld gevraagd om een beslissing van [betrokkene 4] over de wijziging van het thuiswerkbeleid, terug te koppelen binnen de organisatie.
4.11.
De intensieve betrokkenheid van [eiser] bij de voor de organisatie zeer ingrijpende ontslagvoornemens van de EMT-leden [betrokkene 6] (CLO), [betrokkene 7] (CFO) en [betrokkene 8] (COO) van Nexperia ligt echter minder voor de hand vanuit enkel en alleen een rol als vertaler of spreekbuis van [betrokkene 4] . Deze betrokkenheid van [eiser] volgt bijvoorbeeld uit de e-mail van 15 september 2025 waarin aan [eiser] wordt gevraagd naar de rollen van [betrokkene 6] die zouden vrijkomen als gevolg van zijn ontslag. Ook wordt op 29 september 2025 door de heer [betrokkene 1] aan [eiser] bericht dat voor het ontslag van de statutair bestuurder de Ondernemingsraad geraadpleegd had moeten worden. Verder e-mailt [eiser] op 2 oktober 2025:
“Please hold on all the conversations with [betrokkene 6] , [betrokkene 7] , [betrokkene 8] until new guidance”.
4.12.
Of [eiser] nu betrokken was als vertrouweling van [betrokkene 4] of als spreekbuis van [betrokkene 4] , feit is dat [eiser] betrokken was bij een beslissing die zo diep ingreep in de organisatie van Nexperia, dat dit voor de Ondernemingskamer één van de dragende redenen was om [betrokkene 4] voorlopig te schorsen. Niet gesteld of gebleken is dat [eiser] op enig moment daarin zelf positie heeft genomen in die zin dat hij zich heeft uitgesproken tegen deze beslissing van [betrokkene 4] . Dit terwijl op hem als werknemer ook een zelfstandige verantwoordelijkheid rust om beslissingen die je om wat voor reden dan ook moet uitvoeren, niet uit te voeren als dat evident in strijd is met het bedrijfsbelang. Op z’n minst kan worden verlangd dat een werknemer in een positie als die van [eiser] daarover eerst kritische vragen stelt. Niet is gebleken dat [eiser] daarin zijn verantwoordelijkheid heeft genomen.
4.13.
Naast het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat binnen Nexperia het beeld bestaat dat [eiser] binnen Nexperia de stem was van [betrokkene 4] . Daarbij merkt de kantonrechter wel op dat niet is komen vast te staan dat [eiser] daadwerkelijk een stroman was van [betrokkene 4] . Desondanks is voorstelbaar dat het beeld dat over [eiser] is ontstaan als de stem van [betrokkene 4] , in combinatie met de bekritiseerde handelwijzen van [betrokkene 4] voor zeer veel onrust heeft gezorgd, terwijl Nexperia er juist bij gebaat is om rust te creëren om de storm waarin zij verkeert het hoofd te kunnen bieden. Terugkeer van [eiser] zou binnen en buiten Nexperia de indruk kunnen wekken dat – hoe onterecht die indruk wellicht ook is – [betrokkene 4] via hem zijn stem weer kan laten horen binnen Nexperia.
4.14.
De kantonrechter is voorshands van oordeel dat de voorgaande omstandigheden, gelet op de uitzonderlijke situatie waarin Nexperia op dit moment verkeert, voldoende reden is om [eiser] op non-actief te stellen. Door de e-mail van 16 oktober 2025 (zie randnummer 2.12 van dit vonnis) moet het [eiser] ook duidelijk zijn geweest dat die omstandigheden ten grondslag lagen aan zijn non-actiefstelling. Ook is aannemelijk dat de bodemrechter gelet op de hiervoor geschetste bijzondere omstandigheden van dit geval de arbeidsovereenkomst ontbindt. Daarbij neemt de kantonrechter in ogenschouw dat Nexperia heeft gemotiveerd wat haar belang is om rust te bewaren binnen de onderneming, zowel intern als extern en het belang om allen die nauw betrokken waren bij [betrokkene 4] , althans die met hem samenwerkten, of voor hem werkten, in elk geval gedurende de beëindigingsprocedure niet te laten werken. Dit belang van Nexperia, gelet op de crisis waarin zij verkeert, weegt zwaarder dan het belang van [eiser] . Temeer nu hij momenteel gewoon zijn reguliere loon ontvangt, terwijl hij bovendien op dit moment arbeidsongeschikt is. Dat zou alleen anders zijn als desondanks sprake zou zijn van bijzondere omstandigheden aan de zijde van [eiser] . In dat verband heeft [eiser] gesteld dat zijn verblijfsstatus in gevaar komt en sprake zou zijn van discriminatie.
Verblijfsstatus
4.15.
[eiser] heeft aangevoerd dat zijn verblijfsstatus in gevaar is, maar Nexperia heeft onbetwist aangevoerd dat een non-actiefstelling de verblijfsvergunning niet direct in gevaar brengt. Dit levert dus geen bijzondere omstandigheid op die maakt dat [eiser] door Nexperia te werk moet worden gesteld.
Discriminatie op grond van ras
4.16.
[eiser] heeft gesteld dat sprake is van een concreet vermoeden dat sprake is van discriminatie op grond van afkomst dan wel ras. Naar het voorshands oordeel van de kantonrechter is dat in het bestek van deze procedure niet komen vast te staan. Daarvoor is allereerst van belang dat, zoals hiervoor is geoordeeld, Nexperia voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat een redelijke grond bestaat voor de ontbinding van de arbeidsovereenkomst van [eiser] en voor een non-actiefstelling. Verder is van belang dat ook twee werknemers met de Nederlandse nationaliteit de onderneming recentelijk, na het ingrijpen van de Minister en de Ondernemingskamer, hebben verlaten. Deze twee werknemers, de heren [betrokkene 9] en [betrokkene 9] , stonden net als [eiser] dichtbij [betrokkene 4] en Nexperia heeft ook aan hen daarom laten weten dat geen vertrouwen meer bestond in een verdere samenwerking. [betrokkene 9] en [betrokkene 9] zagen dit zelf kennelijk ook in en hebben ingestemd met de beëindiging van het dienstverband. De op non-actiefstelling van de twee Chinese collega’s die werkzaam waren in Duitsland maakt het voorgaande niet anders. Zij waren Management Assistentes van de geschorste CEO [betrokkene 4] , zodat het aannemelijk is dat voor hen geen werk meer voorhanden was. Kortom: de kantonrechter is van oordeel dat bij alle betrokken besluiten hooguit een verband bestaat met [betrokkene 4] en niet van een verband met discriminatie op grond van afkomst of ras.
Conclusie
4.17.
Uit het voorgaande volgt dat de vordering tot wedertewerkstelling wordt afgewezen.
Proceskosten
4.18.
Gelet op de relatie tussen partijen zullen de proceskosten tussen hen worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter, rechtdoende als voorzieningenrechter,
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.2.
compenseert de kosten van de procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. van der Boon en in het openbaar uitgesproken op 16 december 2025.

Voetnoten

1.Hof Amsterdam (Ondernemingskamer) 13 oktober 2025, ECLI:NL:GHAMS:2025:2752.
2.HR 12 mei 1989, ECLI:NL:HR:1989:AC2497, rov. 3.2
3.In 2020 heeft [betrokkene 4] WSS opgericht. WSS is gevestigd in Shanghai en exploiteert een productiefaciliteit voor wafers, waar een gedeelte van de front end-productie van Nexperia is ondergebracht.